ECLI:NL:TADRARL:2022:252 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-668/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:252
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 03-11-2022
Zaaknummer(s): 22-668/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij. Uit de stukken is de voorzitter gebleken dat verweerder de door klaagster bedoelde vertrouwelijke gevoelige informatie uit het medisch dossier van het UWV heeft gehaald waarover hij wel, en zijn cliënte (de werkgever) niet kon beschikken. Niet is gebleken dat verweerder die informatie ook met zijn cliente heeft gedeeld. Door het gebruik van die gevoelige privé informatie van klaagster in de loonsanctieprocedure heeft verweerder als partijdig advocaat niet de grenzen van het betamelijke overschreden. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022
in de zaak 22-668/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 22 augustus 2022 met kenmerk Z 1495205/FM/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft zich op 21 januari 2019 ziekgemeld.
1.2 Bij beslissing van 15 februari 2021 heeft het UWV een loonsanctie opgelegd aan de werkgever van klaagster wegens tekortkomingen in het re-integratietraject van klaagster.
1.3 Op 12 april 2019 heeft klaagster vertrouwelijke informatie uit 2013 gedeeld met de bedrijfsarts en op 15 april 2019 met de coach en adviseur inzetbaarheid van de arbodienst.
1.4 Tegen de beslissing van 15 februari 2021 heeft verweerder op 12 mei 2021 namens de werkgever bezwaar aangetekend.
1.5 Op 30 juni 2021 heeft de hoorzitting van het UWV plaatsgevonden via Teams.
1.6 Op 5 en 6 juli 2021 heeft klaagster telefonisch contact gezocht met verweerder en met haar werkgever om uitleg te krijgen over de noodzaak om haar privé informatie te delen tijdens de hoorzitting van het UWV. Op 6 juli 2021 heeft klaagster daarover ook een e mail aan het algemene kantooradres van verweerder gestuurd.
1.7 Verweerder heeft op 5 juli 2021 een terugbelverzoek achtergelaten bij de advocaat van klaagster, mr. J. Op 6 juli 2021 heeft verweerder aan mr. J gemeld dat haar cliënte niet rechtstreeks contact met hem moet opnemen en dat de communicatie via de advocaten moet verlopen.
1.8 Bij beslissing van 7 juli 2021 heeft het UWV het bezwaarschrift van de werkgever ongegrond verklaard.
1.9 Op 13 augustus 2021 heeft verweerder contact gezocht met mr. J die desgevraagd heeft bevestigd nog altijd de advocaat van klaagster te zijn.
1.10 Per e-mailbericht van 17 augustus 2021 heeft verweerder onder andere aan mr. J bericht:

"Ik begrijp dat uw cliënte moeite heeft met het feit dat in het medische gedeelte van de hoorzitting melding is gemaakt van 'moord in de familie'. Ik heb deze informatie ontleend aan een rapportage van de bedrijfsarts die onderdeel uitmaakt van het medische dossier. … "

en

"Het gaat hier dus niet om informatie of om informatie die ik verkregen heb van de werkgever. Het gaat om een verwijzing naar medische informatie die onderdeel uitmaakt van de gedingstukken die ik van het UWV heb ontvangen. Deze stukken heb ik uiteraard niet gedeeld met de werkgever."

en

"Uw cliënte heeft zelf wèl richting de werkgever melding gemaakt van hetgeen in het medische gedeelte van de hoorzitting is besproken en door mij naar voren is gebracht."

en

"Mochten er nog vragen zijn, dan verzoek ik u uw cliënte om niet, zoals eerder gebeurd is, rechtstreeks met mij contact op te nemen."

1.11 Bij beslissing van 15 juni 2021 heeft het UWV de aanvraag tot bekorting van de loonsanctie niet gehonoreerd. Tegen deze beslissing heeft verweerder namens de werkgever van klaagster op 16 juli 2021 bezwaar aangetekend.
1.12 Op 1 november 2021 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden bij het UWV.
1.13 Op 29 juli 2021, aangevuld op 5 oktober 2021, heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) gevoelige informatie van klaagster, die door haar in 2013 vertrouwelijk met haar werkgever is gedeeld, terloops in het medische deel van de digitaal gehouden UWV-hoorzitting op 30 juni 2021 te delen met de daarbij aanwezige drie medewerkers van het UWV en de advocate van klaagster;
b) de onder a) genoemde informatie niet functioneel te gebruiken omdat de zaak ging over de verkorting van de loonsanctie en niets te maken had met hetgeen in 2013 bij klaagster is voorgevallen;
c) niet te reageren op meerdere verzoeken van klaagster om over de gang van zaken op de zitting van 30 juni 2021 uitleg te geven;
d) in het bezwaarschrift van 12 mei 2021 onder het medische deel, punt 6, te vermelden: “Wel geef ik het UWV in overweging zelf ook een afweging te maken tussen de verwijten aan het adres van de werkgever enerzijds en anderzijds het gegeven dat deze mevrouw een compulsieve stoornis heeft”, en daarmee als niet-deskundige een onjuiste medische diagnose te stellen over klaagster en te presenteren als feit.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.2 Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.3 De voorzitter zal de klachtonderdelen toetsen aan deze maatstaf.
Klachtonderdeel a)
4.4 Volgens verweerder heeft hij tijdens het aparte medische gedeelte van de hoorzitting op 30 juni 2021, waarbij de werkgever niet aanwezig was, rechtstreeks geciteerd uit medische informatie van 27 november 2020 van de bedrijfsarts zoals verstrekt aan het UWV in het kader van de aanvraag WIA van klaagster. Deze medische informatie van de bedrijfsarts maakte onderdeel uit van de medische gedingstukken in de bezwaarprocedure over het niet bekorten van de loonsanctie. De door klaagster bedoelde gevoelige informatie heeft hij daaruit gehaald en niet ook van de werkgever gekregen. Hij mocht die informatie in de procedure gebruiken als partijdig advocaat. Bovendien waren UWV medewerkers en de advocaat van klaagster aanwezig bij die hoorzitting die al met de door klaagster bedoelde informatie bekend waren of konden dat zijn. 
4.5 Uit de stukken is de voorzitter gebleken dat verweerder de door klaagster bedoelde vertrouwelijke informatie uit het medisch dossier van het UWV heeft gehaald waarover hij wel, en zijn cliënte niet kon beschikken. Blijkbaar heeft klaagster de werkgever in 2013 al geïnformeerd over wat in 2013 in haar gezin speelde, maar niet is gebleken dat verweerder de door hem verkregen vertrouwelijke informatie over klaagster ook met haar werkgever heeft gedeeld. Daarmee lijken zowel de werkgever van klaagster als verweerder zich aan de vereiste geheimhouding van de medische informatie van klaagster gehouden.
4.6 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klaagster door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in haar belangen is geschaad.  De voorzitter zal klachtonderdeel a) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.7 Verweerder heeft aangevoerd dat in de door klaagster bedoelde procedure over de loonsanctie onder meer van belang was of klaagster belastbaar was. Als geen sprake is van belastbaarheid, dan is een oplegging van een loonsanctie of voortzetting daarvan aan een werkgever niet rechtmatig omdat re-integratie dan niet mogelijk is. Volgens verweerder lijkt klaagster in haar communicatie in december 2020 met het UWV zelf te hebben aangegeven dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Bij de vaststelling van de medische belastbaarheid van een werknemer speelt onder meer een rol welke diagnose is gesteld door de verzekeringsarts van het UWV. Voor de vraag hoe ernstig de medische klachten en beperkingen zijn ten gevolge van de bij klaagster vastgestelde aandoening, moest verweerder in het belang van zijn cliënte de bedoelde zinsnede over klaagster citeren zoals door hem tijdens de hoorzitting gedaan. De bedrijfsarts had in zijn optiek niet zonder reden verwezen naar de gebeurtenis van klaagster in 2013 in relatie tot de bij haar gediagnosticeerde aandoening. Dat de verzekeringsarts die vertrouwelijke informatie van klaagster niet aantoonbaar heeft gebruikt bij het opstellen van de rapportage die ten grondslag ligt aan de beslissing op bezwaar, betekent niet dat deze informatie niet mogelijk relevant is voor de belastbaarheid van klaagster. Vanwege een gebrekkige motivering van de beslissing op bezwaar is door de werkgever bovendien beroep aangetekend bij de rechtbank, aldus verweerder.
4.8 De voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerder door het gebruik van de gevoelige privé informatie van klaagster de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel. Verweerder heeft uitvoerig toegelicht waarom hij die informatie tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht en ook naar voren moest brengen als partijdig advocaat. Door dat te doen, heeft hij naar het oordeel van de voorzitter niet de grenzen van het betamelijke overschreden. De voorzitter zal klachtonderdeel b) eveneens kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel c)
4.9 Uit de feiten, zoals vastgesteld onder 1.7, 1.9 en 1.10 hiervoor, is de voorzitter gebleken dat verweerder wel heeft gereageerd op verzoeken van klaagster tot uitleg maar via haar advocaat. Dat heeft hij zo moeten doen omdat hij was gebonden aan de gedragsregels, die advocaten verbieden om rechtstreeks contact te zoeken met een wederpartij als die door een advocaat wordt bijgestaan.
4.10 Nu in deze van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder jegens klaagster geen sprake was, zal de voorzitter klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel d)
4.11 Verweerder betwist dat hij in de bedoelde zinsnede zelf een medische diagnose over klaagster heeft gesteld. Met de gewraakte zin uit het bezwaarschrift van 12 mei 2021 verwees hij naar de diagnose zoals die was gesteld door de verzekeringsarts van het UWV. In het licht van die medische informatie heeft hij het UWV in de bedoelde zinsnede verzocht om hun oordeel te heroverwegen. Zoals ook blijkt uit zijn pleitnota van het medische deel van de hoorzitting heeft hij daarin duidelijk aangegeven dat hij geen arts is en daarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep verzoekt om de heroverweging uit te voeren. Dat mocht hij zo doen in het partijdig belang van zijn cliënte, aldus verweerder.
4.12 Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder de door de verzekeringsarts gestelde medische diagnose van klaagster herhalen zoals door hem gedaan en verzoeken om tot heroverweging daarvan te komen. Dat klaagster inmiddels voor die problematiek is behandeld zoals zij stelt, blijkt niet uit het dossier. Voor zover klaagster het niet eens was met het door verweerder namens zijn cliënte gedane verzoek tot heroverweging, had het op de weg van (de advocaat van) klaagster gelegen om dat te weerleggen.
4.13 Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter met het gewraakte citaat de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Daarmee oordeelt de voorzitter klachtonderdeel d) eveneens kennelijk ongegrond.
 
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.

Griffier                                                                               Voorzitter

Verzonden d.d. 31 oktober 2022