ECLI:NL:TGDKG:2022:106 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/709981 / DW RK 21/518 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:106
Datum uitspraak: 16-05-2022
Datum publicatie: 17-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/709981 / DW RK 21/518 MdV/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het leggen van bankbeslag. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 november 2021 met zaaknummer C/13/701783 DW RK 21/180 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/709981 / DW RK 21/518 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 10 mei 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij brief, ingekomen op 7 juli 2021. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 augustus 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 november 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 18 november 2021 aan klaagster toegezonden. Bij brief, ingekomen op 19 november 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 4 april 2022. Klaagster is, met kennisgeving, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, zonder kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 mei 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 23 december 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ABN Amro Bank N.V. ten laste van klaagster.

-           Bij brief van 31 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een overzicht van de openstaande vorderingen verstrekt en verzocht om bankafschriften van de afgelopen drie maanden teneinde eventueel een bedrag terug te kunnen storten.

-           Hierop heeft klaagster bij brief van 3 januari 2021 gereageerd.

-           Bij brief van 5 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals verzocht om bankafschriften van de afgelopen drie maanden.

-           Bij brief van 6 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een inkomsten- en uitgavenformulier aan klaagster verzonden met het verzoek deze ingevuld retour te zenden.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag op haar bankrekening heeft gelegd terwijl hij op de hoogte is van haar financiële situatie en er nu huurachterstand is ontstaan. De gerechtsdeurwaarder weigert het ingehouden geld terug te storten, terwijl zij heeft aangetoond dat de huur € 655,73 per maand bedraagt, aldus klaagster.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een medewerker van een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De voorzitter stelt voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op de bankrekening van klaagster te leggen. Voor 1 januari 2021 gold voor beslag op een bankrekening geen algemene beperking in verband met de beslagvrije voet regeling, die ziet op beslag op een periodieke uitkering. Sinds 1 januari 2021 geldt wel een beslagvrij bedrag, maar daar was voorheen nog geen sprake van. Wel was het voor 1 januari 2021 mogelijk, als aannemelijk was dat geëxecuteerde door het beslag niet kon beschikken over een uitbetaalde periodieke betaling met als gevolg dat zij niet in de primaire levensbehoefte kon voorzien, een beslagvrije voet te hanteren bij een bankbeslag. Daartoe dient de gerechtsdeurwaarder wel inzicht te hebben in de financiële situatie waarvoor hij informatie kan opvragen bij geëxecuteerde. Klaagster heeft, ondanks meerdere verzoeken van de gerechtsdeurwaarder hiertoe, niet de gevraagde gegevens verstrekt teneinde een beslagvrije voet te kunnen berekenen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij wel degelijk in augustus, september en december 2020 de gevraagde stukken, zoals bankafschriften en in- en uitgavenformulieren, correct aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden. Zowel telefonisch als schriftelijk heeft klaagster meerdere malen inzicht gegeven in haar financiële- en gezondheidssituatie. Toch heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op het hele maandinkomen van klaagster gelegd, waardoor er tot op heden huurachterstand is ontstaan. De gerechtsdeurwaarder dient rekening te houden met de beslagvrije voet en het teveel geïnde bedrag terug te storten.

6.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat zij meermalen een betalingsvoorstel gedaan, waarop geen reactie is gekomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klacht vermeld onder 6.2.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

ESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.