ECLI:NL:TGDKG:2022:11 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/695534 / DW RK 21/2 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:11
Datum uitspraak: 28-01-2022
Datum publicatie: 22-02-2022
Zaaknummer(s): C/13/695534 / DW RK 21/2 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De handelwijze van de gerechtsdeurwaarder is in strijd met artikel 2 van de algemene voorwaarden van de gerechtsdeurwaarder. Voorts beklaagt klager zich erover dat de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met artikel 3 van de Verordening beroeps en gedragsregels. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 december 2020 met zaaknummer C/13/688314 DW RK 20/408 JT/RH en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/695534 / DW RK 21/2 MdV/SM  ingesteld door:

[   ], h.o.d.n. [   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 10 augustus 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op   21 oktober 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 22 december 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van    22 december 2020. Bij brief, ingekomen op 3 januari 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 december 2021 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is nader bepaald op 28 januari 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           de gerechtsdeurwaarder heeft sinds 2018 een aantal vorderingen ter incasso in behandeling in opdracht van klager, te weten van [   ], [   ], [   ], [   ] en [   ].

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich – samengevat – erover dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld in het dossier van [   ], [   ] en [   ] (voornoemd). De handelwijze is in strijd met artikel 2 van de algemene voorwaarden van de gerechtsdeurwaarder. Klager maakt bezwaar tegen de bedragen die hem in rekening zijn gebracht. Klager heeft schade geleden en houdt de gerechtsdeurwaarder daarvoor verantwoordelijk. Tevens is de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor zijn medewerkers. De gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met artikel 3 van de Verordening beroeps en gedragsregels.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Voorop wordt gesteld dat klager en de gerechtsdeurwaarder een zakelijke relatie hebben. Indien klager van mening is dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende heeft gepresteerd ten opzichte van de hoogte van de verstuurde declaraties en hij daardoor schade heeft geleden zal hij zich moeten wenden tot de bevoegde rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.3 Klager heeft in zijn klacht een beschrijving gegeven van de informatie uitwisseling in het dossier [   ]. Vastgesteld kan worden dat er sprake is van miscommunicatie over het te vorderen bedrag, maar nu beide partijen de gevoerde correspondentie niet of slechts gedeeltelijk in het geding hebben gebracht, kan geen oordeel worden geveld door wie de miscommunicatie is veroorzaakt. De klacht stuit hierop af.

4.4 Ten aanzien van het dossier [   ] heeft klager gesteld dat de rechtbank op 17 januari 2019 de zaak heeft doorverwezen naar de rolzitting van 11 februari 2020, alwaar de gerechtsdeurwaarder als gemachtigde zich schriftelijk dient uit te laten middels een conclusie van repliek. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht een conclusie van repliek in te dienen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit echter geweigerd. Hij heeft een bericht naar de rechtbank gestuurd waarin hij namens klager uitstel heeft verzocht en hij heeft verzocht aan te geven dat er een akte uitlating producties kan worden genomen. Hiermee was klager het niet eens en daarom heeft hij zelf een conclusie van repliek ingediend bij de rechtbank. Daarna heeft de gerechtsdeurwaarder aan de rechtbank bericht dat hij niet langer voor klager optreedt. De voorzitter overweegt hierover als volgt. Uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat de rolbeslissing van 17 januari 2019, moet zijn 7 januari 2020, niet juist was. Er werd bij die rolbeslissing uitstel verleend voor het indienen van een conclusie van repliek. Dit kon niet juist zijn aangezien op 23 oktober 2019 al een conclusie van repliek was genomen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit aan klager bij e-mail van 30 januari 2020, 31 januari 2020 en 6 februari 2020 bericht en meegedeeld dat er slechts een akte uitlating producties kan worden genomen. Vervolgens heeft klager, met passering van de gemachtigde gerechtsdeurwaarder een conclusie van repliek bij de rechtbank ingediend. Dat de gerechtsdeurwaarder hierop vervolgens alle werkzaamheden, waaronder ook die in het dossier [   ], voor klager heeft opgezegd kan dan ook niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder tijdens het uitvoeren van de opdrachten met betrekking tot [   ], [   ] en [   ] niet of onvoldoende de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dat met de belangen van klager geen rekening is gehouden. Bovendien is de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder in strijd met artikel 2 van de algemene voorwaarden van de gerechtsdeurwaarder. Klager is tevens van mening dat de gerechtsdeurwaarder, alsmede zijn ondergeschikten aansprakelijk zijn voor de schade die klager heeft geleden, nu het aan de gerechtsdeurwaarder is om erop toe te zien dat zijn medewerkers beschikken over de vereiste bekwaamheid om de aan hen opgedragen werkzaamheden uit te voeren.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klager overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.