ECLI:NL:TADRSHE:2022:79 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-668/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:79
Datum uitspraak: 23-05-2022
Datum publicatie: 24-05-2022
Zaaknummer(s): 21-668/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Het valt een advocaat tuchtrechtelijk niet aan te rekenen, middels medewerking aan een film, bij te willen dragen aan een oplossing voor zijn cliënt. Dit is anders indien die film zonder kenbaar doel wordt gepresenteerd en dusdanig opruiend van karakter is dat daardoor het risico ontstaat dat de situatie nog verder escaleert. Advocaat heeft onvoldoende besef getoond wat de gevolgen van de film konden zijn. Advocaat heeft door zijn medewerking te verlenen aan een film met een opruiend karakter en zonder duidelijk kenbaar doel, waarin het recht op privacy van derden zodanig is geschaad dat zij daardoor in een onveilige situatie kunnen komen, het vertrouwen in de advocatuur geschaad, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.Klacht gegrond, waarschuwing

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 23 mei 2022

in de zaak 21-668/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 22 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 6 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-001 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 april 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van verweerder van 2 december 2021, door de raad ontvangen 6 december 2021, met bijlagen.  

2 FEITEN

2.1 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van zijn cliënten in een burengeschil medewerking verleend aan de productie van een videofilm. Verweerder heeft in de film het woord gevoerd en uiteengezet dat zijn cliënten slachtoffer waren van buurtterreur. Tijdens de film zijn ook opnames van gebeurtenissen in de woonomgeving van de cliënten van verweerder getoond. Klager kwam tijdens de film bij herhaling als bij de gebeurtenissen betrokken buurtbewoner in beeld. De videofilm is via internet verspreid.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a) Verweerder heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager, de belangen van klager nodeloos geschaad;

b) Verweerder heeft informatie verstrekt waarvan hij wist, dat deze onjuist was

3.2     Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht.

Verweerder heeft zijn medewerking verleend aan een film. Verweerder heeft in deze film ongepaste en onjuiste uitingen over klager gedaan. Verweerder wist dat de film via social media verspreid zou worden. Door de medewerking aan de film van verweerder is de kloof tussen klager en de cliënten van verweerder alleen maar vergroot.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Ad onderdeel A)

5.1 Klager verwijt verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos te hebben geschaad. Vast staat dat de cliënten van verweerder verwikkeld zijn in een geschil met buurtbewoners, waaronder klager. Voorts staat vast dat verweerder heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een film over gebeurtenissen in de buurt van klager en de cliënten van verweerder, waarbij klager bij herhaling in beeld kwam. Klager is nimmer als wederpartij van de cliënten van verweerder opgetreden in een procedure of anderszins in een geschil waarin verweerder als advocaat van die cliënten optrad. Klager heeft wel gefigureerd in een film waaraan verweerder heeft meegewerkt. De klacht van klager dient daarom te worden opgevat als een klacht van een derde. De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Omdat klager op de film bij herhaling duidelijk zichtbaar is als buurtbewoner tijdens gebeurtenissen, waarop het betoog van verweerder in die film betrekking heeft, heeft klager een eigen belang bij zijn klacht over het optreden van verweerder. De klacht is daarom ontvankelijk.

5.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënten ook rekening behoort te houden met de gerechtvaardigde belangen van derden, in die zin dat het een advocaat niet vrijstaat om de belangen van derden, zonder redelijk doel, nodeloos te schaden, zodanig dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad.

5.3 Het staat een advocaat in zijn algemeenheid vrij om gebruik te maken van (social) media om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Verweerder heeft de positie van zijn cliënten en hun beleving van de gebeurtenissen verwoord. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn recht op meningsuiting. Daartegenover staat het recht op privacy van klager. Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat het doel van de film was om hulp te generen voor zijn cliënten, die door de gebeurtenissen in de buurt in een onveilige situatie verkeerden. De vraag die ter beoordeling voorligt is of de op internet geplaatste film hiervoor het geëigende middel was. Naar het oordeel van de raad is dat niet het geval en heeft verweerder zich er onvoldoende van vergewist of de belangen van zijn cliënten niet op een andere, minder verstrekkende wijze, hadden  kunnen worden behartigd.

5.4 Dat de film was bedoeld als oproep aan Syriërs om het gezin van de cliënten van verweerder hulp te bieden blijkt niet uit de film. De film geeft niet alleen in woord maar ook in beeld de situatie in de buurt van klager en de cliënten van verweerder weer. Er worden opnames getoond die hevige emoties kunnen oproepen en tot verdere escalaties kunnen leiden. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij de film heeft gezien, voordat deze online is gegaan. Verweerder heeft op dat moment kennis genomen van het opruiende karakter van de beelden van de film, waarbij aan klager een niet geringe rol is toebedeeld.

5.5 Het valt een advocaat tuchtrechtelijk niet aan te rekenen, middels medewerking aan een film, bij te willen dragen aan een oplossing voor zijn cliënt. Dit is anders indien die film zonder kenbaar doel wordt gepresenteerd en dusdanig opruiend van karakter is dat daardoor het risico ontstaat dat de situatie zich nog verder escaleert. Verweerder heeft onvoldoende besef getoond wat de gevolgen van de film konden zijn. Verweerder heeft door zijn medewerking te verlenen aan een film met een opruiend karakter en zonder duidelijk kenbaar doel, waarin het recht op privacy van derden zodanig is geschaad dat zij daardoor in een onveilige situatie kunnen komen, het vertrouwen in de advocatuur geschaad, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Het door verweerder voorgestane doel zich tot Syrische medeburgers te wenden ten behoeve van het verkrijgen van andere woonruimte voor zijn cliënten blijkt onvoldoende uit de film. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt welk belang van zijn cliënt hij heeft willen behartigen, anders dan het negatief afschilderen van de buurtbewoners van zijn cliënten, waaronder klager. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder onder bovenvermelde omstandigheden niet gehandeld zoals van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) zal daarom gegrond worden verklaard.

Ad onderdeel b)

5.6 Partijen verschillen van mening over de juistheid van de door verweerder in de film gegeven informatie. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ten aanzien van klachtonderdeel b) niet het geval. De raad zal klachtonderdeel b) daarom ongegrond verklaren.

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde  griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-             verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

-             verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

-             legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-             veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 23 mei 2022