ECLI:NL:TGDKG:2022:109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702984 DW RK 21/236 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:109
Datum uitspraak: 16-05-2022
Datum publicatie: 17-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/702984 DW RK 21/236 MdV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vordering betreft een niet betaalde tankbeurt. Omdat klager bij zijn standpunt bleef dat de vordering onterecht was, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de opdrachtgever te adviseren om ofwel klager te dagvaarden ofwel de vordering in te trekken. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder met de sommatiebrief oneigenlijke druk uitgeoefend op klager mede door de suggestie van een zekere uitkomst van een gerechtelijke procedure te suggereren, die niet op voorhand vaststaat. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/702984 DW RK 21/236 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 juni 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (medewerkers van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 4 april 2022 alwaar klager met zijn partner en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 mei 2022.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 22 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een vordering naar klager verzonden wegens het afnemen van brandstof zonder daarvoor te betalen.

-           Bij e-mail van 25 februari 2021 heeft klager de vordering betwist en verzocht om bewijsmateriaal teneinde aangifte te kunnen doen bij de politie wegens het misbruik maken van het kenteken van klager.

-           Bij brief van 28 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de vordering nogmaals aan klager verzonden, met daarbij twee bijlagen van het tankstation.

-           Bij brief van 19 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder de vordering herhaald met een betaaltermijn van vijf dagen en beschrijving van de gevolgen van het niet voldoen van de vordering.

-           Op 20 mei 2021 heeft klager aangifte van oplichting gedaan bij de politie.

3. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem blijft aanschrijven voor een vordering ter zake een niet betaalde tankbeurt, zonder te bewijzen dat het werkelijk om klager gaat. Klager kan met bewijs aantonen dat hij op de betreffende datum en tijdstip elders met zijn voertuig was. Verder beklaagt klager zich erover dat de toon in de brieven van de gerechtsdeurwaarder dwingend en dreigend is.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Niet in geschil is dat klager zich heeft verweerd tegen de vordering die de gerechtsdeurwaarder probeert te innen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter onderbouwing van de vordering slechts een bonnetje en een getuigenverklaring van twee medewerkers van het pompstation overgelegd. Omdat klager bij zijn standpunt bleef dat de vordering onterecht was, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de opdrachtgever te adviseren om ofwel klager te dagvaarden ofwel de vordering in te trekken. De kamer overweegt hierbij dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar bevoegd is om kentekengegevens op te vragen bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer teneinde de kentekenhouder te achterhalen, maar dat deze bevoegdheid is gegeven ten behoeve van de voorbereiding van een dagvaarding in de civielrechtelijke procedure. Het staat de gerechtsdeurwaarder – nadat hij de RDW heeft geraadpleegd - dan ook niet vrij om aanmaningen te blijven sturen, althans een langdurig minnelijk traject te voeren, zonder duidelijk zicht op het uitbrengen van een dagvaarding. Ter zitting is niet gebleken dat de opdrachtgever voornemens was op korte termijn een civiele procedure te starten, nog los van de vraag of er voldoende bewijs voorhanden was dat klager inderdaad zonder te betalen was weggereden bij het betreffende tankstation. Sterker, ter zitting is van de zijde van de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het dossier pas was geagendeerd voor begin oktober 2022, terwijl klager in de tussentijd steeds in het ongewisse zou blijven. Bovendien staat in de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 mei 2021 dat het tankstation bij de rechter de veroordeling tot betaling van klager kan eisen en dat de kosten voor deze rechtsgang op klager worden verhaald. Het is onjuist dat als een debiteur niet betaalt en de vordering aan de rechter wordt voorgelegd, dit automatisch betekent dat de debiteur de kosten moet betalen. De vordering zal eerst door de rechter moeten worden toegewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft hiermee oneigenlijke druk uitgeoefend op klager mede door de suggestie van een zekere uitkomst van een gerechtelijke procedure te suggereren,  die niet op voorhand vaststaat.

5.3 De kamer zal de klacht gelet op voorgaande gegrond verklaren. De kamer acht de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden.

5.4 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

5.5 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.