ECLI:NL:TADRARL:2022:81 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-832/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:81
Datum uitspraak: 21-02-2022
Datum publicatie: 20-05-2022
Zaaknummer(s): 20-832/AL/OV
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat er een affectieve en seksuele relatie tussen hen is geweest, dat klaagster voor hem is verhuisd en dat hij en zijn familie haar met veel dingen hebben geholpen, die niet vallen onder de juridische bijstand. De raad overweegt dat niet vast is komen te staan dat klaagster en verweerder een relatie hebben gehad. Ook is niet gebleken dat klaagster voor hem is verhuisd. Deze stellingen zijn door verweerder betwist en klaagster heeft deze verwijten niet onderbouwd. Wat wel vast is komen te staan, en door verweerder niet is betwist, is dat klaagster met haar kinderen heeft overnacht in het huis van verweerders ouders terwijl zijn ouders op vakantie waren, en dat hij de in de woning van klaagster verrichte verbouwingswerkzaamheden heeft gecontroleerd. Ook is gebleken dat klaagster via het e mailadres van verweerder een vakantie heeft geboekt. Gezien deze handelingen van verweerder is de raad van oordeel dat hij zich in onvoldoende mate rekenschap heeft gegeven van de professionele distantie ten opzichte van zijn cliënte die aangewezen was. De raad onderschrijft het dringende advies van de deken aan verweerder dat hij hier in de toekomst meer aandacht voor dient te hebben. De vastgestelde handelingen van verweerder zijn naar het oordeel van de raad echter van onvoldoende gewicht om te concluderen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 21 februari 2022
in de zaak 20-832/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 december 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 november 2020 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 december 2021. Daarbij was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster was tot diens overlijden getrouwd met de heer A en samen hebben ze twee (jonge) kinderen. Verweerder en de heer A waren bekenden van elkaar.
2.3 Nadat de ex-vrouw van haar overleden echtgenoot een zaak tegen klaagster had aangespannen in verband met een erfeniskwestie, heeft op 4 mei 2015 een intakegesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder en is verweerder klaagster gaan bijstaan.
2.4 In deze erfeniskwestie speelde onder meer de verkoop van een restaurant in Groningen, dat werd verhuurd. Bij deze verkoop waren problemen met de huurders ontstaan. Daarbij wenste klaagster ook dat haar zoon uit een eerdere relatie naar Nederland over zou komen, waarbij hulp gewenst was. Klaagster werd na het overlijden van de heer A lastiggevallen in zowel Nederland als Turkije, door zijn kinderen uit diens eerste huwelijk vanwege de erfeniskwestie.
2.5 Door verweerder is mr. G ingeschakeld om klaagster bij te staan bij haar problemen in Turkije. Op 6 november 2019 heeft verweerder, na een geschil, klaagster aangegeven haar alleen nog maar te willen bijstaan in lopende zaken en geen nieuwe zaken meer voor haar aan te nemen. Op 30 november 2019 zijn de fysieke dossiers door verweerder aan klaagster afgegeven.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
Klachtonderdeel a)
3.2 Alle zaken zijn verloren en verweerder heeft niets voor haar kunnen regelen. Daarbij zou verweerder zich niet aan de wetten houden.
Klachtonderdeel b)
3.3 Klaagster heeft geen terugkoppeling van verweerder ontvangen. Klaagster heeft verweerder alle vertrouwen gegeven en haar hele levensverhaal gedeeld.
Klachtonderdelen c) en d)
3.4 Verweerder was om de haverklap bij haar. Iedere keer dat verweerder bij haar was, ontving hij contant reiskosten en geld voor de diensten van haar. Tevens heeft klaagster € 12.000 in contanten aan verweerder gegeven waarvan €10.000 bedoeld was voor de nieuwe woning.
Klachtonderdeel e)
3.5 Verweerder heeft ongeveer € 16.000 ontvangen aan advocaatkosten. Hiervan wilde verweerder ongeveer € 12.000 contant hebben omdat hij er anders belasting over moest betalen.
Klachtonderdeel f)
3.6 Verweerder wenste dat zij in Almelo kwam wonen zodat zij dan dichter bij verweerder zou zijn en verweerder haar sneller kon helpen.
Klachtonderdeel g)
3.7 Verweerder heeft geld van de wederpartij ontvangen en klaagster heeft vermoedens dat verweerder onderhands geld ontvangt.
Klachtonderdeel h)
3.8 De zus van verweerder heeft klaagster geholpen met het papierwerk en zij is met klaagster naar een woningstichting geweest.
Klachtonderdeel i)
3.9 Ten behoeve van de verbouwing van de woning in Almelo heeft klaagster € 10.000 aan verweerder gegeven.
Klachtonderdeel j)
3.10 Klaagster heeft een paar dagen gelogeerd in de woning van de ouders van verweerder.
Klachtonderdelen k, p) en q)
3.11 Klaagster en verweerder hadden een affectieve en seksuele relatie met elkaar. Verweerder regelen veel voor haar en haalde haar kinderen op van de oppas. Klaagster vraagt zich af welke advocaat zoveel dingen doet voor zijn klant.
Klachtonderdelen l) en o)
3.12 Van de opbrengst van de verkoop van het huis wenste verweerder € 16.000 te ontvangen, waarvan € 12.000 contant. Verweerder heeft vliegtickets geregeld zodat zij terug naar Nederland kon en hij heeft haar afgehaald in Gronau. Verweerder heeft via haar bankrekening twee keer € 50.000 overgemaakt naar Turkije. Klaagster heeft op advies van verweerder € 30.000 opgenomen en dit hebben meegebracht naar zijn kantoor. Klaagster heeft door alle foute adviezen, informatie en handelingen een schuld van bijna € 60.000 moeten betalen.
Klachtonderdeel m)
3.13 Verweerder heeft haar hoop gegeven dat hij de zaak zou winnen en verweerder heeft veel beloftes gemaakt. Verweerder is niet eerlijk tegen haar geweest.
Klachtonderdeel n)
3.14 Verweerder heeft haar niet had geïnformeerd over de toeslagen van de Belastingdienst. Hierdoor heeft klaagster een schuld bij de Belastingdienst. Pas toen klaagster de samenwerking met verweerder wilde beëindigen, kreeg zij een bericht van verweerder dat de Belastingdienst de schulden zou hebben verlaagd.
Klachtonderdelen r) en s)
3.15 Naast de gewenste betalingen heeft verweerder klaagster een papier laten ondertekenen om bij de Raad voor Rechtsbijstand alles vergoed te krijgen. Verweerder heeft zowel geld van de Raad voor Rechtsbijstand als van haar ontvangen.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder heeft erkend dat hij klaagster in de woning van zijn ouders heeft laten overnachten en hij heeft bevestigd dat hij en zijn zus klaagster bij een aantal zaken heeft geholpen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De overige verwijten heeft verweerder betwist. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De raad hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
5.2 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80 en HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdelen a), b), m), n)
5.3 Klachtonderdelen a), b), m) en n) gaan in kern over de door verweerder geleverde dienstverlening en de ontevredenheid daarover van klaagster. Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
5.4 Klaagster heeft deze verwijten over de gebrekkige communicatie van verweerder, over zijn beloftes en over het feit dat hij geen zaken voor haar won, niet onderbouwd. Verweerder heeft deze verwijten gemotiveerd en onderbouwd met bescheiden betwist. De raad is van oordeel dat de feiten die klaagster aan haar verwijten in de richting van verweerder ten grondslag legt wel vast moeten staan om over de klachtwaardigheid daarvan een oordeel te kunnen vellen. Nu de juistheid van de stellingen van klaagster ten aanzien van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan, moeten deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.
5.5 Met betrekking tot de stelling van klaagster dat verweerder al haar zaken heeft verloren, overweegt de raad nog dat een advocaat een inspanningsverplichting heeft en geen resultaatsverplichting, zodat het enkele niet bereiken van een resultaat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
Klachtonderdelen c), d), e) g), i), l), o), r), s)
5.6 Deze klachtonderdelen zien op verschillende financiële kwesties. Klaagster stelt dat zij verweerder meermalen contant heeft moeten betalen, mede omdat hij er anders belasting over had moeten betalen. Die betalingen zouden onder meer betrekking hebben op de reiskosten, diensten en gelden voor onder andere een verbouwing van een woning. Ook stelt klaagster dat verweerder zowel van haar als van de Raad voor Rechtsbijstand geld heeft ontvangen.
5.7 De raad overweegt dat ook deze verwijten onvoldoende zijn onderbouwd. Ook desgevraagd heeft klaagster geen bewijs overgelegd die deze verwijten kunnen onderbouwen. Uit de stukken die wel zijn overgelegd, is niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verweerder heeft deze verwijten betwist. Nu de juistheid van de stellingen van klaagster ten aanzien van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan, moeten ook deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdelen f), h), j), k), p), q)
5.8 Klaagster verwijt verweerder dat er een affectieve en seksuele relatie tussen hen is geweest, dat klaagster voor hem is verhuisd en dat hij en zijn familie haar met veel dingen hebben geholpen, die niet vallen onder de juridische bijstand. De raad overweegt dat niet vast is komen te staan dat klaagster en verweerder een relatie hebben gehad. Ook is niet gebleken dat klaagster voor hem is verhuisd. Deze stellingen zijn door verweerder betwist en klaagster heeft deze verwijten niet onderbouwd. 
5.9 Wat wel vast is komen te staan, en door verweerder niet is betwist, is dat klaagster met haar kinderen heeft overnacht in het huis van verweerders ouders terwijl zijn ouders op vakantie waren, en dat hij de in de woning van klaagster verrichte verbouwingswerkzaamheden heeft gecontroleerd. Ook is gebleken dat klaagster via het e-mailadres van verweerder een vakantie heeft geboekt. Gezien deze handelingen van verweerder is de raad van oordeel dat hij zich in onvoldoende mate rekenschap heeft gegeven van de professionele distantie ten opzichte van zijn cliënte die aangewezen was. De raad onderschrijft het dringende advies van de deken aan verweerder dat hij hier in de toekomst meer aandacht voor dient te hebben. De vastgestelde handelingen van verweerder zijn naar het oordeel van de raad echter van onvoldoende gewicht om te concluderen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat betekent dat deze klachtonderdelen ongegrond zullen worden verklaard.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, K.F. Leenhouts, C.W.J. Okkerse en C.A.Th. Philipsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022.

Griffier                                              Voorzitter

Verzonden d.d. 21 februari 2022