ECLI:NL:TADRARL:2022:374 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-155/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:374
Datum uitspraak: 02-05-2022
Datum publicatie: 03-02-2023
Zaaknummer(s): 22-155/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de deken. Klager stelt dat verweerder zijn klachten tegen (in totaal) drie advocaten heeft genegeerd. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder klagers klachten heeft genegeerd. Verweerder heeft op de klachten gereageerd en klager laten weten dat hij zijn klachten via een digitaal webformulier kan indienen. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrij stond om klager te verzoeken om zijn klachten via deze gestandaardiseerde wijze in te dienen. Verweerder heeft daardoor het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen jegens klager is dan ook geen sprake. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 mei 2022
in de zaak 22-155/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder,
mr. J.A.W.M. Vogels, in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 23 februari 2022 met kenmerk K 21/L03, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met bijlage van klager van 14 maart 2022.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Bij brief van 14 december 2020 aan verweerder heeft klager een klacht ingediend tegen mrs. L.P.H. H en J.H.L. A, beiden advocaat te [plaats].
1.2 Bij brief van 17 december 2020 aan verweerder heeft klager een klacht ingediend tegen mr. A.W.M. M, advocaat te [plaats].
1.3 Bij brief van 23 december 2020 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Op het bureau heb ik een tweetal brieven met bijlagen ontvangen.
Sinds 1 april 2018 werkt de Orde van Advocaten Limburg met een nieuw systeem.
Voor het indienen van een klacht en alle verdere informatie verwijs ik u naar de website: www.advocatenorde-limburg.nl
Via deze site kunt u via een digitaal webformulier de klacht bij ons indienen. De deken zal daarna beoordelen of de klacht in behandeling genomen kan worden.(…)”

1.4 Bij brief van 4 januari 2021 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij het Hof van Discipline. Bij beslissing van 9 maart 2021 heeft het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek en behandeling verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij de door klager bij brieven van 14 december en 17 december 2020 ingediende klachten heeft genegeerd. 

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter constateert dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken in het arrondissement van de Orde van Advocaten in Limburg. Slechts indien verweerder zich bij de vervulling van die functie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad, kan hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.
4.2 Klager stelt dat verweerder zijn klachten tegen (in totaal) drie advocaten heeft genegeerd. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder klagers klachten heeft genegeerd. Verweerder heeft op de klachten gereageerd en klager laten weten dat hij zijn klachten via een digitaal webformulier kan indienen. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrij stond om klager te verzoeken om zijn klachten via deze gestandaardiseerde wijze in te dienen. Verweerder heeft daardoor het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen jegens klager is dan ook geen sprake. Daarom zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2022.

Griffier                                                                                         Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. W.B. Kok
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)


Verzonden d.d. 2 mei 2022