ECLI:NL:TADRARL:2022:15 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-396/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2022 |
Datum publicatie: | 24-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-396/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klaagster klaagt over de kwaliteit van de door verweerster verleende diensten. Verweerster had strafpiketdienst. Klaagster werd verdacht van ernstige misdrijven. Onder die omstandigheden had verweerster naar het oordeel van de raad klaagster niet zonder verhoorbijstand het verhoor mogen laten ingaan. Verweerster had klaagster tegen zichzelf moeten beschermen. Mede daarvoor is het strafpiket immers bedoeld. De raad beoordeelt dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond. Verweerster betwist meldingen van klaagster van vergeefse telefooncontacten te hebben ontvangen of een terugbelverzoek. Dit verwijt van klaagster is onvoldoende komen vast te staan. De maatregel luidt een waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 10 januari
2022
in de zaak 21-396/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster, destijds advocaat te [plaats]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 17 februari 2020, door de rechtbank Noord-Nederland op 22 oktober
2020 aan het bureau van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
(hierna: de deken) doorgestuurd, heeft klaagster een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 3 mei 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020 KNN147/1270176
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 november 2021. Daarbij
was klaagster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is op donderdagavond 23 januari 2020 in Groningen aangehouden op verdenking
van meerdere strafbare feiten.
2.3 Verweerster had op vrijdag 24 januari 2020 strafpiketdienst voor volwassenen.
Zij heeft die dag klaagster omstreeks 9.30 uur bezocht en met haar gesproken. Later
die dag heeft zij om omstreeks 15.15 uur opnieuw gesproken met klaagster over nader
onderzoek door de politie. Kort daarna werd klaagster in beperkingen gesteld. Verweerster
heeft klaagster daarover telefonisch geïnformeerd. Zij heeft klaagster toen ook gemeld
dat zich een advocaat had gemeld met een overnameverzoek. Vrijdagavond heeft verweerster
de zaak overgedragen aan mr. K., advocaat te Amsterdam.
2.4 Op zaterdagochtend 25 januari 2020 heeft verweerster klaagster nog kort bezocht.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klaagsters belangen niet goed te behartigen.
Toelichting: tijdens het gesprek op vrijdagochtend omstreeks 9.30 uur, dat ongeveer 5-10 minuten
duurde, heeft verweerster klaagster niet gewezen op haar rechten. Verweerster heeft
klaagster ondanks het feit dat zij van zware feiten werd verdacht niet geadviseerd
zich bij het verhoor door verweerster te laten bijstaan of een vervanger voor haar
te regelen. Verweerster deelde klaagster mee dat het wel met een sissertje zou aflopen.
b) niet goed met klaagster te communiceren.
Toelichting: na het eerste gesprek heeft klaagster 3 à 4 keer geprobeerd verweerster telefonisch
te bereiken en een terugbelverzoek achtergelaten. Pas zaterdag aan het eind van de
dag heeft verweerster teruggebeld. Klaagster zat inmiddels in beperkingen en mocht
alleen contact met een advocaat hebben. Verweerster wilde of kon klaagster niet zeggen
wie opdracht had gegeven aan mr. K. om klaagster bij te staan. Verweerster was ook
afwijzend over het feit dat mr. K. de zaak zou overnemen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
4.2 Tijdens het gesprek met klaagster op vrijdagochtend rond 9.00/9.30 uur kreeg verweerster
pas nadere informatie over de feiten waarvan klaagster verdacht werd. Er golden toen
geen beperkingen voor klaagster. Verweerster heeft klaagster bij dat eerste gesprek
geïnformeerd over de procedure bij aanhouding en inverzekeringstelling en over haar
recht op verhoorbijstand en zwijgrecht. Op basis van het verhaal van klaagster heeft
verweerster klaagster geadviseerd om een verklaring af te leggen. Verweerster heeft
klaagster ook de keuzes voorgelegd: verhoorbijstand door verweerster, hetgeen betekende
dat het verhoor later zou starten (en ze dus langer voor verhoor zou vastzitten),
of zonder bijstand het verhoor ingaan of een reserve piketadvocaat inschakelen. Klaagster
koos ervoor om zonder verhoorbijstand het verhoor in te gaan. Omdat klaagster niet
als kwetsbare verdachte was aangemerkt en er geen twijfel over haar wilsbekwaamheid
was, heeft verweerster daarmee ingestemd. Verweerster heeft klaagster haar visitekaartje
gegeven voor het geval zij zich zou bedenken en alsnog verhoorbijstand zou wensen.
Klaagster heeft verweerster niet gebeld.
Klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster heeft vrijdagmiddag geen terugbelverzoeken of een telefoonnotitie
ontvangen van klaagster. Ook heeft zij geen voicemailbericht ontvangen via haar mobiele
telefoonnummer.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
5.1 Klaagster klaagt over de kwaliteit van de door verweerster verleende diensten.
De raad toetst dit onderdeel van de klacht aan de hand van de vraag of verweerster
voldaan heeft aan de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De raad toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. Verweerster had op de betreffende dag zeven piketmeldingen gehad
en had zich moeten realiseren dat de kans reëel was dat er niet voldoende ruimte was
om aan alle cliënten voldoende aandacht te besteden. Gelet op de wijze waarop verweerster
aan klaagster bijstand verleende, komt de raad tot de conclusie dat verweerster onvoldoende
in staat was adequate verhoorbijstand te verlenen. Klaagster werd verdacht van ernstige
misdrijven. Zij was jong en was nog nooit eerder in aanraking geweest met de politie.
Onder die omstandigheden had verweerster klaagster niet zonder verhoorbijstand het
verhoor mogen laten ingaan. Verweerster had klaagster tegen zichzelf moeten beschermen.
Mede daarvoor is het strafpiket immers bedoeld. De raad beoordeelt dit onderdeel van
de klacht dan ook gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij haar niet telefonisch kon bereiken. Zij
stelt na vrijdagmiddag 24 januari 2020 tot drie keer toe telefonisch contact te hebben
gezocht maar dat niet te hebben gekregen. Verweerster betwist dit en zegt geen meldingen
van vergeefse telefooncontacten te hebben ontvangen of een terugbelverzoek. Daarmee
is dit verwijt van klaagster onvoldoende komen vast te staan. Mede gezien het feit
dat verweerster in ieder geval tot drie maal toe met klaagster heeft gesproken, komt
de raad tot het oordeel dat het verwijt dat er door verweerster niet goed met klaagster
is gecommuniceerd, ongegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 De raad legt verweerster de maatregel van een waarschuwing op omdat de raad van
oordeel is dat verweerster, gezien de noodzaak van juridische hulp, voor klaagster
onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond
van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van €
50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is
geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer
schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van
artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en
c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer 21-396/AL/NN.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. N.A. Heidanus, P. Rijnsburger, S.H.G. Swennen, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 10 januari 2022