ECLI:NL:TDIVTC:2022:35 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2021/126

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2022:35
Datum uitspraak: 30-06-2022
Datum publicatie: 16-09-2022
Zaaknummer(s): 2021/126
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten in algemene zin mee te werken aan de malafide hondenhandel, dat zij daarnaast met betrekking tot een pup geen volledige gezondheidscheck heeft uitgevoerd, dat zij de pup niet heeft gevaccineerd en een onvolledig ingevuld dierenpaspoort heeft afgegeven. Het college acht de klacht met betrekking tot de afgifte van het dierenpaspoort bewezen en gegrond. Volgt waarschuwing.

X,  klager,

tegen
 

Y,  beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 april 2022. Klager is zelf niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door mr. S.G.J. Klok. Beklaagde is verschenen, bijgestaan door haar advocaat, mr. drs. N. Wouters. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Het college heeft de klacht aldus verstaan, in hoofdzaak, dat beklaagde in meer algemene zin meewerkt aan de malafide hondenhandel en dat zij met betrekking tot de pup van klager geen volledige gezondheidscheck heeft uitgevoerd, dat zij de pup niet heeft gevaccineerd en een onvolledig ingevuld dierenpaspoort heeft afgegeven.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de pup van klager, een Pomeriaan (teef) met de naam S, geboren op 24 februari 2021.

3.2. Op 28 april 2021 heeft beklaagde de pup gechipt en voor de pup een Nederlands dierenpaspoort afgegeven. In het paspoort is vermeld dat er een gezondheidscontrole is uitgevoerd, zonder bemerkingen, en dat de pup is gevaccineerd (met Nobivac Puppy DP).

3.3. Klager heeft de pup via Marktplaats gekocht. Op 7 mei 2021 heeft hij de pup opgehaald op een particulier adres in België. De moederhond was daar niet aanwezig. Klager stelt dat het om de laatste pup uit een nestje van twee ging en dat hij ter plaatse snel moest beslissen over de aankoop van de pup, omdat werd aangegeven dat er meer geïnteresseerde kopers waren.

3.4. De volgende dag, op 8 mei 2021, heeft klager zich met de pup tot zijn eigen dierenarts gewend voor een controle. Deze dierenarts heeft over dit consult in de patiëntenkaart genoteerd:

“algemeen anamnese: Meneer is de pup met chipnummer [………] gisteren gaan halen bij een mevrouw thuis in Arendonk, België. Mevrouw is mindervalide en heeft veel tijd omdat ze altijd thuis is. Er waren 2 pups in het nest. De moederhond was niet aanwezig. Die zat bij mevrouw haar schoonbroer. De schoonbroer heeft 2 teefjes die om beurten gedekt worden, elke teef 1 nestje per jaar. Bij thuiskomst bleek er in het paspoort te staan dat de pup een teefje was, terwijl meneer de pup als reutje heeft gekocht. Ook betreft het een Nederlands paspoort, waar geen eerste eigenaar in opgetekend staat. Meneer heeft een telefoonnummer van mevrouw(…) en een adres waar de pup opgehaald werd; (…). Naast het huis is een dierenwinkel met camera. Het paspoort werd uitgegeven en ondertekend door [beklaagde].

Mevrouw gebeld; mevrouw is slecht ter been en heeft geen tijd om voor de pups te zorgen. Tot een week geleden zaten moederhond met de 2 pups bij haar. Sinds een week zit moederhond bij haar schoonbroer. Mevrouw wil en mag telefoonnummer van de schoonbroer niet geven aan me

[Beklaagde] gebeld. Ze kan me geen verdere informatie geven en weet niet om welke pups het gaat.”

Tijdens dit consult zijn aan de pup vaccinaties toegediend (o.a. Eurican DAP, Nobivac Lepto, Nobivac KC).

3.5. Op 10 mei 2021 is klager wederom met de pup bij zijn eigen dierenarts op consult geweest. In de patiëntenkaart is daarover genoteerd:

“algemeen anamnese :eig is erachter gekomen dat fokker weer een nieuwe advertentie had staan. Heeft zelf een nieuw account aangemaakt. Kreeg andere foto’s te zien en een ander adres, vlak over de grens bij Arendonk. (…). De moeder van dhr. heeft ook nog gebeld en gevraagd naar welke DA ze gingen met de pups maar daar kreeg men geen antwoord op.

bevindingen: faeces: bomvol wormeieren

giardia: pos

Niet geheel zeker over de leeftijd en afkomst van de pup, advies; elke week controle wisselen tanden. ”

In verband met de geconstateerde Giardia infectie is door deze dierenarts een behandeling ingesteld (met Metrobac, Panacur en een speciale shampoo).

3.6. Op 15 mei 2021 heeft klager het gebit van de pup door de dierenartspraktijk laten controleren. Hierover is in de patiëntenkaart genoteerd:

“notitie -Meneer was hier om te laten kijken of Sasa al aan het wisselen was ivm met schatting leeftijd. Is nog niet aan het wisselen! Doet het verder prima is ook in gewicht aangekomen. Meneer heeft nog info over de gang van zaken betreffende de fokker. Wil graag Claudia hiervan op de hoogte brengen.”

3.7. Achteraf is bij klager twijfel gerezen en wantrouwen ontstaan over de gang van zaken bij de aankoop van de pup. Hij heeft onderzoek naar de verkoper ingesteld en is daarbij tot de conclusie gekomen dat hij ongewild betrokken is geraakt bij de ‘puppyindustrie’ (het uitsluitend uit winstbejag in grote hoeveelheden fokken of importeren van pups). Verder stelt klager dat beklaagde als dierenarts het nodige te verwijten valt. Hierna is namens klager de onderhavige tuchtklacht ingediend.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

Ontvankelijkheid klager

5.1. Beklaagde heeft erop gewezen dat klager niet als eigenaar van de pup staat vermeld in de overgelegde patiëntenadministratie van de eigen dierenarts (daarin staan andere initialen dan de initialen die in het klaagschrift worden vermeld) en dat klager om die reden niet-ontvankelijk in zijn klacht moet worden verklaard. In repliek is echter toegelicht dat de pup door klager is gekocht, maar dat, omdat klager samen met zijn vader meerdere honden bezit, de pup uit praktisch oogpunt onder de naam van zijn vader en met diens initialen is ingeschreven bij de betreffende dierenartsenpraktijk. Het college ziet geen aanleiding om deze verklaring in twijfel te trekken. Klager kan dan ook in zijn klacht worden ontvangen.

Vooraf

5.2. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de pup van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, of dat zij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van haar beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergeneeskundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het handelen van de dierenarts beter had gekund, maar of zij in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.3. Voorafgaande aan de inhoudelijke bespreking van de klachten wordt tevens opgemerkt dat het vaste tuchtrechtspraak is dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en omstandigheden worden gebaseerd.

Inhoudelijk

5.4. De meest verstrekkende klacht is dat beklaagde in algemene zin meewerkt aan malafide hondenhandel, waarbij onder meer is gesteld dat de pup van klager niet in Nederland zou zijn geboren, maar uit België afkomstig of mogelijk uit Hongarije geïmporteerd zou zijn. Beklaagde heeft in verweer gesteld dat het consult op 28 april 2021, waarbij zij de pup heeft gechipt, onderzocht en een paspoort heeft verstrekt, op het huisadres van een particuliere fokker in Reusel (NL) heeft plaatsgevonden. Om die reden heeft zij een Nederlands paspoort aan de fokker afgegeven. Beklaagde heeft ook de naam van deze particuliere fokker in haar verweerschrift genoemd en het consult in verslaglegging vastgelegd. Naar het oordeel van het college mocht beklaagde er op basis van de verklaring van de fokker vanuit gaan dat het hier om een in Nederland geboren pup ging, nu niet is gebleken dat zij aanwijzingen had of kon hebben die op een buitenlandse herkomst wezen. Dit is van de zijde van klager onvoldoende concreet onderbouwd en het college acht niet bewezen dat de pup niet in Nederland zou zijn geboren, maar bijvoorbeeld in Arendonk (België) of uit Hongarije zou zijn geïmporteerd, zoals door klager is gesuggereerd, maar niet is aangetoond.

5.5. Beklaagde kan verder niet verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop de pup vervolgens (via Markplaats) is verhandeld en de gang van zaken bij de aankoop. Het college begrijpt dat de wijze waarop de verkooptransactie is verlopen bij klager vraagtekens heeft opgeroepen. Zo is onduidelijk waarom een pup, die in Nederland is geboren en over een Nederlands paspoort beschikt, aan een eveneens in Nederland woonachtige koper wordt overgedragen op een adres in België. Ook wekt verbazing dat klager –kennelijk via de advertentie op Marktplaats– meende een reu te hebben gekocht, terwijl het een teef bleek te zijn. Dit betreft echter een kwestie tussen klager en de verkoper c.q. fokker en niet gebleken is dat beklaagde enige betrokkenheid bij de verkoop heeft gehad. Beklaagde heeft op 28 april 2021 een paspoort aan een Nederlands particulier fokker op een Nederlands adres verstrekt en daarin correct vermeld dat de pup een teef betrof. De door klager aangedragen informatie kan naar het oordeel van het college in ieder geval niet dienen als bewijs voor de stelling dat beklaagde betrokken is geweest bij (malafide) broodfokkerij.

5.6. Verder stelt klager dat beklaagde een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de uitgevoerde gezondheidscheck op 28 april 2021. In dat verband is er op gewezen dat de pup bij de eigen dierenarts positief is getest op Giardia en vol wormeieren bleek te zitten. Het college stelt vast dat de periode gelegen tussen 28 april 2021 (de datum waarop beklaagde een bezoek aan de fokker/eigenaar bracht en de pup heeft onderzocht) en 8 mei 2021 (de datum van het eerste consult bij eigen dierenarts) tien dagen bedraagt. Reeds vanwege dit verstreken tijdsverloop is het voor het college niet mogelijk om met zekerheid aan te kunnen nemen dat beklaagde bij haar gezondheidscheck onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht en heeft gemist dat de pup symptomen had die op Giardia konden wijzen. Dergelijke symptomen kunnen zich, gelet op de incubatietijd, ook eerst in een later stadium manifesteren. Het college neemt tevens in aanmerking dat de eigen dierenarts van klager in de patiëntenkaart met betrekking tot het consult op 8 mei 2021 geen symptomen c.q. bevindingen heeft genoteerd die pasten bij Giardia of wormen. De pup is door de eigen dierenarts op 8 mei 2021 ook gevaccineerd, hetgeen impliceert dat de pup op dat moment nog niet ziek was en gezond oogde. De Giardia infectie lijkt op basis van de patiëntenkaart van de eigen dierenarts ook naar aanleiding van een  op 10 mei 2021 verrichte ontlastingsonderzoek te zijn gediagnosticeerd en daarna behandeld. Het college leidt uit de stukken af dat bij de eigen dierenarts – naar aanleiding van de toelichting van klager over de wijze waarop de aankoop van de hond was verlopen - onduidelijkheid is ontstaan over de leeftijd en de herkomst van de pup. Daarom heeft de eigen dierenarts klager geadviseerd wekelijks een controle te laten uitvoeren met betrekking tot het wisselen van de tanden. Beklaagde is voor het leeftijd van de pup echter afgegaan op de informatie van de fokker en niet gebleken is dat zij aanwijzingen had om de door de fokker gemelde geboortedatum in twijfel te trekken. Ook op basis van de overige ingebrachte stukken kan door het college niet worden vastgesteld of de pup aanmerkelijk jonger was dan de leeftijd die in het paspoort door beklaagde is vermeld.

5.7. Voor wat betreft het verwijt dat beklaagde de pup op 28 april 2021 niet zou hebben gevaccineerd met Novabic Puppy DP (een gangbare eerste vaccinatie), stelt klager dat de eigen dierenarts de pup (voor de zekerheid) opnieuw heeft gevaccineerd met Novabic Puppy DP. Door het college kan op basis van de patiëntenkaart van de eigen dierenarts echter niet worden vastgesteld of deze de pup opnieuw de eerste vaccinatie  heeft toegediend dan wel dat aan de pup alleen de gebruikelijke aanvullende vaccinaties zijn toegediend. De beweerdelijke herhaalvaccinatie met Novabic Puppy DP wordt in de patiëntenkaart niet toegelicht. Hoe het ook zij, het enkele feit dat voor de eigen dierenarts de leeftijd en herkomst onduidelijk en niet zeker waren, acht het college onvoldoende om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat beklaagde – anders dan zij in het paspoort heeft vermeld –op 28 april 2021 geen Nobivac Puppy DP vaccinatie aan de pup heeft toegediend. Aangezien de pup op dat moment nog maar 9 weken oud was, waren een rabiës-enting en andere vaccinaties op dat moment nog niet aan de orde.

5.8. Tot slot verwijt klager beklaagde een slechts gedeeltelijk ingevuld paspoort aan de betreffende fokker van de pup te hebben afgegeven, nu daarin de gegevens van de eigenaar ontbreken en de omschrijving van het dier uiterst summier is. Beklaagde stelt daartegenover dat zij het paspoort voldoende heeft ingevuld. Zij heeft ter zitting toegelicht dat zij normaliter de naam en het adres van de eigenaar in een paspoort noteert, maar dat zij dat in dit geval kennelijk is vergeten. Beklaagde heeft voorts gesteld dat een eigenaar er soms de voorkeur aangeeft om het paspoort op een later moment in alle rust zelf te completeren en dan zijn of haar persoonsgegevens invult en een handtekening plaatst. Beklaagde heeft er verder op gewezen dat het paspoort is voorzien van de stempel van haar praktijk en dat zij via haar eigen administratie altijd benodigde (contact)gegevens kan achterhalen.

5.9. Op basis van vaste jurisprudentie levert het door een dierenarts afgeven van een onjuist of niet volledig ingevuld en ondertekend paspoort een ernstig verzuim op, gelet op de belangen die zijn gediend met de juiste identificatie, beschrijving en herkomst van een dier.

5.10. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde in het paspoort de hond in ‘Deel II Beschrijving van het dier’ voldoende beschreven, zodat haar op dit onderdeel geen verwijt treft. Dit is echter anders voor wat betreft ‘Deel I. Gegevens van de eigenaar’. Vast staat dat de naam en de contactgegevens van de fokker/eigenaar ontbreken, evenals zijn of haar contactgegevens en handtekening. Dat in het paspoort wel de stempel van de praktijk van beklaagde staat vermeld en dat zij de contactinformatie over de fokker via haar eigen administratie terug kan vinden, doet aan het voorgaande niet af. Een dierenarts hoort er op toe te zien dat alleen een op de juiste en volledige wijze ingevuld en afgetekend paspoort aan een diereigenaar wordt verstrekt, met ook de naam, de contactgegevens en handtekening van de eigenaar,om aldus misbruik van gegevens of onjuiste informatie in dierenpaspoorten te voorkomen. In zoverre is de handelwijze van beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar geweest.

5.11. Voor zover nog over andere kwesties is geklaag d, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan, dan wel van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.12. Samenvattend is de eindconclusie dat beklaagde het verwijt treft dat zij een dierenpaspoort voor een pup heeft afgegeven zonder dat zij er voor zorg heeft gedragen en op toe heeft gezien dat daarin de naam, het adres en de handtekening van de eigenaar zijn opgenomen. Het college acht na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht deels gegrond, als in 5.12 samengevat;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. A. Van der Bas en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.