ECLI:NL:TGDKG:2022:102 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/706372 / DW RK 21/387 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:102
Datum uitspraak: 06-05-2022
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/706372 / DW RK 21/387 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Oorspronkelijke beslissing over het innen van een vordering nadat was gebleken dat geen schone lei verklaring was verleend blijft in stand. 

Beslissing van 6 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 augustus 2021 met zaaknummer C/13/697154 / DW RK 21/55 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/706372 / DW RK 21/387 MdV/RH ingesteld door:

[..] ,

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 februari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

1 april 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van

10 augustus 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail van 20 augustus 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 2 september 2021 heeft klager de gronden van het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 maart 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Op verzoek van klager is hij in de gelegenheid gesteld telefonisch

gehoord te worden. Op het aangegeven tijdstip heeft klager de telefonische oproep echter niet beantwoord. De uitspraak is bepaald op 6 mei 2022 .

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 13 december 2007 is klager veroordeeld een vordering te voldoen van KPN B.V.;

-           op 8 januari 2008 is dit vonnis aan klager betekend;

-           op 26 november 2008 is over klager WSNP uitgesproken en heeft GGN de bewindvoerder verzocht de onderhavige vordering te plaatsen op de lijst van erkende debiteuren; 

-           op 20 maart 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gemaand de vordering binnen vijf dagen te voldoen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. de vordering is destijds door de eerste gerechtsdeurwaarder retour gezonden aan KPN als niet inbaar;

b. de schuld is niet uit handen gegeven aan incassobureau Intrum omdat deze schuld is afgeboekt en na 13 jaar niet meer wordt gevorderd;

c. het vonnis wordt uitgevoerd om de simpele reden dat er een vonnis is en om inkomsten te genereren in deze coronatijd.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en c. wordt als volgt overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift gesteld dat geen schone lei verklaring is afgegeven aan klager vanwege toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van klager. Dit is gebleken uit de brief van 30 mei 2012 van de bewindvoerder, die zich bij de stukken bevindt die de gerechtsdeurwaarder in het geding heeft gebracht. Dit is iets anders dan dat de vordering als niet inbaar aan de schuldeiser is geretourneerd. Dit zou anders zijn geweest indien aan klager een schone lei verklaring was afgegeven. Klager heeft ook overigens niet aangetoond dat de vordering als oninbaar is afgeboekt door KPN B.V.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat de vordering is gecedeerd aan Lindorff Purchase B.V. De rechtsopvolger van Lindorff Purchase B.V. is Intrum Justitia Nederland B.V., waarvan de rechtsopvolger Intrum Nederland B.V. is aan wie de vordering thans toebehoort. Zoals hierboven onder 4.2 is overwogen, bestaat de vordering nog steeds. De gerechtsdeurwaarder handelt niet tuchtrechtelijk laakbaar door klager te confronteren met de bestaande vordering. Uit de brief van de bewindvoerder van 30 mei 2012 blijkt echter wel dat reeds 25,91%, te weten € 422,92 van deze vordering is voldaan.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 In de beslissing onder 4.2 (bedoeld zal worden 4.3) wordt aangegeven dat Intrum Justitita Nederland BV de rechtmatige eigenaar van de schuld is, maar waar is het bewijs hiervan? De gerechtsdeurwaarder heeft dit niet getoetst en daardoor is deze nalatig en laakbaar geweest. De plaatsvervangend voorzitter heeft dit klakkeloos overgenomen uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder, dit is eveneens nalatig en laakbaar.

5.2 Onder 4.2 (bedoeld zal worden 4.3) wordt gesteld dat een bedrag van € 422,92 in mindering is gebracht op de schuld. Als de plaatsvervangend voorzitter dit goed had gelezen, dan had hij kunnen zien dat dit bedrag een schuld betreft van Wehkamp en geen enkele betrekking heeft op de schuld van KPN, anders dan dat men de schuld van Wehkamp probeert te integreren in de schuld van KPN aangezien de schuld van Wehkamp verjaard is en niet in het vonnis voorkomt.

5.3 De brief van Modus Vivendi van 30 mei 2012 is afkomstig van Lindorff BV. De gerechtsdeurwaarder geeft hiermee aan dat Lindorff BV de rechtmatige eigenaar van de schuld is en niet Intrum Justitia Nederland BV.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.