ECLI:NL:TADRSHE:2022:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-927/DB/LI/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2022:63 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2022 |
Datum publicatie: | 26-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-927/DB/LI/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Advocaat heeft gehandeld in strijd met de artikelen 7.4 en 7.5 Voda. Advocaat heeft niet alleen nagelaten om een opdrachtbevestiging aan zijn cliënte toe te zenden, maar heeft noch op zijn briefpapier noch op de website duidelijkheid verschaft met wie de overeenkomst van opdracht werd aangegaan.Advocaat heeft geheimhoudingsplicht geschonden door in zijn verweer aan de deken een email toe te sturen met daarin namen van cliënten, waarvan zijn cliënte kennis heeft kunnen nemen.Dekenbezwaar gegrond, schorsing voor de duur van 1 week. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 25 april 2022
in de zaak 21-927/DB/LI/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 november 2021 heeft de deken bij de raad een bezwaar tegen verweerder ingediend. De raad heeft op 18 november 2021 het klachtdossier met kenmerk DK21-005 van de deken ontvangen.
1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerder op 18 januari 2022 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 21 februari 2022. Verweerder is daarbij in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk veertien dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Verweerder heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 21 februari 2022. Daarbij waren de deken en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier.
2 FEITEN
2.1 Verweerder heeft in de periode van februari–december 2020 de belangen van mevrouw G behartigd. Op 30 december 2020 is de behandeling van van de zaken van mevrouw G aan andere advocaten overgedragen.
2.2 Mevrouw G heeft op 4 februari, 27 maart en 18 mei 2021 bij de deken klachten over verweerder ingediend. De deken heeft bij zijn onderzoek naar de klachten van mevrouw G. vastgesteld dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 7.4. de Verordening op de advocatuur.
2.3 Verweerder heeft in reactie op de klachten van mevrouw G. bij zijn verweerschrift van 10 juni 2021 aan de deken als bijlage een interne email van 29 december 2020 aan mr G overgelegd. In deze email worden onder meer verschillende dossiers, met de namen van de cliënten, die bij het kantoor van verweerder in behandeling waren, vermeld
2.4 Verweerder is op 4 november 2021 geschrapt van het tableau voor advocaten.
2.5 De deken heeft op grond van het bovenstaande op 18 november 2021 zijn bezwaar tegen verweerder bij de raad ingediend.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder het volgende:
A. Verweerder heeft in zijn optreden naar buiten toe een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking;
B. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden.
De deken heeft ter toelichting op zijn bezwaar het volgende naar voren gebracht:
3.2 De door (het kantoor van) verweerder gehanteerde website gaf een onduidelijke voorstelling omtrent de wijze van praktijkuitoefening, hoe (de samenwerking binnen) het kantoor van verweerder was georganiseerd en wie contractpartij was van een client. Op de website waren verschillende versies van algemene voorwaarden terug te vinden. Er was onduidelijkheid over de verschillende locaties waar kantoor werd gehouden c.q. wie op welke locatie kantoor hield en of sprake was van een nevenlocatie dan wel een zelfstandige vestiging. Indien rechtzoekenden zich tot (het kantoor van) verweerder wendden was niet duidelijk met wie zij een overeenkomst van opdracht aangingen, hoe de samenwerking was georganiseerd en welke advocaten hij hun zaak werden betrokken. Dat dit gebrek aan transparantie tot problemen leidde is gebleken uit een recente klacht van mevrouw G tegen verweerder. Uit deze klachtzaak is naar voren gekomen dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 7.5 Verordening op de advocatuur geen overeenkomst van opdracht met klaagster had gesloten. De rode draad in dit klachtdossier zijn de vele onduidelijkheden omtrent de contractspartij aan de zijde van verweerder.
3.3 Verweerder heeft bij zijn verweerschrift tegen de klacht van mevrouw G een interne e-mail van een kantoorgenote aan mr G van 29 december 2020 overgelegd. In deze e-mail worden verschillende dossiers met bijbehorende namen van cliënten vermeld. Hierdoor hebben alle in de klachtzaak van mevrouw G betrokken partijen van deze vertrouwelijke gegevens kennis kunnen nemen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting van de raad tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ad onderdeel a)
5.1 Een advocaat dient in zijn optreden naar buiten te vermijden dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking (artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de advocatuur). De advocaat dient zijn cliënt te informeren over de persoon, het samenwerkingsverband of de rechtspersoon met wie de cliënt de overeenkomst van opdracht sluit (artikel 7.5 van de Verordening op de advocatuur)..
5.2 De deken verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld in strijd met voormelde bepalingen doordat hij een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking en doordat hij geen opdrachtbevestiging aan mevrouw G heeft toegezonden dan wel haar op andere wijze juist heeft geïnformeerd met welke (rechts)personen de overeenkomst van opdracht werd gesloten.
5.3 Een advocaat behoort zowel in een opdrachtbevestiging, op zijn briefpapier als op de website duidelijk te maken met welke (rechts)persoon een overeenkomst van opdracht wordt gesloten. Voor zover sprake is van een samenwerkingsverband dienen de rechtspersonen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband op de website te worden vermeld met vermelding van het KvK nummer waaronder de vennootschappen staan geregistreerd. Verweerder heeft niet alleen nagelaten om een opdrachtbevestiging aan mevrouw G toe te zenden, maar heeft noch op zijn biefpapier noch op de website duidelijkheid verschaft met wie de overeenkomst van opdracht werd aangegaan.
5.4 C(…) Advocaten was een samenwerkingsverband tussen C(..) C(..) B.V. en C(..) R(..) B.V. Het briefpapier van C(…) Advocaten verschafte geen duidelijkheid over de wijze van praktijkuitoefening door C(…) Advocaten en de vorm van de samenwerking van voormelde rechtspersonen. Op de website van C(…) Advocaten waren twee versies van algemene voorwaarden geplaatst. Bovendien is een verwijzing naar algemene voorwaarden onvoldoende om de vereiste duidelijkheid te verschaffen en verstrekten die algemene voorwaarden gelet op de algemene formulering daarvan, evenmin de vereiste duidelijkheid.
5.5 De raad stelt vast dat verweerder in de zaken van mevrouw G geen opdrachtbevestiging aan mevrouw G heeft toegezonden en middels het briefpapier, de website en de algemene voorwaarden van C(…) Advocaten evenmin duidelijkheid aan mevrouw G heeft verschaft met welke rechtspersoon de overeenkomst van opdracht door haar werd gesloten.
5.6 Verweerder heeft na de overdracht van de zaken van mevrouw G op 31 december 2020 geschreven dat hij eindverantwoordelijk bleef voor haar zaken, terwijl haar zaken werden overgedragen naar een bij een andere rechtspersoon werkzame advocaat, die de zaken van mevrouw G zelfstandig in behandeling nam. Verweerder heeft ook toen een onjuiste en misleidende voorstelling van zaken aan mevrouw G gegeven.
5.7 Het had op de weg van verweerder gelegen om ingevolge het bepaalde in artikel 7.5 van de Verordening op de advocatuur bij aanvang en bij de overdracht van de zaken van mevrouw G duidelijkheid te verschaffen met welke rechtspersoon de overeenkomst van opdracht werd gesloten en aan welke rechtspersoon de opdracht werd overgedragen. Dit wordt ook daarom in ernstige mate aan verweerder verweten nu hij verantwoordelijk was voor de kantoororganisatie en er op bedacht moest zijn dat het bestaan van nevenlocaties deze onduidelijkheden in het leven konden roepen. Het beroep van verweerder op overigens onduidelijk algemene voorwaarden toont aan dat hij zich te weinig bewust was van de essentie van de overtreden bepalingen waardoor het van het begin af aan onduidelijk was met welke rechtspersoon mevrouw G van doen had.
5.8 De raad stelt op grond van al het bovenstaande vast dat verweerder in strijd met de artikelen 7.4 en 7.5 van de Verordening op de advocatuur heeft gehandeld, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Onderdeel a) van het dekenbezwaar is gegrond.
Ad onderdeel b)
5.9 Vast staat dat verweerder als bijlage bij zijn verweerschrift een e-mail met de namen van partijen aan de deken heeft doorgezonden, als gevolg waarvan mevrouw G van die namen kennis heeft kunnen nemen. Verweerder heeft hiermee zijn geheimhoudingsplicht geschonden , wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is gelet op de aard en de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en gelet op de eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week op;
- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven];
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in [7.2];
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 april 2022