ECLI:NL:TDIVTC:2022:59 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/69

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2022:59
Datum uitspraak: 22-12-2022
Datum publicatie: 02-03-2023
Zaaknummer(s): 2021/69
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten dat zij bij de hond van klaagster tegen haar wens in en zonder haar toestemming een castratie heeft uitgevoerd. Ongegrond.

X                   klaagster,

tegen

dierenarts Y,  beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Bij de mondelinge behandeling van de zaak is alleen beklaagde verschenen. Klaagster heeft zich voor de zitting afgemeld. Na de hoorzitting is de zaak door het college in raadkamer besproken en is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij bij de hond van klaagster tegen haar wens in en zonder haar toestemming een castratie heeft uitgevoerd, met negatieve gevolgen (plasproblemen, vachtproblemen, geen mogelijkheid meer op nageslacht).

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Cocker Spaniel (reu) geboren op 23 mei 2015. 

3.2. Uit de stukken is gebleken dat de hond op 26 juli 2020 door klaagster bij haar broer ter verzorging is ondergebracht omdat klaagster een operatie moest ondergaan.

3.3. Gebleken is dat de broer van klaagster op 26 augustus 2020, dus ongeveer een maand nadat de hond ter verzorging bij hem was ondergebracht, telefonisch contact heeft opgenomen met de dierenartsenpraktijk waar beklaagde destijds werkzaam was. Aan een praktijkassistente is telefonisch verzocht een consult in te plannen om de hond te castreren. De afspraak is ingepland op 31 augustus 2020 en de broer heeft op verzoek de benodigde gegevens met betrekking tot de hond en zijn persoons- en contactgegevens per e-mail naar de praktijk verstuurd voor inschrijving. De broer heeft tegelijkertijd ook zijn hond bij de praktijk ingeschreven in verband met een jaarlijkse controle en vaccinatie.

3.4. Het door de broer van klaagster aan de praktijk verstuurde e-mailbericht luidt als volgt:

L.S,.

Zoals telefonisch afgesproken zend ik u hierbij de patiëntgegevens van bijgevoegde honden en van mijzelf.

Aangezien ik zelf momenteel niet mag autorijden, heb ik afspraken gemaakt met de dierenambulance op 31/8 a.s. de hond wordt op de gewenste tijd afgeleverd voor castratie.

's Middags als de hond opgehaald kan worden, wordt mijn hond gebracht waarna beide honden voor de jaarlijkse controle en entingen kunnen worden nagekeken.

Mijn persoonlijke gegevens zijn als volgt:

_ _ _ _ _

_ _ _ _ _

_ _ _ _ _   _ _ _ _ _

Telefoon:   _ _ _ _ _

Mobiel:      _ _ _ _ _

Voor 31/08 zal ik nog even afstemmen met de dierenambulance of de afspraken met hen goed doorgekomen zijn.

Met vriendelijke groeten,

_ _ _ _ _

3.5. Op 31 augustus 2020 is de hond door de dierenambulance naar de dierenartsenpraktijk gebracht voor de afgesproken castratie. De broer van klaagster is toen zelf niet mee naar de praktijk gekomen. Beklaagde heeft vervolgens de castratie uitgevoerd, nadat zij eerst een klinisch onderzoek heeft uitgevoerd en heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties voor de ingreep waren. Blijkens de stukken is de broer in de middag wel met de dierenambulance naar de praktijk meegekomen om de hond van klaagster op te halen en heeft hij toen zijn hond meegebracht voor de afgesproken jaarlijkse controle en vaccinatie. Het vaccineren van de hond van klaagster is overigens uitgesteld, omdat dit in combinatie met de ondergane operatie niet de voorkeur van beklaagde had.

3.6. Op enig moment hierna is klaagster ermee bekend geraakt dat haar hond een onomkeerbare operatieve castratie had ondergaan, waarvoor zij geen toestemming had verleend. Zij heeft hierover schriftelijk en per e-mail haar beklag bij de dierenartsenpraktijk gedaan. Dit heeft niet tot een vergelijk geleid. Klaagster is vervolgens de onderhavige tuchtprocedure tegen beklaagde gestart.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, danwel of zij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van haar beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Het college merkt in zijn algemeenheid op dat het in de dagelijkse praktijk vaker voorkomt dat een eigenaar niet bij machte of niet in de gelegenheid is om zelf met zijn of haar dier naar een consult te komen. Als er een buurvrouw, familielid, kennis of andere derde het dier vergezeld en bij de praktijk aanbiedt voor een afgesproken behandeling, brengt dit nog niet direct een onderzoeksplicht voor de dierenarts mee naar de vraag of het dier met instemming van de eigenaar wordt onderzocht en/of behandeld. De dierenarts mag er in beginsel vanuit gaan dat degene die zich als eigenaar c.q. beschikkingsbevoegde houder tijdens een consult presenteert dit ook is, tenzij er gegronde redenen zijn om hieraan te twijfelen.Overigensgeldt een dierenpaspoort of chipregistratie strikt genomen nog niet als eigendomsbewijs en dient het paspoort met chipnummer in de eerste plaats om het dier te kunnen identificeren.Voorts is in eerdere jurisprudentie bepaald dat een dier dat door een eigenaar voor langere tijd wordt ondergebracht bij een oppas aan wie de zorg voor het dier wordt toevertrouwd, deze als houder met de zorg voor het dier wordt belast en verantwoordelijk is voor het inroepen van benodigde veterinaire zorg. De hoofdregel is dus dat alleen bij twijfel over de vraag of een dierenarts wel met de eigenaar of beschikkingsbevoegd houder van een dier te maken heeft, er een nadere onderzoeksplicht voor de dierenarts geldt.  

5.3. Hier is sprake geweest van een uitzonderlijke situatie, waarbij een hond die niet eerder bij de praktijk was geweest, voor een afgesproken castratie zonder begeleider bij de praktijk werd aangeboden via de ingeschakelde dierenambulance, die enkel het vervoer heeft verzorgd. In een dergelijke situatie mag van een dierenartsenpraktijk extra oplettendheid en alertheid worden verwacht. Echter is het college in dit specifieke geval van oordeel dat beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt treft door geen nader onderzoek te hebben ingesteld naar het eigenaarschap van de hond. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afspraak voor de castratie telefonisch met de assistente van de praktijk is gemaakt en dat de opdracht vervolgens via een duidelijke e-mail is bevestigd, met daarbij gevoegd een kopie van het dierenpaspoort, waarover de opdrachtgever dus beschikte, en de vermelding van de volledige naam, adres- en contactgegevens van de opdrachtgever, dit alles om de hond bij de praktijk in te schrijven voor de ingreep. De afspraak is verder vijf dagen voor de castratie ingepland –het betrof geen spoedopdracht- en ook in die zin leek geen sprake van een abnormale gang zaken. Die voorbereidende administratieve werkzaamheden zijn door een assistente verricht die, naar beklaagde ter zitting heeft verklaard, normaliter volgens protocol ook de voor- en nadelen van een castratie met een eigenaar of houder bespreekt. Het college acht voorts met name niet onbegrijpelijk dat er geen wantrouwen is ontstaan omdat de achternaam van degene die als eigenaar in het paspoort van de hond stond vermeld, overeenkwam met de achternaam van de opdrachtgever van de castratie. Terzijde geldt dat beklaagde terecht heeft opgemerkt dat in paspoorten vermelde namen van eigenaren vaker niet corresponderen met degene die met een dier op consult komt (bijvoorbeeld als daarin de –andersluidende- naam van de partner wordt vermeld). Uit de stukken volgt verder dat het chipnummer van de hond bij aankomst op de praktijk is gecontroleerd en overeenkwam met de chipgegevens in het paspoort, waarmee het dier kon worden geïdentificeerd als zijnde de hond waarvoor de castratie stond ingepland. In de betreffende e-mail was overigens ook reeds aangekondigd dat de hond door de dierenambulance zou worden gebracht omdat de (vermeende) eigenaar op dat moment zelf geen auto mocht rijden. Al deze omstandigheden bij elkaar opgeteld is naar het oordeel van het college voorstelbaar geweest dat er bij beklaagde geen argwaan is ontstaan en geen twijfels zijn gerezen over de vraag of de opdrachtgever voor de castratie ook de eigenaar dan wel beschikkingsbevoegde houder van de hond was. Het voert dan in dit specifieke geval te ver om tuchtrechtelijke consequenties te moeten verbinden aan het feit dat beklaagde geen nader onderzoek naar het eigenaarschap van de hond heeft ingesteld en daarover geen contact meer met de opdrachtgever van de castratie heeft opgenomen.

5.4. Voor zover beklaagde nog wordt verweten dat zij van de castratie geen notitie heeft gedaan in het dierenpaspoort, betreft dit geen verplichting en doet het onvermeld laten van de castratie geen afbreuk aan de geldigheid van het paspoort. Beklaagde heeft toegelicht dat zij alleen op verzoek een dergelijke aantekening in het paspoort maakt, welk verzoek in dit geval niet is gedaan. Het college heeft geen redenen om dit in twijfel te trekken. Overige verwijten zijn naar het oordeel van het college niet van dien aard of van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.5 . Op grond van het vorenstaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. M.E.A. Cuppens-Joosten en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.