ECLI:NL:TADRSHE:2022:75 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-146/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:75
Datum uitspraak: 12-05-2022
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s): 22-146/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Rekening houden met belangen wederpartij, wederpartij duidelijkheid verschaffen en afspraken nakomen. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch
van 12 mei 2022

in de zaak 22-146/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder
 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 21 februari 2022 met kenmerk 48|21|097K, door de raad per e-mail ontvangen op 21 februari 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager heeft letselschade geleden en is met een cliënte van verweerder verwikkeld in een geschil over de vergoeding van deze schade. 

1.2 Klager is in 2018 een deelgeschilprocedure gestart tegen de cliënte van verweerder. In dat deelgeschil is verweerder ingeschakeld door zijn cliënte.

1.3 Tijdens de mondelinge behandeling van het deelgeschil hebben klager, zijn gemachtigde, verweerder en een vertegenwoordiger van zijn cliënte met elkaar gesproken over het vervolg van de letselschadezaak.

1.4 Vervolgens zijn door klager nadere medische gegevens verstrekt, waarna door een medisch adviseur van de cliënte van verweerder een medisch advies is geschreven. Dit heeft niet tot op oplossing van het geschil over de letselschade geleid.  Klager is het – in tegenstelling tot de cliënte van verweerder – niet eens met onderdelen van voormeld medisch advies.

1.5 Tot slot is tussen (de gemachtigde van) klager en verweerder contact geweest over het door klager zelf inwinnen van een medisch advies en over de vergoeding van de kosten hiervan. In eerste instantie was de cliënte van verweerder bereid om de redelijke kosten te vergoeden, zonder een bedrag te noemen. Daarna heeft de cliënte van verweerder besloten om hiervoor een bedrag van € 400,00 te betalen. Nadien heeft de cliënte van verweerder daarvoor nogmaals een bedrag van € 400,00 betaald.   

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager stelt dat er sprake is van handelen en nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Meer specifiek verwijt klager verweerder dat hij:

  • zijn afspraken jegens klager niet nakomt;
  • de medisch adviseur niet aanspreekt op de onjuistheden die het medisch advies volgens klager bevat;
  • niet duidelijk is (geweest) over de – redelijke – kosten en vergoeding van een eigen medisch advies, terwijl hij weet dat die kosten vergoed moeten worden.

Klager stelt dat verweerder het klager hierdoor (onnodig) lastig maakt, klager aan zijn lot overlaat en een zorgvuldige behandeling van de zaak in de weg staat.

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Tijdens de eerdergenoemde mondelinge behandeling in 2018 (in Roermond) hebben verweerder en een vertegenwoordiger van zijn cliënte beloofd om mee te werken aan de afwikkeling van de letselschadezaak, als klager hen de gevraagde informatie zou aanleveren. De gevraagde informatie is inmiddels in hun bezit, maar desondanks zijn er ruim 2,5 jaar later nog geen vorderingen in de afwikkeling van de zaak.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt het volgende voorop. Het gaat in deze zaak om een klacht die betrekking heeft op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat:

a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,

b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen,

c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Wat betreft de klacht dat verweerder afspraken jegens klager niet nakomt, overweegt de voorzitter als volgt. Uit het klachtdossier blijkt niet dat verweerder zelf toezeggingen heeft gedaan (en niet is nagekomen). Klager stelt dat wel, maar gezien de gemotiveerde betwisting door verweerder is deze stelling onvoldoende onderbouwd. Voor zover de cliënte van verweerder wel toezeggingen heeft gedaan en niet is nagekomen (dit laatste wordt overigens betwist door verweerder), kan dat verweerder in beginsel niet verweten worden. Kortom, de voorzitter is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Daarom zal de voorzitter dit onderdeel van de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

4.3 Wat betreft de klacht dat verweerder de medisch adviseur niet aanspreekt op de onjuistheden die het medisch advies volgens klager bevat, overweegt de voorzitter als volgt. Klager is het niet eens met (onderdelen van) het medisch advies van de medisch adviseur van de cliënte van verweerder. Naar het oordeel van de voorzitter ligt het op de weg van klager zelf – eventueel in overleg met zijn gemachtigde – om daar desgewenst tegen te ageren. Op verweerder rust naar het oordeel van de voorzitter geen verplichting om de medisch adviseur te wijzen op fouten die volgens de wederpartij van zijn cliënte in het medisch advies zitten. Daarom zal de voorzitter dit onderdeel van de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

4.4 Wat betreft de klacht over de – redelijke – kosten en vergoeding van een eigen medisch advies overweegt de voorzitter als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat (de gemachtigde van) klager aan de cliënte van verweerder heeft gevraagd om een vergoeding van de kosten van het eigen medisch advies (op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek). Vervolgens heeft verweerder op instructie van zijn cliënte medegedeeld dat zijn cliënte bereid is om de redelijke kosten van een eigen medisch advies te vergoeden. Daarna ontstond er een discussie, omdat het voor klager niet duidelijk was wat de cliënte van verweerder beschouwde als redelijke kosten. In opdracht van zijn cliënte heeft verweerder op dat moment herhaald dat het om redelijke kosten diende te gaan. (Pas) later heeft de cliënte van verweerder besloten om daarvoor een bedrag van in eerste instantie € 400,00 en vervolgens nogmaals € 400,00 te betalen. Uit het voorgaande volgt dat de standpunten hierover niet zijn bepaald en ingenomen door verweerder, maar door de cliënte van verweerder. Dat is ook begrijpelijk, omdat zij degene is die de vergoeding van de redelijke kosten dient te betalen. Daarom valt verweerder naar het oordeel van de voorzitter tuchtrechtelijk niets te verwijten. De voorzitter zal dit onderdeel van de klacht dan ook met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. J. Elissen, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 12 mei 2021