ECLI:NL:TGDKG:2022:111 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/696431 / DW RK 21/34 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:111
Datum uitspraak: 01-06-2022
Datum publicatie: 01-06-2022
Zaaknummer(s): C/13/696431 / DW RK 21/34 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Een gerechtsdeurwaarder is gehouden om de gemeente te informeren indien er een vermoeden is ontstaan dat iemand niet (meer) woonachtig is op een adres. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 juni 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 januari 2021 met zaaknummer C/13/689246  DW RK 20/445 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/696431 / DW RK 21/34 LvB/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 november 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 januari 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 januari 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 april 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 1 juni 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 24 oktober 2019 een bezoek gebracht aan het adres van klager om een exploot uit te brengen. Klager werd niet thuis getroffen en het exploot is achtergelaten in de brievenbus van klager.

-           Op 30 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder het exploot retour ontvangen met de mededeling ‘unknown’.

-           Klager werd eerder drie maal bezocht door een gerechtsdeurwaarder van [  ]. Klager werd nimmer thuis getroffen. Evenmin heeft klager naar aanleiding van uitgebrachte exploten gereageerd.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 november 2019 bij het bevolkingsregister van de gemeente [  ] een melding gedaan dat klager niet meer woonachtig was op het adres [  ] te [  ].

-           Op 7 mei 2020 heeft de gemeente [  ] aan klager bericht te registreren dat klager niet langer op bovengenoemd adres woont.

-           Op 22 juli 2020 heeft de gemeente [  ] aan klager bericht dat op grond van de door klager aangevoerde bewijsstukken het besluit van 7 mei 2020 wordt ingetrokken en dat klager met terugwerkende kracht weer wordt ingeschreven op bovengenoemd adres.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder opzettelijk een rapport heeft vervalst. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met de werkelijkheid onjuiste zaken verklaard of benoemd. Dat klager niet thuis was toen de gerechtsdeurwaarder aan zijn deur kwam is de reden dat klager de deur niet heeft geopend. Klager heeft veel problemen gekregen doordat hij werd uitgeschreven bij de gemeente.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 In artikel 2.34 van de wet BRP is het volgende bepaald. Een bestuursorgaan dat in verband met de verstrekking van een authentiek gegeven uit de basisregistratie gerede twijfel heeft over de juistheid van dat gegeven, doet hiervan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente. Bij het verrichten van de aan hem opgedragen ambtshandelingen is de gerechtsdeurwaarder een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van deze artikelen heeft de gerechtsdeurwaarder op 8 november 2019 de gemeente [  ] verzocht klagers adres in onderzoek te nemen. Vastgesteld moet worden dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd was de gemeente te verzoeken een adresonderzoek te verrichten naar het woonadres van klager.

4.3 De voorzitter beantwoordt de vraag of het ook redelijk was van de gerechtsdeurwaarder om in dit geval de gemeente te verzoeken een onderzoek in te stellen naar klagers adres, positief. Daarbij wordt overwogen dat klagers adres al drie maal eerder door gerechtsdeurwaarders is bezocht en dat klager nooit thuis werd aangetroffen. Daarnaast heeft klager geen actie ondernomen naar aanleiding van de uitgebrachte exploten. Ook op

24 oktober 2019 werd klager wederom niet thuis getroffen. Vervolgens werd de envelop waarin het exploot werd achtergelaten teruggestuurd naar [  ] met daarop de vermelding ‘unknown’. Vastgesteld wordt dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de gemeente het verzoek te doen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder klager willens en wetens opzettelijk en disproportioneel heeft beschadigd en in de problemen heeft gebracht. De gerechtsdeurwaarder is niet in de woning van klager geweest, maar kon wel van buiten naar binnen kijken en dan constateren dat het huis van klager bewoond werd. Klager stelt dat hij de brief met opschrift ‘unknown’ niet kent. Het exploot is op 24 oktober 2019 kennelijk in een verkeerde brievenbus gestopt. De brievenbus van klager aan de deur is dichtgespijkerd. Het naambordje van klager bij de brievenbus op de begane grond is er al vier keer afgehaald. De gerechtsdeurwaarder heeft de gemeente ten onrechte geïnformeerd dat klager niet meer op zijn adres woonde.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer overweegt hierbij dat de gerechtsdeurwaarder gehouden is om de gemeente te informeren indien er een vermoeden is ontstaan dat iemand niet (meer) woonachtig is op een adres. De gemeente heeft vervolgens op verzoek van de gerechtsdeurwaarder een onderzoek ingesteld naar het woonadres van klager en klager uit het betreffende adres geschreven. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W.D. Bom en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.