ECLI:NL:TADRARL:2022:198 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-311/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:198
Datum uitspraak: 01-08-2022
Datum publicatie: 21-09-2022
Zaaknummer(s): 22-311/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Dat verweerder is meegegaan in "afleidingsmanoeuvres" van zijn cliënte waardoor de zaak langer duurt dan nodig, is niet gebleken. Verweerder heeft zich evenmin onnodig grievend uitgelaten.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 augustus 2022
in de zaak 22-311/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: P.J.A. M.
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) met kenmerk Z 1409247/HH/SD, door de raad ontvangen op 14 april 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is een bouwbedrijf. Zij heeft van de cliënte van verweerder opdracht gekregen om een woning met garage te bouwen. Tussen klaagster en de cliënte van verweerder is een geschil ontstaan met als gevolg dat klaagster haar werkzaamheden heeft opgeschort en de cliënte van verweerder klaagster de toegang tot het bouwterrein heeft ontzegd.
1.2 Bij brief van 5 maart 2021 heeft verweerder klaagster namens zijn cliënte gesommeerd om binnen zeven dagen de onrechtmatige opschorting van de werkzaamheden te staken en de werkzaamheden te hervatten, de reeds betaalde dakpannen te leveren en een plan van aanpak alsmede planning in te dienen om te komen tot de afbouw van de woning.
1.3 Op 6 april 2021 heeft er een incident plaatsgevonden op het bouwterrein.
1.4 Bij e-mail van 7 april 2021 heeft de advocaat van klaagster verweerder onder meer geschreven:

“Tot slot merk ik het volgende op. [Mevrouw van A] heeft de situatie op de bouwplaats als zeer onprettig ervaren. Zij voelde zich erg onveilig door de houding van uw cliënt en de woorden die gesproken werden. Uw cliënt heeft de volgende woorden geuit: “dan laat ik ook een ploegje jongens komen”. Zij voelde zich hierdoor zelfs bedreigt. Zij heeft hiervan inmiddels melding bij de politie gemaakt. Uw cliënt wordt dringend verzocht zich te onthouden van dit soort uitlatingen en zich in het vervolg fatsoenlijk op te stellen. Partijen hebben een zakelijk geschil en dit soort uitlatingen zijn niet gepast en dragen niet bij aan een oplossing. Deze werken alleen maar destructief. Ik hoop dat u bij uw cliënt een en ander in goede banen zult leiden.”

1.5 Verweerder heeft de advocaat van klaagster hierop bij e-mail van 9 april 2021 onder meer geschreven:

“Als uw cliënte of [mevrouw van A] aangifte wenst te doen dan staat dit haar vrij. Op het doen van valse aangifte staat echter wel een celstraf of een geldboete. Uiteraard zal alsdan ook het echte verhaal aan de politie worden verteld. Zoals u zegt, het gaat hier om een zakelijk geschil, daarbij past niet dat zware jongens zich melden en die zeggen “We komen alles ophalen” en zich zonder zich nader voor te stellen zich zonder toestemming op het perceel van cliënt begeven.

(…)

Ik neem voorts aan dat u inmiddels de foto’s van uw cliënte heeft kunnen bestuderen. Dan kunt u geen andere conclusie trekken dan dat de werkzaamheden die uw cliënte heeft uitgevoerd van zeer povere kwaliteit zijn en op grond waarvan de kans niet gering is dat delen van de woning herbouwd zullen moeten worden.”

1.6 Bij e-mail van 15 april 2021 heeft de advocaat van klaagster verweerder onder meer geschreven:

“Cliënte heeft de container laten ophalen. De container bleek leeg te zijn. Alle eigendommen van cliënte zijn dus door uw cliënte ontvreemd. Dit is diefstal. Uw cliënte wordt gesommeerd om alle eigendommen van cliënte (zowel die zich in de container als die zich buiten de container bevonden) per omgaande aan cliënte te retourneren. Het kan toch niet zo zijn dat u dit gedrag van uw cliënte blijft verdedigen c.q. goedkeuren? Mocht dit het geval zijn, dan handelt u wat mij betreft in strijd met de gedragsregels waar wij ons als advocaten aan hebben te houden.”

1.7 Verweerder heeft de advocaat van klaagster hierop bij e-mail van eveneens 15 april 2021 onder meer geschreven:

“Hetzelfde geldt voor de ‘eigendommen’ waar u het over heeft. U neemt voetstoots aan dat het hier om eigendommen gaat die van uw cliënte zijn.

In mijn vorige bericht heb ik u ook mede gedeeld dat cliënt zich beroept op onverschuldigde betaling én een beroep doet op zijn opschortingsrecht. U zou er goed aan doen uw toon wat te matigen.”

1.8 Bij e-mail van eveneens 15 april 2021 heeft verweerder de advocaat van klaagster onder meer geschreven:

“Ik hoor zojuist dat uw cliënte zich kennelijk de toegang heeft verschaft tot het bouwterrein zonder overleg met cliënt om de container te verwijderen. Daarbij heeft hij zich toegang verschaft terwijl het hek op slot zat. Dit is een zuiver geval van inbraak. Client overweegt hiervan aangifte te doen. Het verhaal ligt dus andermaal genuanceerder dan u aangeeft.”

1.9 De advocaat van klaagster heeft verweerder hierop bij e-mail van 15 april 2021 onder meer geschreven:

“Voor wat betreft de container berichtte cliënte mij dat zij deze niet heeft opgehaald en daarvoor ook niet op het terrein van uw cliënt is geweest. De container was gehuurd. Cliënte heeft de huur ervan logischerwijs opgezegd. Het verhuurbedrijf is vervolgens de container gaan ophalen.”

1.10 Bij e-mail van 28 april 2021 heeft verweerder de advocaat van klaagster onder meer geschreven:

“Hieronder andermaal het bericht van cliënt dat uw cliënte kan beschikken over materiaal dat aantoonbaar zijn eigendom is nadat hij dit met de accountant van cliënt heeft doorgenomen.”

1.11 De advocaat van klaagster heeft verweerder hierop bij e-mail van eveneens 28 april 2021 onder meer geschreven:

“Van uw zijde worden steeds nieuwe eisen c.q. voorwaarden gesteld om de goederen terug te krijgen. Nu moet weer contact worden opgenomen met de accountant. Ik zie niet in waarom mijn cliënte contact zou moeten opnemen met de accountant van uw cliënt.

Ik zond u reeds een onderbouwing van de in rekening gebrachte bouwplaats voorzieningen (…) Dit is alles zoals door u verzocht. Alles ligt al bij u en daarmee bij uw cliënte om te kunnen beoordelen welke eigendommen van mijn cliënte zijn. (…)

Door de goederen achter te houden en toe te eigenen is er mijns inziens sprake van diefstal c.q. verduistering.”

1.12 Op 5 mei 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder  het volgende.
a) Verweerder gaat steeds mee in de afleidingsmanoeuvres van zijn cliënte waardoor de zaak langer duurt dan nodig.
b) Verweerder jaagt klaagster hierdoor onnodig op kosten en werkt niet oplossingsgericht.
c) Verweerder heeft zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten.
d) Verweerder heeft klaagster beschuldigd van diefstal en het vertellen van leugens.
 
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet oplossingsgericht werkt en mee gaat in de afleidingsmanoeuvres van zijn cliënte waardoor de zaak langer duurt dan nodig en klaagster onnodig op kosten wordt gejaagd.
4.3 Verweerder voert aan dat van enig meegaan in afleidingsmanoeuvres van zijn cliënte geen sprake is. Klaagster heeft tijdens de bouw ernstige fouten gemaakt. Dat is aangetoond door de door de cliënte van verweerder ingehuurde expert. Nadat klaagster de door haar opgeschorte werkzaamheden, na de sommatie door verweerder, niet had hervat, heeft de cliënte van verweerder haar vordering tot nakoming omgezet in vervangende schadevergoeding. Vervolgens heeft klaagster het bouwterrein ontruimd. Er is enige discussie ontstaan over welke goederen die zich op het bouwterrein bevonden van de cliënte van verweerder waren en welke van klaagster. In dat kader heeft de cliënte van verweerder aangeboden dat klaagster contact kon opnemen met haar accountant, zodat zij aan de hand van haar betaalbewijzen kon aantonen dat zij eigenaar was. De schermutselingen rondom het ophalen van de materialen vond plaats door middel van e-mailverkeer tussen de advocaten. De advocaat van klaagster heeft daarin gesteld dat er sprake is van diefstal omdat enkele goederen die in een container op het bouwterrein waren opgeslagen niet zonder enige vorm van eigendomsbewijs c.q. betalingsbewijs werden meegegeven toen de container werd opgehaald. De cliënte van verweerder meende echter dat er goederen waren die eerder op facturen van klaagster werden genoemd. Daarnaast heeft de cliënte van verweerder een beroep gedaan op haar opschortingsrecht omdat er sprake was van een aanzienlijke schadepost als gevolg van noodzakelijke herstel- en afbouwwerkzaamheden. Verweerder noch zijn cliënte hebben klaagster onnodig op kosten gejaagd of zich niet oplossingsgericht opgesteld, aldus verweerder.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat er op 6 april 2021 een incident op het bouwterrein heeft plaatsgevonden toen klaagster haar gereedschap en materialen wilde ophalen. Daarover is vervolgens tussen de advocaat van klaagster en verweerder per e-mail gecorrespondeerd. Dat verweerder in die e-mailcorrespondentie is meegegaan in “afleidingsmanoeuvres”  van zijn cliënte waardoor de zaak langer duurt dan nodig, is niet gebleken. Verweerder heeft in de e-mailcorrespondentie slechts het standpunt van zijn cliënte over het incident en over het eigendom van het gereedschap en de materialen naar voren gebracht. Dat stond hem vrij in het belang van zijn cliënte. Evenmin is gebleken dat verweerder klaagster onnodig op kosten jaagt of zich niet oplossingsgericht opstelt. Integendeel, verweerder heeft aangeboden dat klaagster contact zou kunnen opnemen met de accountant van zijn cliënte om met betaalbewijzen aan te tonen welke goederen van haar waren. Van deze mogelijkheid heeft klaagster echter geen gebruik gemaakt. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen c) en d)
4.5 Ook deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten en haar heeft beschuldigd van diefstal en het vertellen van leugens.
4.6 Verweerder betwist dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten. Het is verder de advocaat van klaagster geweest die heeft gesteld dat er sprake is van diefstal, aldus verweerder.
4.7 De voorzitter overweegt als volgt. Aan klaagster kan worden toegegeven dat er tussen haar advocaat en verweerder scherp is gecommuniceerd. Die communicatie moet echter worden gezien in het licht van een hoog opgelopen geschil tussen klaagster en de cliënte van verweerder. Dat verweerder zich in die communicatie onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten, is niet gebleken. Verweerder heeft in zijn e-mail van 9 april 2021 weliswaar geschreven dat de door klaagster uitgevoerde werkzaamheden van zeer povere kwaliteit zijn, maar dit is niet als onnodig grievend aan te merken. Dat verweerder klaagster heeft beschuldigd van diefstal of van het vertellen van leugens is niet komen vast te staan. De term 'diefstal'  is gebezigd door de raadsman van klaagster zelf (zie hiervoor onder 1.6 en 1.11). Wel heeft verweerder de advocaat van klaagster meegedeeld dat zijn cliënte een andere visie dan klaagster heeft op het incident en op het eigendom van het gereedschap en de materialen, maar dat stond hem zoals hiervoor reeds is overwogen in het belang van zijn cliënte vrij. Ook in de daarbij gebezigde bewoordingen. Klachtonderdelen c) en d) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2022.

Griffier                                                Voorzitter

Verzonden d.d. 1 augustus 2022