ECLI:NL:TADRSHE:2022:164 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-528/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:164
Datum uitspraak: 28-11-2022
Datum publicatie: 28-11-2022
Zaaknummer(s): 22-528/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Aangeefster in strafzaak verwijt de advocaat van de verdachte dat hij het dossier, inclusief stukken die eigenlijk niet in het strafdossier thuishoorden, heeft gedeeld met zijn cliënt. De advocaat die de verdediging van de verdachte in een strafzaak op zich heeft genomen moet in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt in beginsel alle stukken met zijn cliënt kunnen delen en bespreken. Dit uitgangspunt leidt uitzondering indien derden, zoals bijvoorbeeld het slachtoffer in een strafzaak, er op grond van specifieke in de zaak aan de orde zijnde feiten en omstandigheden een dermate zwaarwegend belang bij hebben dat bepaalde stukken uit het dossier niet ter kennis komen van de verdachte dat een afweging van de belangen van die derde en het belang van de verdachte bij kennisname van het complete dossier in het voordeel van de derde uitvalt. In dat geval kan het delen van alle stukken met de cliënt onzorgvuldig en op basis daarvan mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 28 november 2022

in de zaak 22-528/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op  4 december 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 4 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|21|162K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 oktober 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 18 juli 2022, met bijlagen, de e-mail van verweerder van 7 september 2022, met bijlagen, de door klaagster ter zitting overgelegde pleitnotitie en hetgeen overigens ter zitting is verhandeld.  

2  FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Verweerder heeft opgetreden als advocaat voor klaagsters ex-partner, hierna: “de man”, in een strafzaak waarin de man werd verdacht van stalking/belaging van klaagster.

2.3     Verweerder heeft de man op 23 december 2020 als piketadvocaat bijgestaan. In het kader van de voorbereiding van de voorgeleiding voor de rechter-commissaris heeft verweerder het proces-verbaal ontvangen en aan de man verstrekt en met hem besproken.

2.3     Bij brief d.d. 25 december 2020 heeft het OM aan klaagster bericht dat de officier van justitie aan de man een gedragsaanwijzing had opgelegd voor de duur van 90 dagen, op grond waarvan het de man niet was toegestaan om zich te begeven in klaagsters straat en hij zich diende te onthouden van contact met klaagster. Het was de man enkel toegestaan om in geval van dringende zaken aangaande de dochter van partijen met tussenkomst van een derde (professional) met klaagster contact op te nemen.

2.4     Verweerder heeft het eindproces-verbaal op 19 januari 2021 ontvangen, doorgenomen en vervolgens doorgestuurd aan de man.

2.5     Het OM heeft de strafzaak op 11 maart 2021 geseponeerd.

2.6     Bij e-mail d.d. 30 augustus 2021 heeft klaagster het OM bericht dat zij tweemaal telefonisch was benaderd door de man en dat zij van hem had begrepen dat hij de beschikking had over een dik dossier, onder meer bestaande uit alle getuigenverklaringen, de communicatie tussen Slachtofferhulp en klaagster, klaagsters slachtofferverklaring en correspondentie tussen klaagster en het OM. Klaagster heeft het OM gevraagd of het kan kloppen dat deze stukken aan de man ter beschikking zijn gesteld.

2.7     Bij e-mail d.d. 15 oktober 2021 heeft mr. K, adviseur bestuurlijk juridische zaken, namens het OM het volgende aan klaagster bericht:

         “(…) In reactie op uw e-mail moet ik u berichten dat het proces-verbaal in de zaak (…) met parketnummer (…) via het advocatenportaal digitaal beschikbaar is gesteld aan de advocaat van [de man], conform de wettelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot diens verdediging. In het proces-verbaal zitten inderdaad ook de verklaringen van uw ouders en andere getuigen. Kennelijk heeft de advocaat het aan de [de man] door verstrekt. Hoewel dit niet altijd gedaan wordt, kan dit wel.

         Buiten bepaalde – voor een strafzaak relevante – stukken, zoals voegingsformulieren, zou mailwisseling van uw zijde met het slachtofferloket en anderszins met het OM echter geen deel moeten uitmaken van de aan de advocaat ter beschikking gestelde stukken. Deze maken geen deel uit van het strafdossier.

         In het systeem zie ik echter dat deze stukken op ‘openbaar’ staan, hetgeen tot gevolg heeft dat de advocaat ze kan raadplegen via het advocatenportaal. In het onderhavige geval lijkt het erop dat ook deze stukken door de advocaat ter beschikking zijn gesteld aan [de man]. Er is direct melding gemaakt van een datalek en de categorisering ‘openbaar’ is inmiddels verwijderd. Tevens is de advocaat verzocht de stukken – zo hij daarover nog mocht beschikken – te verwijderen. (…)”

2.8     Bij e-mail d.d. 15 oktober 2021 heeft mr. K verweerder bericht:

         “(…) Er zijn stukken op ‘openbaar’ gezet die niet tot het procesdossier behoren, zoals mailwisselingen met het Openbaar Ministerie of onderdelen daarvan, als gevolg waarvan deze beschikbaar zijn geweest via het advocatenportaal. Inmiddels is dit aangepast. Graag wil ik u verzoeken om – zo u hierover nog mocht beschikken – de betreffende stukken te vernietigen. Tevens wil ik u vragen na te gaan of u deze stukken heeft verstrekt aan [de man]. Gezien de situatie tussen betrokkenen vraag ik u vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen bij nader inzien om [de man] niet bij deze kwestie te betrekken.

         Zou u mij kunnen laten weten of u aan mijn verzoeken heeft kunnen voldoen en wat daarvan de uitkomst is opdat de omvang van het datalek ingeschat kan worden? (…)”

2.9     Verweerder heeft niet op de e-mail van mr. K gereageerd. Bij e-mail d.d. 18 november 2021 heeft mr. K een rappel aan verweerder gestuurd.

2.10   Op 3 december 2021 heeft klaagster bij het OM een klacht ingediend. Bij brief d.d. 22 december 2021 heeft het OM aan klaagster excuses aangeboden voor de door het parket gemaakte fout en het ongemak en extra onrust die uit die fout zijn voortgekomen. Verder heeft het OM in deze brief aan klaagster medegedeeld:

         “(…) De advocaat is zowel telefonisch als tweemaal per e-mail verzocht de betreffende stukken te verwijderen. Helaas heeft deze tot op heden niet op dit verzoek gereageerd. (…)”

2.11   Op 4 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

3  KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft opzettelijk, althans klakkeloos, aan zijn cliënt, die verdachte was in een strafzaak waarin klaagster was aangemerkt als slachtoffer van stalking althans belaging, stukken verstrekt die het Openbaar Ministerie abusievelijk digitaal had toegevoegd aan het proces-verbaal, maar die geen deel zouden moeten uitmaken van de aan verweerder te verstrekken stukken, terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat deze stukken niet in het proces-verbaal thuishoorden. Het gegeven dat verweerder de stukken heeft gedeeld met zijn cliënt heeft ertoe geleid dat klaagster door de cliënt van verweerder intimiderend en denigrerend is benaderd.                                                                          

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

5.1     Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder het volledige door het arrondissementsparket aan hem ter beschikking gestelde strafdossier heeft doorgestuurd aan de man. Tevens staat vast dat, naar achteraf is gebleken, het arrondissementsparket stukken een aantal stukken aan dit dossier had toegevoegd dat er eigenlijk niet in thuishoorde. Klaagster is van mening dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt van het feit dat de man de beschikking heeft gekregen over die stukken. De raad volgt klaagster daarin niet. Het enkele feit dat het Openbaar Ministerie heeft erkend een fout te hebben gemaakt door stukken aan verweerder te verstrekken die eigenlijk niet in het strafdossier thuishoorden maakt, anders dan klaagster lijkt te veronderstellen, niet automatisch dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door die stukken te delen met zijn cliënt. De raad overweegt als volgt.

5.2     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.3   De raad overweegt verder dat uitgangspunt is dat het de advocaat vrij staat om het volledige dossier met zijn cliënt te delen. Immers, de advocaat die de verdediging van de verdachte in een strafzaak op zich heeft genomen moet in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt in beginsel alle stukken met zijn cliënt kunnen delen en bespreken. Dit uitgangspunt leidt uitzondering indien derden, zoals bijvoorbeeld het slachtoffer in een strafzaak, er op grond van specifieke in de zaak aan de orde zijnde feiten en omstandigheden een dermate zwaarwegend belang bij hebben dat bepaalde stukken uit het dossier niet ter kennis komen van de verdachte dat een afweging van de belangen van die derde en het belang van de verdachte bij kennisname van het complete dossier in het voordeel van de derde uitvalt. In dat geval kan het delen van alle stukken met de cliënt onzorgvuldig en op basis daarvan mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Dat hiervan in de onderhavige zaak sprake is, is naar het oordeel van de raad echter onvoldoende gebleken.

5.4     De raad is van oordeel dat klaagster, ook na het uitdrukkelijk door verweerder gevoerde verweer dat hem uit de klacht noch anderszins duidelijk is geworden welke stukken hij niet aan zijn cliënt had mogen doorsturen, heeft nagelaten om concreet te maken welke stukken verweerder niet had mogen delen met zijn cliënt en in welke belangen klaagster is geschaad doordat verweerder die concrete stukken wel heeft gedeeld met zijn cliënt. In het licht van het door verweerder gevoerde verweer en afgezet tegen het hierboven geschetste toetsingskader heeft klaagster haar klacht, naar het oordeel van de raad onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Dat verweerder onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld heeft de raad niet kunnen vaststellen. De raad zal de klacht ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 november 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 28 november 2022