ECLI:NL:TADRSHE:2022:6 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-1003/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:6
Datum uitspraak: 06-01-2022
Datum publicatie: 17-01-2022
Zaaknummer(s): 21-1003/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Het behoort tot de vrijheid van een advocaat om in overleg met zijn client de aanpak van de zaak te bepalen. Indien ook andere juridische mogelijkheden openstaan behoort het eveneens tot de vrijheid van een advocaat om in overleg met zijn cliënt daarin een keuze te maken.Klacht kennelijk ongegrond

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 6 januari 2022

in de zaak 21-1003/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 16 december 2021  van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 16 december 2021 met kenmerk, K21-074 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerder heeft zich namens zijn cliënten bij brief van 9 juni 2021 tot klager gewend. Verweerder heeft klager namens zijn cliënten verzocht om de rookgasafvoer en de door klager onrechtmatige aangebrachte schutting te verwijderen en verwijderd te houden. Verweerder schreef voorts het volgende : “Blijft u in gebreke dan zal cliënte nadere rechtsmaatregelen tegen u doen treffen, concreet zal er dan een kort geding tegen u worden aangespannen waarin zal worden geëist de rookgasafvoer te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom. In dat kort geding zal ook verwijdering en verwijderd houden van de onlangs door u aangebrachte erfafscheiding worden gevorderd, op straffe van een dwangsom. Aan u de keuze.”

1.2 Klager heeft op 16 juli 2021 een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij geprobeerd klager te intimideren door met onnodige rechtsmaatregelen te dreigen.

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerder heeft met een kort geding en een dwangsom gedreigd terwijl hij zich tot de afdeling toezicht en handhaving zou kunnen wenden en een kort geding niet toegankelijk is. Verweerder probeert klager te intimideren door een kort geding te suggereren, terwijl er geen gronden voor een kort geding zijn.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De cliënten van verweerder en klager zijn verwikkeld in een geschil betreffende een rookgasafvoer en erfafscheiding/plantenscherm. Verweerder heeft zich in opdracht van zijn cliënten bij brief van 9 juni 2021 gewend tot klager. Verweerder heeft in deze brief in zakelijke bewoordingen het standpunt van zijn cliënten verwoord en, indien klager niet aan het verzoek van zijn cliënten zou voldoen, rechtsmaatregelen in het vooruitzicht gesteld. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Het staat een advocaat vrij om in overleg met zijn cliënt de aanpak van een zaak te bepalen. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de informatie van zijn cliënten. Ook indien andere juridische mogelijkheden openstaan behoort het tot de vrijheid van een advocaat om in overleg met zijn cliënt daarin een keuze te maken. Dat de aanpak van de zaak in deze kwestie klager niet welgevallig was, betekent niet dat verweerder de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt heeft overschreden. Dat verweerder de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is niet gebleken. De beoordeling van de gronden van een vordering in kort geding komt toe aan de rechter. Terzake komt de raad geen bevoegdheid toe.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2022.

Griffier                                                            Voorzitter