ECLI:NL:TDIVTC:2022:43 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/73

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2022:43
Datum uitspraak: 15-09-2022
Datum publicatie: 09-11-2022
Zaaknummer(s): 2021/73
Onderwerp: Klachtambtenaarzaken
Beslissingen: Gegrond met boete
Inhoudsindicatie: Klachtambtenaarzaak. Dierenarts wordt verweten bij het couperen van staarten van runderen geen pijnstillende medicatie te hebben toegepast. Gegrond. Volgt geldboete van € 2.000, waarvan de helft voorwaardelijk.

De klachtambtenaar, bedoeld in artikel 8.15 lid 2, onderdeel b, van de Wet dieren,

hierna: de klachtambtenaar

tegen
 

X, hierna: beklaagde

gemachtigde: mr. ing. I.E. Boissevain.

1. DE PROCEDURE


Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek.

Partijen hebben ingestemd met schriftelijke afhandeling van de klacht. De zaak is door het college in raadkamer besproken en er is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT   

Beklaagde wordt verweten dat hij in de periode van 1 januari 2020 tot 12 december 2020 bij het couperen van staarten van runderen geen pijnstillende medicatie heeft toegepast. De klachtambtenaar heeft gevorderd beklaagde een onvoorwaardelijke boete van € 2.000,-- op te leggen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De klacht vindt zijn oorsprong in een melding van een toezichthoudend dierenarts van de NVWA, werkzaam op een slachthuis. De melding had betrekking op een op 30 oktober 2020 op het slachthuis aangevoerd koppel van 56 runderen, waarvan een groot deel een gecoupeerde en/of ontstoken staart had. Het was bij de NVWA bekend dat de runderen afkomstig waren van een veehouderij, met twee locaties, waar al sinds enkele jaren veel staartvertrappingen voorkwamen, in welk kader op dat moment een onderzoek door de Gezondheidsdienst lopende was. Beklaagde was bij dit bedrijf de begeleidend en verantwoordelijk dierenarts die de staartamputaties uitvoerde.

3.2. De toezichthoudend dierenarts op het slachthuis constateerde dat er op het aangeleverde VKI-formulier geen recente behandelingen met diergeneesmiddelen stonden vermeld.  Op grond hiervan is door de NVWA contact opgenomen met de veehouder en is hem gevraagd naar de medicatiehistorie van de op het slachthuis aangeboden runderen. De veehouder gaf aan dat de runderen na de staartcouperingen niet werden behandeld met antibiotica of met  pijnstillende medicatie. Aan de veehouder is verzocht om beklaagde, als zijnde de verantwoordelijk dierenarts voor de staartamputaties, hierover een schriftelijke verklaring te laten opstellen.

3.3. Op 26 november 2020 heeft de NVWA  via de veehouder een e-mailbericht met bijlagen ontvangen, met daarin opgenomen een verklaring van beklaagde. Beklaagde heeft daarin onder meer vermeld:

Verklaring staartamputatie bij bedrijf B.

Ik werd door familie B. gevraagd om een verklaring te schrijven omtrent staartamputatie. Dit staat omschreven in ons protocol als bijlage bij de BBP. Bijlage 1: protocol

Met vriendelijke groet,

V.P.

3.4. In de bijgevoegde bijlage is vermeld:

“…Amputatie protocol staarten bedrijf B.

Bij ernstig ontstoken staarten sacraal anesthesie met Procamidor totdat staart gevoelloos is. Daarna voor zover mogelijk amputeren met scalpel tot boven het ontstoken gedeelte van de staart. Meestal is dit onmogelijk en wordt daarna gekozen voor een elastrator elastiekje iets boven de amputatie. Na 24 uur wordt het elastrator elastiek verwijderd door de veehouder. Indien de wachttijd het toelaat voor de slacht wordt aanvullende therapie toegepast in de vorm van Peniyet en pijnstilling Novem. Deze methode heeft de voorkeur voor het volledig chirurgisch sluiten van de wond en van de staart omdat hierbij geen pus meer uit de wond kan lekken.”

3.5. Uit het praktijkprotocol bleek dus dat er bij het couperen van staarten niet standaard pijnstillende medicatie werd toegediend, maar alleen als de wachttermijn voor de slacht dat toeliet. 

3.6. De NVWA heeft op 9 december 2020 aan de veehouder onder meer kenbaar gemaakt dat de werkwijze van beklaagde met betrekking tot het couperen van staarten zonder toepassing van pijnstillende medicatie in strijd was met de intrinsieke waarde van de dieren. Vervolgens heeft beklaagde op 12 december 2020 een aangepast protocol naar de inspecteur van de NVWA verstuurd, met daarin opgenomen dat dieren, waarbij de staart wordt gecoupeerd, direct pijnstillende medicatie, Novem, toegediend krijgen. De tekst van het aangepaste protocol luidt:

Aangepaste amputatie protocol staarten bedrijf B.

Bij ernstig ontstoken staarten sacraal anesthesie met Procamidor totdat staart gevoelloos is. Daarna voor zover mogelijk amputeren met scalpel tot boven het ontstoken gedeelte van de staart. Meestal is dit onmogelijk en wordt daarna gekozen voor een elastrator elastiekje iets boven de amputatie. Na 24 uur wordt het elastrator elastiek verwijderd door de veehouder.… Deze methode heeft de voorkeur voor het volledig chirurgisch sluiten van de wond en van de staart omdat hierbij geen pus meer uit de wond kan lekken. De dieren krijgen gelijk pijnstilling toegediend in de vorm van Novem20. Indien nodig geacht wordt ook antibiotica toegediend in de vorm van Peniyet.”

3.7. Op 14 december 2020 heeft beklaagde van de NVWA per e-mail een aantal vragen over zijn (voormalige) werkwijze voorgelegd gekregen, op 4 januari 2021 is beklaagde door de inspecteur van de NVWA telefonisch gehoord en op 7 en 8 januari heeft beklaagde enkele logboekformulieren en visitebrieven naar de inspecteur van de NVWA verstuurd. De telefonisch door beklaagde op 4 januari 2021 afgelegde verklaring is door de inspecteur op schrift gesteld en naar beklaagde verzonden, om hem in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.

3.8. In zijn reactie van 28 januari 2021 heeft beklaagde onder meer geschreven dat het protocol speciaal was opgesteld voor het bedrijf in kwestie omdat daar vanwege vele staartvertrappingen noodzakelijkerwijs staarten moesten worden gecoupeerd en dat het eerder geldende protocol inmiddels was aangepast. Op 14 juni 2021 heeft beklaagde op verzoek logboekformulieren en visitebrieven naar de NVWA verstuurd, betrekking hebbend op de periode vanaf 1 januari 2020.

3.9. Op basis van de aangeleverde visitebrieven en logboekformulieren is door de NVWA geconcludeerd dat er van 1 januari 2020 tot 12 december 2020 door beklaagde bij het uitvoeren van staartamputaties geen pijnstillende medicatie was toegediend. De bevindingenen conclusies van de NVWA zijn neergelegd in een berechtingsrapport, dat is toegezonden aan de klachtambtenaar, die heeft besloten de onderhavige tuchtprocedure te starten.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts jegens de dieren in kwestie had behoren te betrachten dan wel of hij anderszins in strijd heeft gehandeld met hetgeen van hem als diergeneeskundige mocht worden verwacht, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Hoewel het college er op basis van de stukken en met verwijzing naar artikel 2.8, eerste lid,  juncto het tweede lid, onderdeel a van de Wet dieren, vanuit gaat dat het couperen van staarten van runderen op het bedrijf in kwestie noodzakelijk en geoorloofd was vanwege de vele staartvertrappingen die er tussen de runderen onderling plaatsvonden, staat vast dat beklaagde in de hier bedoelde periode op het bedrijf staarten bij runderen heeft gecoupeerd zonder hierbij pijnbestrijdende medicatie toe te passen. Beklaagde heeft dit erkend en naar aanleiding van de interventie van de NVWA per 12 december 2020 zijn werkwijze en het van toepassing zijnde protocol aangepast in die zin dat runderen vanaf die tijd bij het couperen van staarten direct pijnstillende medicatie toegediend krijgen.

5.3. Dit neemt niet weg dat beklaagde dit in de voorliggende periode van 1 januari 2020 tot 12 december 2020 heeft nagelaten en dat het college er vanuit gaat dat de dieren, gelet op de aard van de ingreep, waarbij levend weefsel wordt doorbroken, na een staartamputatie pijn leden. In het klaagschrift althans in het berechtingsrapport is verwezen naar artikel 1.3, eerste lid van de Wet dieren, waarin de intrinsieke waarde van het dier wordt erkend en er is naar het oordeel van het college ook terecht verwezen naar artikel 1.3, derde lid, onderdeel c van de Wet dieren, waaruit volgt dat ervoor zorg gedragen dient te worden dat dieren gevrijwaard zijn van pijn. De klachtambtenaar heeft zich naar het oordeel van het college hiernaast terecht beroepen op artikel 2.1, eerste lid van de Wet dieren, waaruit volgt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Uitgaande van het door beklaagde gehanteerde protocol in de hier in het geding zijnde periode, werd alleen pijnstilling toegepast als de wachttijd voor de slacht dat toeliet. Met de klachtambtenaar is het college van oordeel dat dit geen valide reden vormtom af te zien van pijnbestrijding bij staartamputaties. Hierbij komt dat door de NVWA op basis van de aangeleverde logboeken en visitebrieven is geconcludeerd dat er in de hier in het geding zijnde periode bij geen enkel rund waarbij de staart was gecoupeerd pijnstillende medicatie was toegediend. In het klaagschrift althans in het berechtingsrapport is verder gewezen op het standpunt ‘Pijnbestrijding bij lichamelijke ingrepen in de landbouwhuisdierensector’ van 28 oktober 2014 van de KNMvD en naar de artikelen 2.1 en 2.2 van de Code voor de dierenarts van deze beroepsorganisatie.

5.4. Naar het oordeel van het college is met het couperen van staarten van runderen zonder toepassing van pijnbestrijdende medicatie inbreuk gemaakt op het welzijn, de gezondheid en de integriteit van de betreffende dieren, hetgeen beklaagde als dierenarts bekend was althans had kunnen en behoren te zijn. Daarmee heeft beklaagde naar het oordeel van het college in strijd gehandeld met zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren en is de klacht gegrond. Hetgeen in dupliek nog is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Na te melden maatregel acht het college passend en geboden, waarbij rekening is gehouden met het feit dat naar aanleiding van de interventie van de NVWA het praktijkprotocol met betrekking tot staartamputaties is aangepast.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;  

legt beklaagde een onvoorwaardelijke geldboete op van € 1.000,-- en daarnaast een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,-- met een proeftijd van twee jaar, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel c, juncto het vijfde en zesde lid van de Wet dieren, waarbij de proeftijd ingaat met ingang van de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. J.A.M van Gils, drs. B.A.M. Langhorst Mak en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2022.