ECLI:NL:TAHVD:2022:187 Hof van Discipline 's Gravenhage 210342

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:187
Datum uitspraak: 07-02-2022
Datum publicatie: 15-01-2024
Zaaknummer(s): 210342
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 7 februari 2022

in de zaak met nummer 210342

in de zaak van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET VERZOEK

1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar de e-mail van 19 november 2021 van de stafjurist van verweerder, waarin wordt medegedeeld dat klager een klacht heeft ingediend tegen verweerder. Verder wordt verwezen naar de e-mail van klager van 18 november 2021, waarin hij zich beklaagt over de wijze waarop verweerder zijn klacht heeft behandeld.

2 DE BEOORDELING

2.1 De voorzitter stelt vast dat verweerder de deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Midden-Nederland. Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet heeft de voorzitter van het hof de bevoegdheid klachten over dekens te verwijzen naar een deken van een andere orde. Dit brengt met zich dat – in tegenstelling tot wat klager in zijn berichten lijkt te veronderstellen – niet het hof de klacht over de deken behandelt, maar dat een door de voorzitter aan te wijzen deken de klacht zal onderzoeken en behandelen. De voorzitter ziet echter aanleiding om de klacht over verweerder niet te verwijzen, gelet op het volgende.

2.2 Uit de stukken blijkt dat klager reeds klachten heeft ingediend over advocaten die in behandeling zijn bij dekens in andere arrondissementen en dat hij van verweerder wenst dat hij deze klachten samenvoegt en onmiddellijk doorzendt naar de Raad van Discipline (hierna: de raad). Verweerder heeft klager bericht dat hij hem in overweging geeft om zijn (klacht)onderdelen in te trekken wegens overschrijding van de klachttermijn. Verder heeft de deken bericht dat hij niet bevoegd is om de klachten over advocaten uit een ander arrondissement in behandeling te nemen en de klachten dan ook niet kan voegen. Ook heeft de deken klager laten weten dat een klacht niet onmiddellijk kan worden doorgezonden naar de raad op grond van artikel 46c lid 2 van de Advocatenwet.

2.3 De voorzitter is van oordeel dat de deken klager op correcte wijze heeft geïnformeerd en dat  – gelet op het voorgaande – niet valt in te zien wat een deken van een andere orde, die de klacht tegen verweerder na een verwijzing zou moeten onderzoeken, verder te onderzoeken heeft. Reden waarom het verwijzingsverzoek wordt afgewezen.

2.4 Verder wordt vastgesteld dat klager in een kort tijdsbestek drie artikel 13-beklagschriften (zaaknummers 210315, 210324 en 210377) en vier klachten over verschillende dekens (zaaknummers 210316, 210325, 210341 en 210342) heeft ingediend in dezelfde dan wel aanverwante kwesties. Nu klager blijft volharden in het indienen van kansloze aanwijzingsverzoeken en beklagschriften, moet hij er rekening mee houden dat het hof een volgende klacht over een deken, wegens misbruik van recht, buiten behandeling zal stellen.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

3.1 wijst af het verwijzingsverzoek van voormelde klacht van klager tegen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.



Deze beslissing is gewezen op 7 februari 2022 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 februari 2022.