ECLI:NL:TAHVD:2022:150 Hof van Discipline 's Gravenhage 220276

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:150
Datum uitspraak: 01-11-2022
Datum publicatie: 05-11-2022
Zaaknummer(s): 220276
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Het hof leidt uit de stukken af dat klager bijstand wenst van een advocaat voor een verhoor bij de rechter-commissaris in het kader van de schuldsanering en voor het aanspannen van een kort geding om uit de Wsnp (schuldsanering) te komen. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor het verhoor bij de rechter-commissaris en voor een tussentijdse opheffing van de schuldsaneringsregeling geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Ook indien klager de schuldsaneringsregeling wenst te beëindigen geldt dat geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging (art. 350, lid 1 jo. 361 lid 1 van de Faillissementswet). Beklag ongegrond.

BESLISSING

van 1 november 2022
in de zaak 220276
 
naar aanleiding van het beklag van:
 
klager
 
tegen:
 
mr. E.A.C. van de Wiel
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Nederland

de deken


1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 13 oktober 2022. Klager heeft een beklag d.d. 13 oktober 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 13 oktober 2022, aangevuld op 24 oktober 2022, ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:
- een e-mail van klager van 25 oktober 2022 aan de rechtbank Noord-Nederland met de griffie van het hof in de cc;
- het verweerschrift van de deken van 26 oktober 2022 met bijlagen;
- de reactie van klager van 27 oktober 2022.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier en heeft partijen op 25 oktober 2022 laten weten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 20 september 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen. In zijn verzoek geeft klager aan dat hij in de schuldsanering zit – op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) – en met spoed een kort geding wil aanspannen om een persoonlijk faillissement te voorkomen.

3.2 In een e-mail van 21 september 2022 heeft de adjunct-secretaris van de deken klager geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat. Verder is klager verzocht om nadere informatie te verstrekken.

3.3 In een mail van 26 september 2022 heeft klager nadere informatie verstrekt.

3.4 In een e-mail van 26 september 2022 heeft de adjunct-secretaris klager gevraagd om antwoord te geven op de vraag tegen wie klager een procedure wil starten, bij welke rechtbank en wat daarvoor de gronden zijn.

3.5 Hierop heeft klager diezelfde dag per mail gereageerd dat sprake is van een langlopende letselschadezaak en dat hij in de Wsnp is beland door wanprestatie van een verzekeraar. Klager geeft aan dat hij een kort geding wil starten om uit de Wsnp te komen.

3.6 In een e-mail van 3 oktober 2022 heeft klager de deken verzocht om met grote spoed een advocaat aan te wijzen vanwege een oproep die hij heeft ontvangen. Uit de bijlage die klager heeft meegezonden blijkt dat hij wordt opgeroepen voor een verhoor op 26 oktober 2022 bij de rechter-commissaris (bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen) in het kader van de schuldsaneringsregeling.

3.7 In een e-mail van 5 oktober 2022 heeft de adjunct-secretaris verzocht om nadere informatie. Aan klager is onder meer gevraagd om antwoord te geven op de volgende vragen:
“(..) 1. wie is uw bewindvoerder?
2. waarom heeft de bewindvoerder geen actie ondernomen jegens [verzekeraar]?
3. kunt u een kopie sturen van de schriftelijke erkenning van aansprakelijkheid door [verzekeraar]?
4. waar ging de door u gewonnen Duitse rechtszaak (hoger beroep) over? Kunt u een kopie sturen van de uitspraak? (..)”.

3.8 Klager heeft op 5 oktober 2022 meerdere mails aan de deken verzonden. Hierin staat onder meer vermeld dat mevrouw L. zijn bewindvoerster is. Verder heeft klager meerdere stukken meegezonden, waaronder mailcorrespondentie tussen hem zijn bewindvoerster, een rapport van de verzekeraar en een Duitse gerechtelijke uitspraak.

3.9 Eén van de bijlagen die klager heeft opgestuurd betreft een e-mail van 28 september 2022 van de bewindvoerster. Hierin staat:
“Geachte heer [klager] en mevrouw [vrouw klager],

Op 31 augustus 2022 en 19 september 2022 heb ik u emails gezonden met het verzoek om mij nader te informeren c.q. informatie/stukken toe te zenden. Tot op heden heb ik van u geen reactie mogen ontvangen. Ik verzoek u hiertoe binnen één week alsnog over te gaan.
Mocht u hiertoe niet over gaan dan ben ik genoodzaakt de rechter-commissaris hierover te berichten. Het kan zijn dat u dan wordt opgeroepen voor een verhoor waarbij u bij de Rechtbank in Assen moet verschijnen. Ik wil het echter zover niet laten komen. Daarom verzoek ik u mij de gevraagde informatie zoals in onderstaande email staat verwoord toe te zenden.

Met vriendelijke groet,
[bewindvoerster]”.

3.10  In een e-mail van 6 oktober 2022 aan heeft klager bericht dat ‘het UWV zich in de letselschade heeft laten afkopen’. Klager heeft bij zijn mail een brief van het UWV gevoegd van 4 oktober 2022. Hierin staat vermeld:
“(..) Ik kan u meedelen dat ons dossiers reeds in 2016 definitief is afgewikkeld. Verzekeraar [naam verzekeraar] betaalde ons een bedrag ad. € 17.000,00, waarna het dossier gearchiveerd werd. (..)”

3.11  Op 13 oktober 2022 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. In de beslissing staat:
“(..) Uit het (openbare) Centraal Insolventieregister blijkt dat de rechtbank Noord-Nederland op 10 augustus 2022 toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft uitgesproken op verzoeker met aanstelling van [naam bewindvoerster] als bewindvoerder (insolventienummer: R.18/22/118).
Middels het webformulier van 20 september 2022 heeft verzoeker om aanwijzing van een advocaat verzocht om een persoonlijk faillissement te voorkomen. Dit verzoek is – naar de deken samengevat begrijpt – later aangevuld met verzochte rechtsbijstand in het kader van een oproep van de rechtbank te Assen om op 26 oktober 2022 te verschijnen (..)
Bij het verhoor door een rechter-commissaris van de schuldenaar c.q. verzoeker geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Een tussentijdse opheffing van de schuldsaneringsregeling is eerst aan de orde indien naar het oordeel van de rechter (en op verzoek van de bewindvoerder en/of een schuldeiser) de schuldenaar c.q. verzoeker zich niet aan de op hem rustende regels en verplichtingen, zoals het verstrekken van alle noodzakelijke informatie aan de bewindvoerder, houdt.
De bewindvoerder heeft verzoeker geïnformeerd dat zij nadere informatie behoeft inzake de letselschade kwestie met [naam verzekeraar] en dat zij verder geen actie zal ondernemen indien de rechter-commissaris daartoe toestemming weigert te verlenen. Volgens het UWV (brief d.d. 4 oktober 2022, bijlage bij e-mail van verzoeker d.d. 6 oktober 2022) is het dossier reeds in 2016 afgewikkeld na betaling door [naam verzekeraar] van € 17.000,00. Indien en voor zover verzoeker wenst op te komen tegen handelingen – of het uitblijven daarvan – van de bewindvoerder, dient hij zich te wenden tot de rechter-commissaris. Daartoe is evenmin vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven. (..)”.

3.12  Uit twee e-mails van een juridisch medewerker van de rechtbank Noord-Nederland blijkt dat het verhoor van klager bij de rechter-commissaris in het kader van de schuldsanering plaatsvindt op 4 november 2022.

4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de deken om hem geen advocaat aan te wijzen en dat iedere Nederlander recht heeft op juridische bijstand. Klager stelt dat de Wsnp het gevolg is van wanprestatie door de verzekeraar, dat hij een letselschade-slachtoffer is en dat de door hem geleden schade veel meer dan € 25.000,- bedraagt. Verder stelt klager dat sprake is van “Secundaire victimisatie”.

Verweer deken

4.2 De deken heeft – samengevat – als verweer gevoerd dat het aanwijzingsverzoek op gegronde redenen is afgewezen, omdat zowel voor het verhoor bij de rechter-commissaris als voor het opkomen tegen handelingen of nalaten van de bewindvoerder geen verplichte rechtsbijstand geldt. De deken vindt dat het beklag van klager niet-ontvankelijk danwel ongegrond moet worden verklaard.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Het hof leidt uit de stukken af dat klager bijstand wenst van een advocaat voor een verhoor bij de rechter-commissaris in het kader van de schuldsanering en voor het aanspannen van een kort geding om uit de Wsnp (schuldsanering) te komen. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor het verhoor bij de rechter-commissaris en voor een tussentijdse opheffing van de schuldsaneringsregeling geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Ook indien klager de schuldsaneringsregeling wenst te beëindigen – door middel van het indienen van een verzoek tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bij de rechtbank – geldt dat geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging (art. 350, lid 1 jo. 361 lid 1 van de Faillissementswet).

4.5 Het hof merkt op dat artikel 13 Advocatenwet een vangnetvoorziening is, die is bedoeld voor rechtzoekenden die niet in staat zijn om zelf een advocaat te vinden. Het is niet zo (zoals klager stelt) dat uit deze regeling voortvloeit dat iedere Nederlander recht op juridische bijstand van een advocaat heeft. De vangnetvoorziening is er alleen als vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden (vergelijk HvD 18 juli 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:129). Nu daarvan in het geval van klager geen sprake is, had de deken gegronde redenen om het verzoek van klager af te wijzen. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 13 oktober 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.
                                                                    
griffier  voorzitter

De beslissing is verzonden op 1 november 2022.