ECLI:NL:TGDKG:2022:100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691203 / DW RK 20/511 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:100
Datum uitspraak: 06-05-2022
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/691203 / DW RK 20/511 MdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Oorspronkelijke beslissing over ministerieplicht en het (niet) plegen van valsheid in geschrifte blijft in stand. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 september 2022 met zaaknummer C/13/686338 / DW RK 20/328 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/691203 / DW RK 20/511 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 juli 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

14 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

Bij beslissing van 22 september 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 5 oktober 2020,  heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 maart 2022. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 6 mei 2022.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           op 13 januari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een dwangbevel van het CJIB van 18 december 2019 aan klager betekend;

-           op 6 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder bankbeslag gelegd op de rekening van klager;

-           op 21 april 2020 heeft klager een betalingsregeling aangeboden, deze is op 23 april 2020 door de gerechtsdeurwaarder bevestigd;

-           op 18 juni 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder geantwoord op de e-mail van klager van 16 juni 2020.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende:

a. de gerechtsdeurwaarder heeft onrechtmatig een opdracht aangenomen. De gerechtsdeurwaarder heeft strafbare feiten gepleegd door een onrechtmatige vordering op te eisen en te spelen voor eigen rechter;

b. de gerechtsdeurwaarder werkt willens en wetens mee aan valsheid in geschrifte;

c. de gerechtsdeurwaarder verwijst in zijn e-mail van 18 juni 2020 naar zijn opdrachtgever. Hij heeft een opdracht aangenomen zonder te kijken of de opdrachtgever een rechtsgeldig contract heeft met klager. Dit is namelijk niet het geval.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder [..] zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. het volgende. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg. Of de (hoogte van) de vordering rechtmatig is hoeft de gerechtsdeurwaarder niet te controleren. Op hem rust slechts de plicht om een marginale controle uit te oefenen ten aanzien van het bestaan en de hoogte van de vordering. De stelling van klager dat tussen hem en de opdrachtgever geen contract bestaat, is een stelling die klager moet voorleggen aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de voorzitter dat nergens uit is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder meewerkt aan het plegen van valsheid in geschrift. Klager heeft zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwd.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de voorzitter dat gelet op het hiervoor overwogene onder 4.2 het niet aan de gerechtsdeurwaarder is om vast te stellen of er sprake is van een rechtsgeldig contract tussen klager en de opdrachtgever. Dat de gerechtsdeurwaarder verwijst naar zijn opdrachtgever bij de beantwoording van de e-mail van klager, is daarom juist.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 Klager heeft geen contract afgesloten met de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Er is geen contract, klager handelt autonoom;

5.2 De gerechtsdeurwaarder is in dwaling;

5.3 Klager heeft geen ander gemachtigd om voor hem zaken waar te nemen. Klager wil het contract, de akte van cessie van de schuldeiser en ook de machtiging die hij zou hebben gegeven om een ander te laten handelen, zien.

5.4 De gerechtsdeurwaarder handelt wederrechtelijk en onrechtmatig en maakt misbruik van procesrecht. Zonder contract met een wilsverklaring is een vordering niet mogelijk. Door het ontbreken van een contract maakt de gerechtsdeurwaarder zich schuldig aan valsheid in geschrifte.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.