ECLI:NL:TADRARL:2022:376 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-996/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:376
Datum uitspraak: 11-04-2022
Datum publicatie: 03-02-2023
Zaaknummer(s): 21-996/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter verklaart de klacht over het handelen van verweerster in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 april 2022
in de zaak 21-996/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 10 december 2021 met kenmerk K 21/22, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 De klacht ziet op het optreden van verweerder als advocaat van mevrouw G, de inmiddels ex-partner van klager (hierna ook: de ex-partner), in een familierechtelijke procedure in de periode vanaf januari 2021 tot en met maart 2021.
1.2 Klager en de ex-partner waren beiden eigenaar van de echtelijke woning. De opbrengst van de woning is op de rekening van een notaris gestort. Verweerder heeft de notaris bij brief van 5 januari 2021 namens de ex-partner verzocht om het bedrag in depot te houden.
1.3 Bij e-mail van 7 januari 2021 aan de notaris heeft klager het volgende geschreven:

“Nadenkend over allerlei zaken valt het mij op dat u een document van de advocaat van mevrouw G heeft, maar dat ik dat document niet heb. Zowel via de mail als per post heb ik niets ontvangen. Is dat document te delen met mij?”

1.4 Bij e-mail van 8 januari 2021 aan klager heeft de notaris als volgt gereageerd op de e-mail van klager van 7 januari 2021:

“Voor nadere informatie omtrent de vordering van mevrouw G, verwijs ik u naar mevrouw G zelf of naar haar advocaat.”

1.5 Vanaf 12 januari 2021 heeft mr. Van E, de advocaat van klager, geprobeerd om telefonisch contact met verweerder te krijgen.
1.6 Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft klager verweerder een voorstel gedaan om tot een oplossing van het geschil te komen, met het verzoek om hierop binnen veertien dagen te reageren.
1.7 Direct na de e-mail van 29 januari 2021 heeft klager van verweerder een automatisch antwoord ontvangen met de volgende inhoud:

“Bedankt voor uw e-mail. Uw e-mail hebben wij in goede orde ontvangen. Wij hebben kwaliteit hoog in het vaandel staan. Het kan daardoor enige tijd kosten om de inhoud van uw e-mail te verwerken. Wij gaan er vanuit dat u hiervoor begrip heeft. Zo spoedig mogelijk wordt uw e-mail in behandeling genomen en ontvangt u van ons, waar van toepassing, een reactie.”

1.8 Bij e-mail van 22 februari 2021 heeft klager verweerder verzocht om te reageren om de e-mail van 29 januari 2021.
1.9 De cliënte van verweerder heeft een brief gedateerd 21 maart 2021 geschreven, gericht aan de advocaat van klager, met een uiteenzetting van de gang van zaken. Deze brief heeft verweerder aan de advocaat van klager gestuurd en deze brief heeft verweerder ook in deze klachtprocedure – als bijlage bij zijn reactie op de klacht – aan de deken gezonden.
1.10 Bij brief van 31 maart 2022 heeft verweerder een e-mail gestuurd naar de advocaat van klager met de mededeling dat de ex-partner bereid zou zijn om tot een oplossing van het geschil te komen.
1.11 Op 22 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Bij brief van 30 april 2021 heeft klager zijn klacht aangevuld.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Niet reageren op het verzoek van klager of het verzoek van klagers advocaat om contact op te nemen. Pas op het moment dat klagers advocaat had aangegeven dat hij contact op zou nemen met de deken, heeft verweerder gereageerd.
b) Aan klagers advocaat bevestigen dat verweerder een kopie van de brief aan de notaris aangetekend naar klager zou hebben verzonden, terwijl klager deze brief nooit heeft ontvangen.
c) Meewerken aan de grievende uitlatingen van de ex-partner door haar brief van 21 maart 2021 toe te zenden aan de deken in het kader van het onderzoek van de klacht. Deze brief van de ex-partner is niet van belang voor het onderzoek van de klacht.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Verweerder hoeft in het kader van de belangenbehartiging van zijn cliënten niet te reageren op de wederpartij en zeker niet indien de wederpartij wordt bijgestaan door een advocaat. Daarnaast heeft verweerder op 31 maart 2021 een e-mail gestuurd naar de advocaat van klager met de mededeling dat de ex-partner bereid zou zijn om tot een oplossing van het geschil te komen. Van de advocaat van klager heeft verweerder hierop geen reactie ontvangen. Aangezien de verhoudingen tussen klager en zijn cliënte in ernstige mate was verstoord en verweerder rekening moest houden met het belang van zijn cliënte heeft verweerder in eerste instantie niet gereageerd op het bericht van klager. Verweerder ging ervan uit dat klagers advocaat zou reageren.
Klachtonderdeel b)
3.3 Verweerder heeft de brief wel degelijk aangetekend verzonden naar het woonadres van klager.
Klachtonderdeel c)
3.4 Verweerder heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten. Om de verhoudingen tussen klager en zijn cliënte duidelijk te maken, heeft verweerder de brief van zijn cliënte van 31 maart 2021 naar de deken gezonden.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gereageerd op verzoeken van hem en zijn advocaat om contact op te nemen. De voorzitter stelt vast dat klager werd bijgestaan door een advocaat. Hoewel het beter was geweest dat verweerder (direct) aan klager had geantwoord dat hij niet inhoudelijk op de brief van klager kon reageren, stond het verweerder vrij om pas te reageren op een bericht van de advocaat van klager. Bovendien heeft verweerder uiteindelijk wel gereageerd. De termijn waarop verweerder heeft gereageerd is lang, maar niet zodanig lang dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij aan klagers advocaat heeft geschreven dat hij een brief aangetekend aan klager heeft verzonden. Klager betwist dat hij deze brief heeft ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat gelet op het standpunt van verweerder dat hij deze brief wel aan klager heeft gestuurd, de juistheid van dit verwijt en daarmee de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal verklaren. 
Klachtonderdeel c)
4.4 Verweerder heeft in deze klachtprocedure - als bijlage bij zijn reactie op de klacht - een brief ingebracht die zijn cliënte aan de advocaat van klager had geschreven en welke brief verweerder eerder (op verzoek van zijn cliënte) aan de advocaat van klager had gestuurd. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder in een klachtprocedure in beginsel vrij staat om zich tegen een klacht te verweren op de wijze die hem goeddunkt. Van het op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze meewerken aan grievende uitlatingen van zijn cliënte is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Daarbij acht de voorzitter mede van belang dat verweerder deze brief al aan klagers advocaat had gestuurd en klager dus al bekend was met de inhoud van deze brief voordat verweerder deze aan de deken stuurde. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.

Griffier                                                                                                Voorzitter

Verzonden d.d. 11 april 2022