ECLI:NL:TDIVTC:2022:56 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/106

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2022:56
Datum uitspraak: 22-12-2022
Datum publicatie: 01-03-2023
Zaaknummer(s): 2021/106
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten niet adequaat te hebben gehandeld nadat zijn hulp werd gevraagd in verband met ziekteverschijnselen en sterfte onder de vissen van klager. Gegrond, waarschuwing.

X       klager,

tegen

Y,      beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Bij de mondelinge behandeling van de zaak op 29 september 2022 zijn beide partijen verschenen. Na de hoorzitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij niet adequaat heeft gehandeld nadat zijn hulp werd gevraagd in verband met ziekteverschijnselen en sterfte onder de vissen van klager.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Uit de stukken is gebleken dat klager in het bezit is van diverse Koikarpers en dat hij voorafgaande aan de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid al geruime tijd klant was bij beklaagde.

3.2. In juli 2020 werden een aantal vissen ziek en op 24 juli 2020 trof klager een eerste dode vis in zijn vijver aan, waarover hij beklaagde via Whatsapp een bericht heeft gestuurd met het verzoek om zo spoedig mogelijk langs te komen. Beklaagde heeft op dit bericht blijkens de overgelegde Whatsapp correspondentie wel gereageerd, maar heeft geen visite afgelegd.

3.3. Op 30 juli 2020 waren er nog steeds vissen ziek. Klager heeft op die dag aan beklaagde een Whatsapp bericht gestuurd met de vraag of hij iemand kende die hem kon helpen. Daarop heeft beklaagde gereageerd met het bericht: “Ik kom dinsdag naar jou. Ben deze week nog op vakantie”.

3.4. Op dinsdag 4 augustus 2020 is beklaagde echter niet bij klager langs geweest. Klager heeft beschreven dat er in de daarop volgende dagen c.q. weken meerdere vissen zijn gestorven. Tussen partijen is in geschil of beklaagde hierna nog heeft getracht contact met klager op te nemen.

3.5. Uit de stukken volgt dat klager op 5 augustus 2020 de hulp van een specialist althans een  ander terzake kundig persoon met ervaring op het gebied van koikarpers heeft ingeroepen, die onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak van de ziekte en uitval onder de vissen. Kort gezegd is bij een inspectie gebleken dat er diverse vissen ernstige verwondingen hadden, die pasten bij een bacteriële infectie en is er na laboratoriumonderzoek een bacterie in het water gediagnosticeerd. De vissen zijn  behandeld met antibiotica door het visvoer en ook met betrekking tot het water is een behandeling ingesteld. Het college heeft begrepen dat de situatie uiteindelijk onder controle is gekomen en dat de ziekteverschijnselen onder de vissen zijn verholpen.

3.6. Klager heeft beklaagde aansprakelijk gesteld voor de sterfte onder zijn vissen en is de onderhavige tuchtprocedure gestart, waarin beklaagde wordt verweten dat hij geen gevolg heeft gegeven aan de hulpvraag om onderzoek te doen naar de ziekte onder de vissen.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de vissen van klager, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Tussen partijen is niet in geschil dat klager op 24 juli 2020 via Whatsapp contact heeft opgenomen met beklaagde omdat er sprake was van ziekteverschijnselen en een sterftegeval onder zijn vissen en dat aan beklaagde is verzocht zo spoedig mogelijk langs te komen. Hoewel beklaagde blijkens de stukken wel kort op dit bericht heeft gereageerd, is hij daarbij niet ingegaan op het verzoek om een visite af te leggen. Toen klager vervolgens op 30 juli 2020 weer een Whatsapp bericht naar beklaagde heeft gestuurd met de vraag of deze iemand kende die kon helpen, heeft beklaagde geantwoord dat hij (nog) op vakantie was en dat hij op dinsdag 4 augustus 2020 een visite zou afleggen. Dit is echter niet gebeurd. Beklaagde heeft toegelicht dat er op die dag op de praktijk een spoedoperatie moest worden uitgevoerd en dat hij een collega dierenarts moest vervangen. Hierdoor heeft de afspraak met klager niet kunnen doorgaan en door de hectiek op die dag is verzuimd om de met klager gemaakte afspraak af te zeggen. Klager stelt hierna op geen enkele wijze nog iets van beklaagde te hebben vernomen, reden waarom hij een ander deskundig persoon met ervaring op het gebied van koikarpers heeft ingeschakeld, die een inspectie en nader (bacteriologisch) onderzoek naar de ziekteverschijnselen en sterfte onder de vissen heeft uitgevoerd en vervolgens een succesvolle behandeling heeft ingesteld.

5.3. Naar het oordeel van het college kan beklaagde worden verweten geen of onvoldoende actie te hebben ondernomen naar aanleiding van de hulpvraag van klager althans dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat er, zonodig door een andere dierenarts, onderzoek is  gedaan naar de ziekteverschijnselen en sterfte onder de vissen. Hoewel beklaagde op 30 juli 2020 kennelijk op vakantie was, is gebleken dat hij de berichten met de hulpverzoeken van klager via Whatsapp wél heeft gelezen en daarop ook heeft gereageerd. Op 24 juli 2020 heeft klager melding gemaakt van ziekteproblemen en een sterftegeval onder zijn vissen en beklaagde verzocht zo spoedig mogelijk langs te komen en op 30 juli 2020 is aan beklaagde gevraagd of deze iemand kende die de vissen kon komen onderzoeken. De urgentie van de hulpverzoeken en de (mogelijke) ernst van de situatie heeft klager in zijn berichten naar het oordeel van het college voldoende benadrukt. Beklaagde heeft op het Whatsappbericht van klager d.d. 30 juli 2020 gereageerd met de mededeling dat hij op vakantie was en op 4 augustus 2020 zou langskomen, waarmee klager, zo heeft hij ter zitting bevestigd, akkoord was.Weliswaar gaat het college er vanuit dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij de afspraak op 4 augustus 2020 door een tussenkomend spoedgeval niet heeft kunnen nakomen, echter is niet gebleken noch aannemelijk gemaakt dat hij vervolgens zelf heeft besloten om alsnog zo spoedig mogelijk persoonlijk een visite af te leggen ofwel er voor zorg te dragen dat er een andere dierenarts spoedig ter plaatse onderzoek naar de ziekteverschijnselen zou doen, overigens ook niet nadat klager hem op 7 augustus 2020 een foto heeft toegestuurd van zijn gestorven meest geliefde en kostbare vis. Door niet adequaat te reageren op de hulpvraag van klager en geen verdere actie te ondernemen, heeft beklaagde naar het oordeel van het college een te afwachtende houding aangenomen en daarmee niet de zorgvuldigheid betracht die van hem als dierenarts mocht worden verwacht. In zoverre is de klacht gegrond. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. M.E.A. Cuppens-Joosten, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.