ECLI:NL:TDIVTC:2022:55 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/59

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2022:55
Datum uitspraak: 06-12-2022
Datum publicatie: 01-03-2023
Zaaknummer(s): 2022/59
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Niet ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager dient een nieuwe klacht in tegen een dierenarts, terwijl de eerdere tuchtprocedure tussen hen die op hetzelfde behandeltraject en feitencomplex zag al is afgedaan. Niet ontvankelijk.

X,       klager,      

tegen:

Y,       beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift. Na lezing ervan is besloten om de klacht zonder verdere stukkenwisseling in raadkamer te bespreken. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in dat beklaagde wordt verweten dat zij met betrekking tot de kat van klager tijdens een consult op 29 juni 2020 geen röntgenfoto heeft gemaakt, terwijl dit in haar praktijk mogelijk was, maar dat zij in plaats daarvan de kat heeft doorgestuurd voor een echografisch onderzoek elders, waardoor belangrijke tijd verloren kan zijn gegaan.

3. DE BEOORDELING

3.1. De klacht is gericht tegen beklaagde en ziet op hetzelfde feitencomplex als in zaaknummer 2020/87. Het college heeft in die zaak uitspraak gedaan op 4 november 2021 (ECLI:NL:TDIVTC:2021:57). Daarbij is de klacht ongegrond verklaard.  

3.2. Tegen die uitspraak is door klager hoger beroep ingesteld. Het Veterinair Beroepscollege heeft de klacht bij uitspraak VB 2021/19 dd.10 juni 2022 (ECLI:NL:TDIVBC:2022:4) alsnog deels gegrond verklaard met het opleggen van een waarschuwing aan beklaagde. In die beroepsprocedure werd door klager een nieuw klachtonderdeel naar voren gebracht, inhoudende dat beklaagde tijdens een consult op 29 juni 2020 geen röntgenfoto had gemaakt. Het Veterinair Beroepscollege overwoog dat dit klachtonderdeel voor het eerst in hoger beroep was voorgesteld en geen onderdeel was van de oorspronkelijke klacht in eerste aanleg. Aangezien het Veterinair Beroepscollege alleen kan oordelen over klachten die in het oorspronkelijke klaagschrift in eerste aanleg zijn voorgelegd, is klager met betrekking tot dit klachtonderdeel door het Veterinair Beroepscollege niet-ontvankelijk verklaard.

3.3. In het thans ingediende klaagschrift stelt klager dat hij naar aanleiding van de zitting en voormelde uitspraak van het Veterinair beroepscollege heeft vernomen dat hij een nieuwe klacht moest indienen met betrekking tot zijn ‘aanvulling’ bij het Veterinair beroepscollege die zag op de niet door beklaagde gemaakte röntgenfoto tijdens het consult op 29 juni 2020. Het college overweegt hierover als volgt.

3.4. Het college stelt voorop dat het aan de klagende partij is om aan het Veterinair Tuchtcollege te verwoorden en te specificeren wat de dierenarts wordt verweten met betrekking tot de aan zijn of haar dier verleende veterinaire zorg. In de genoemde reeds afgesloten tuchtprocedure zijn alle door klager jegens beklaagde aangevoerde klachtonderdelen besproken, hetgeen in hoger beroep tot een onherroepelijke afronding van de zaak heeft geleid. De thans ingediende klacht heeft betrekking op hetzelfde behandeltraject, dat zich heeft afgespeeld in de periode van 17 juni 2020 tot en met 29 juni 2020, waarbij er drie fysieke consulten bij beklaagde hebben plaatsgevonden (op 17,19 en 29 juni 2020) en er op 18 juni 2020 telefonisch contact tussen partijen is geweest. Naar het oordeel van het college had het op de weg van klager gelegen de thans geformuleerde nieuwe klacht in die eerdere procedure in eerste aanleg naar voren te brengen, hetgeen niet is gebeurd. Het ook in het tuchtrecht te hanteren beginsel van ne bis in idem brengt met zich dat het behandeltraject waarover reeds eerder is geklaagd en waarover met inachtneming van tuchtrechtelijke normen een eindbeslissing is gegeven, niet andermaal het voorwerp van berechting kan vormen. Om die reden is het college van oordeel dat de klacht niet meer voor behandeling in aanmerking komt. Daarbij is tevens in aanmerking genomen dat de dierenarts er in het kader van de rechtszekerheid gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat met de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege de tuchtprocedure tussen partijen was afgedaan en hoefde zij er geen rekening meer mee te houden nog geconfronteerd te worden met nieuwe verwijten die op hetzelfde behandeltraject en hetzelfde feitencomplex zien. Voor zover klager stelt naar aanleiding van de zitting en de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege te hebben begrepen dat hij een nieuwe klacht in zou moeten dienen, is dit niet in de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege te lezen.

3.5. Ook als de nieuw geuite klacht zou moeten worden aangemerkt als zijnde bedoeld als een herzieningsverzoek van de eerder door dit college gewezen uitspraak, leidt dit niet tot een andere conclusie. Daarbij wordt door het college aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 8:119 eerste lid, van de Awb, zoals het Veterinair Beroepscollege dat eerder deed in de uitspraak VB 14/10 d.d. 14 januari 2015 (ECLI:NL:TDIVBC:2015:3). Op grond van dat artikel is herziening slechts mogelijk op grond van feiten en omstandigheden die a) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak b) vóór de uitspraak niet bij verzoeker bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en c) tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Naar het oordeel van het college is niet aan deze criteria voldaan. Dat beklaagde op 29 juni 2020 geen röntgenfoto heeft gemaakt betreft geen feit dat niet bij klager bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn vóór de uitspraak van dit college, terwijl, als klager dit verwijt in de eerdere procedure in eerste aanleg wél naar voren had gebracht, dit in de visie van het college niet tot een andere uitspraak in eerste aanleg had kunnen leiden. Het rechtsmiddel van herziening is ook niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren hadden kunnen worden gebracht, alsnog naar voren te brengen en op die manier het debat te heropenen in de situatie dat de wél aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

3.6. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat de klacht niet voor verdere behandeling in aanmerking komt en zal klager in zijn klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.  Het klaagschrift met bijlagen is tezamen met een kopie van deze uitspraak ook aan beklaagde toegezonden, zodat zij hiervan kennis kan nemen, ook voor het geval klager tegen de onderhavige uitspraak hoger beroep zou instellen.

4. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart klager in zijn klacht niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden-dierenartsen drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.