ECLI:NL:TGDKG:2022:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/709789 / DW RK 21/513 MdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:105
Datum uitspraak: 16-05-2022
Datum publicatie: 17-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/709789 / DW RK 21/513 MdV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Niet onderbouwd is dat de gerechtsdeurwaarder klager agressief heeft benaderd. Er is steeds tijdig en correct op e-mails gereageerd. Uit de overgelegde producties valt niet af te leiden dat klager (meermalen) heeft verzocht om specificaties van de verrichte betalingen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 oktober 2021 met zaaknummer C/13/700475 / DW RK 21/142 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/709789 / DW RK 21/513 MdV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 april 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 mei 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 26 oktober 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 29 oktober 2021 aan klager toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 november 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van

4 april 2022 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 mei 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

De kamer volgt het primaire standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard niet. Het verzet is weliswaar pas op

15 november 2021 door de kamer ontvangen, maar klager heeft met het afgeven van zijn verzetschrift bij de centrale balie op 12 november 2021 tijdig verzet ingediend.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 14 februari 2020 van de kantonrechter te [  ] is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag. 

-           Bij exploot van 12 maart 2020 is het vonnis van 14 februari 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 8 april 2020 is ten laste van klager beslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank U.A. en de Public limited company Barclays Bank Ireland Plc.

-           Bij brieven van 11 en 27 mei 2020 is klager in de gelegenheid gesteld een regeling te treffen teneinde verdere maatregelen te voorkomen. Hierop heeft klager niet gereageerd.

-           Op 30 juni 2020 is ten laste van klager beslag gelegd onder de Belastingdienst.

-           Bij brief van 18 december 2020 is desgevraagd een specificatie aan klager verzonden, met het verzoek een onderbouwd betalingsvoorstel toe te zenden.

-           Op 8 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de woning van klager.

-           Bij e-mail van 25 januari 2021 heeft klager een betalingsvoorstel van € 50,- per maand gedaan.

-           Bij e-mail van 26 januari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht zijn betalingsvoorstel te onderbouwen. Hierbij is aangegeven dat het betalingsvoorstel van klager, na ontvangst van de onderbouwing en een eerste betaling, met de opdrachtgever zal worden besproken.

-           Bij e-mail van 3 februari 2021 heeft klager voorgesteld een betaling van

€ 2.500,- tegen finale kwijting te voldoen. Bij e-mail van 10 februari 2021 heeft klager zijn e-mail gerappelleerd en aangegeven dat als niet akkoord wordt gegaan met het voorstel tegen finale kwijting, hij terugvalt op zijn eerdere betalingsvoorstel van betaling van € 50,- per maand.

-           Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd dat de opdrachtgever niet akkoord is gegaan met het betalingsvoorstel tegen finale kwijting. Klager is verzocht het totaal verschuldigde ad € 4.086,28 te voldoen of een onderbouwd betalingsvoorstel in te dienen.

-           Bij e-mail van 23 februari 2021 heeft klager voorgesteld om een betaling van 

€ 2.800,- tegen finale kwijting te doen. Bij e-mail van 8 maart 2021 heeft klager zijn e-mail gerappelleerd.

-           Bij e-mail van 8 maart 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd dat het voorstel van klager is voorgelegd aan de opdrachtgever en dat de gerechtsdeurwaarder in afwachting van een reactie is.

-           Bij e-mail van 12 maart 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd dat de opdrachtgever niet akkoord is gegaan met het voorstel tegen finale kwijting en is klager verzocht de volledige vordering te voldoen.

-           Bij e-mail van 12 maart 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder desgevraagd een specificatie van de vordering aan klager verzonden.

-           Bij e-mail van 26 maart 2021 heeft klager de gerechtsdeurwaarder voorgesteld om een betaling van € 3.500,- tegen finale kwijting te voldoen. Bij e-mails van 5 en 11 april 2021 heeft klager zijn e-mail gerappelleerd.

-           Bij e-mail van 12 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd dat het voorstel van klager nog in behandeling is bij de opdrachtgever.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: hem agressief heeft benaderd;

b: niet heeft gereageerd dan wel laat heeft gereageerd op e-mails;

c: niet heeft gereageerd op een betalingsvoorstel;

d: door kosten de verschuldigde geldsom heeft laten oplopen;

e: heeft aangedrongen op de verkoop van de woning terwijl dat niet in verhouding

zou staan met de hoogte van de vordering.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. De enkele niet nader door klager onderbouwde stelling is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met een algemeenheid zonder nadere toelichting of onderbouwing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven of e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn van veertien dagen beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij binnen een redelijke termijn op de brieven van klager heeft gereageerd. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter als volgt. Een schuldenaar is ingevolge artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit brengt mee dat de schuldeiser, de opdrachtgever dus, gedeeltelijke nakoming kan weigeren. Een betalingsregeling is dus een mogelijkheid voor een schuldenaar om zonder (meer) bijkomende kosten de vordering te kunnen voldoen. Het aanbieden van een betalingsregeling is geen verplichting van de opdrachtgever of de gerechtsdeurwaarder. In dit geval heeft de opdrachtgever kennelijk niet ingestemd met de door klager voorgestelde betalingsregelingen. Klager kan dat de gerechtsdeurwaarder niet tegenwerpen. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 12 april 2021 geïnformeerd dat het door klager gedane betalingsvoorstel van 26 maart 2021 reeds aan de opdrachtgever is voorgelegd. De opdrachtgever moet dus nog reageren op dit voorstel en dat kan klager niet aan de gerechtsdeurwaarder wijten. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter als volgt. Klager is op 14 februari 2020 bij vonnis veroordeeld en heeft nadien nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. De door de gerechtsdeurwaarder gelegde beslagen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 BW met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. De kosten die daarvoor door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebracht zijn, zijn conform de daarvoor geldende regeling (Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders) berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken zodat naar het oordeel van de voorzitter dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.6 Betreffende klachtonderdeel e geldt dat ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag de beslaglegger aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Het is echter niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter. De klacht van klager stuit hier op af.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat de volgende gronden aangevoerd.

6.1 De gerechtsdeurwaarder heeft klager onvriendelijk en af en toe zelfs agressief benaderd.

6.2 Het duurde steeds zeer lang voordat de e-mails van klager werden beantwoord en vervolgens verwachtte de gerechtsdeurwaarder wel direct een reactie van klager. Op verschillende e-mails heeft klager geen antwoord gekregen. Telefonisch was de gerechtsdeurwaarder niet bereikbaar en klager werd op zijn verzoeken ook niet teruggebeld. Bovendien is het kantoor van de gerechtsdeurwaarder tijdens een beperkt aantal uren in de ochtend telefonisch bereikbaar.

6.3 De kosten zijn onnodig opgelopen door de vertragingen die de gerechtsdeurwaarder heeft veroorzaakt.

6.4 De gerechtsdeurwaarder heeft nog steeds geen duidelijk overzicht gegeven van de ontvangen betalingen. Klager is van mening dat hij het volledig verschuldigde bedrag reeds heeft voldaan.

6.5 Klager heeft geen rekening bij de Barclays Bank.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klacht vermeld onder 6.5.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer overweegt hierbij dat uit de overgelegde producties niet valt af te leiden dat klager (meermalen) heeft verzocht om specificaties van verrichte betalingen. Verder blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder steeds tijdig en correct op e-mailberichten van klager heeft gereageerd.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.W.D. Bom en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.