ECLI:NL:TGDKG:2022:112 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/696632 / DW RK 21/41 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:112
Datum uitspraak: 01-06-2022
Datum publicatie: 01-06-2022
Zaaknummer(s): C/13/696632 / DW RK 21/41 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder mocht beslag leggen op de inventaris en voorraden van klaagster. De kamer kan niet vaststellen of er teveel goederen in beslag zijn genomen. De rechtbank heeft in de door klaagster aangespannen bodemprocedure vastgesteld dat het gelegde beslag niet onnodig of onrechtmatig is geweest. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 juni 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 januari 2021 met zaaknummer C/13/688466 DW RK 20/411 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/696632 / DW RK 21/41 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

gevestigd te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

1. [  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 augustus 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 en een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 november 2020, is op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 januari 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 25 januari 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 april 2022 alwaar de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 1 juni 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van 9 april 2020 heeft de voorzieningenrechter te [  ] verlof verleend om ten laste van klaagster conservatoir pauliana beslag te leggen op de inventaris en voorraden die zich bevinden in de modewinkel aan het adres [  ] te [  ], tot een executiewaarde van € 60.000,-, welk beslag na de vernietiging als bedoeld in artikel 737 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) overgaat in een conservatoir verhaalsbeslag ten laste van [  ], met begroting van die vordering op € 60.000,-.

-           Op 16 en 17 april 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 conservatoir pauliana beslag gelegd op roerende zaken ex artikel 737 Rv ten laste van klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a:  gerechtsdeurwaarder sub 1 teveel goederen in beslag heeft genomen en daarmee buiten de reikwijdte van het verlof is getreden;

b: de voorwaarden die door of namens de beslaglegger zijn gesteld aan een doorverkoopregeling niet acceptabel zijn;

c: gerechtsdeurwaarder sub 1 willens en wetens ten onrechte beslag op de goederen in het pand van een derde heeft gelegd;

d: gerechtsdeurwaarder sub 1 zich leugenachtig heeft uitgelaten over de medewerking van de beslagene aan de beslaglegging;

e: gerechtsdeurwaarder sub 1 onrechtmatig en onzorgvuldig heeft gehandeld met als gevolg dat er veel schade is ontstaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De klacht is gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. Ook wordt door klaagster de naam van [  ] genoemd, maar hij is blijkens het register van gerechtsdeurwaarders geen (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft in het verweerschrift aangegeven verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van het dossier van klaagster en de besluitvorming. De in aanhef genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de vertegenwoordiger van de beslagene op het moment van de beslaglegging geen recente of kloppende voorraadlijst beschikbaar had. Gelet hierop en op basis van twee vooraf gemaakte inschattingen van de waarde van de voorraad is gerechtsdeurwaarder sub 1 overgegaan tot het opschrijven van de gehele voorraad. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft geen beslag gelegd op het deel van de inventaris dat meer of minder duurzaam met het pand is verbonden. Indien zou blijken dat er teveel handelsvoorraad in beslag was genomen, had de beslagene opheffing kunnen vorderen bij de voorzieningenrechter. Niet gebleken dan wel met stukken onderbouwd is dat er teveel aan voorraad in beslag is genomen dan wel dat om opheffing van het beslag ten aanzien van een (groot) deel van de voorraad is verzocht.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat dit klachtonderdeel niet het tuchtrecht raakt, maar een civielrechtelijke kwestie betreft. Dat betekent dat de kamer daarover niet kan oordelen, maar dat dat is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat gerechtsdeurwaarder sub 1, conform het verlof van de voorzieningenrechter van 9 april 2020, beslag heeft gelegd op de inventaris en voorraad van de winkel aan het adres [  ] te [  ]. Het betreft één winkel die is gevestigd in twee naast elkaar gelegen panden. Wanneer een gerechtsdeurwaarder aankondigt beslag te komen leggen op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, is het aan de derde om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, zelfs indien gestaafd door bewijsstukken, noopt de gerechtsdeurwaarder nog niet om van het beslag af te zien. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op de betreffende inventaris en winkelvoorraad te leggen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d ontkent gerechtsdeurwaarder sub 1 in het verweerschrift uitdrukkelijk dat hij zich leugenachtig heeft uitgelaten. Niet in geschil is dat de vertegenwoordiger van de beslagene ten tijde van de beslaglegging geen recente of kloppende voorraadlijst beschikbaar had. In het proces-verbaal van 24 april 2020 houdende de meer bijzondere aanduiding van in beslag genomen zaken ex artikel 443 Rv, is opgenomen dat de heer [  ] desgevraagd aangaf niet in staat te zijn actuele voorraadlijsten te overhandigen. Dat in het proces-verbaal geen reden voor het niet kunnen overhandigen van actuele voorraadlijsten is opgenomen maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder zich leugenachtig heeft uitgelaten. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarders zowel in de voorbereiding, de uitvoering en nazorg rechtmatig en zorgvuldig hebben gehandeld. Voor zover klaagster stelt dat zij in aanmerking komt voor schadevergoeding dient zij zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat uit alle aangedragen stukken onomstotelijk vaststaat dat het hier twee strikt gescheiden winkels betreft waarin twee verschillende ondernemingen waren en zijn gevestigd. De registraties bij de Kamer van Koophandel zijn hier ook overduidelijk in. Klager heeft meermalen telefonisch gesproken met de heer [  ], die nu opeens geen gerechtsdeurwaarder blijkt te zijn. Noch de heer [  ], noch de heren [  ] of [  ] hebben enige terughoudendheid betracht en zijn voor de volledige blokkering van beide winkels gegaan en hebben op deze manier onnodige schade toegebracht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer overweegt hierbij dat klaagster is gevestigd op het adres [  ] te [  ]. De voorzieningenrechter heeft verlof verleend om ten laste van klaagster beslag te leggen op de inventaris en voorraden op het adres [  ] te [  ]. De kamer kan niet vaststellen of er teveel goederen in beslag zijn genomen. De rechtbank heeft in de door klaagster aangespannen bodemprocedure vastgesteld dat het gelegde beslag niet onnodig of onrechtmatig is geweest.

7.2 Ten aanzien van het standpunt van klaagster met betrekking tot de heer [  ], heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegelicht dat nooit is gezegd dat de heer [  ] gerechtsdeurwaarder is. De heer [  ] is als regiehouder werkzaam op het gerechtsdeurwaarderskantoor en coördineert executies en grotere beslagzaken.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.