ECLI:NL:TADRAMS:2022:97 Raad van Discipline Amsterdam 22-144/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:97 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-05-2022 |
Datum publicatie: | 02-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-144/A/A |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Daarvan is geen sprake nu klager geen cliënt en ook geen wederpartij van verweerder is (geweest). |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 mei 2022
in de zaak 22-144/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 17 februari 2022 met kenmerk 1431103/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de bij e-mail van 7 april 2022 door klager nagezonden stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.2 Klager is bewindvoerder en mentor van zijn stiefdochter. Zij heeft een verstandelijke
beperking en heeft op verschillende locaties van een zorginstelling gewoond. Mr. S
heeft een groot aantal procedures gevoerd over de zorg voor zijn stiefdochter.
1.3 In een andere procedure die bij de raad is geregistreerd onder het kenmerk
20-738/A/A heeft de deken op 24 september 2020 op grond van artikel 60c lid 1 Advocatenwet
ten aanzien van mr. S aan de voorzitter van de raad verzocht een onderzoek te gelasten
naar de toestand waarin de praktijk van mr. S zich bevindt met benoeming van verweerder
als onderzoeker/rapporteur. Bij beslissing van 9 november 2020 heeft de voorzitter
het verzoek toegewezen. Bij beslissing van 25 januari 2021 (verzonden op 26 januari
2021) heeft de raad het verzet tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
1.4 Verweerder heeft op 15 februari 2021 naar aanleiding van zijn onderzoek naar
de toestand van de praktijk van mr. S een rapport uitgebracht.
1.5 Klager heeft op 12 mei 2021 over verweerder bij de deken een klacht ingediend.
Bij e-mail van 8 juni 2021 heeft klager zijn klacht op verzoek van de deken nader
toegelicht.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende. Volgens klager heeft verweerder in het rapport onwaarheden verkondigd
over hem en zijn stiefdochter. Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager het vertrouwelijke
rapport opgestuurd met zijn opmerkingen bij de passages die volgens hem onjuist zijn.
Volgens klager heeft verweerder zijn naam en die van zijn stiefdochter gebruikt zonder
daarvoor toestemming te vragen en hem van tevoren in te lichten.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert aan dat klager geen persoonlijk belang heeft bij de klacht.
Voorts voert hij aan dat het rapport vertrouwelijk is, zodat het hem niet vrijstaat
om ter verdediging van de in het rapport ingenomen standpunten in te gaan op hetgeen
klager schrijft.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een
klacht in te dienen over een advocaat slechts toekomt aan diegene die door het handelen
of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
4.2 De voorzitter stelt vast dat klager geen cliënt en ook geen wederpartij van
verweerder is (geweest). Het vertrouwelijke rapport is, zoals volgt uit de feiten,
geschreven in het kader van het door verweerder verrichte onderzoek naar de toestanden
in de praktijk van mr. S en niet ten behoeve van een zaak tegen klager. Het is ook
niet gericht tegen hem of zijn stiefdochter. Klager is derhalve geen partij bij de
procedure ten behoeve waarvan het rapport is geschreven. Hoewel klager en zijn stiefdochter
wel worden genoemd in het rapport, is het de voorzitter niet gebleken dat klager (en
zijn stiefdochter) door de door klager gestelde onjuistheden, die overigens door verweerder
worden betwist, rechtstreeks in hun belangen zijn of kunnen worden getroffen. Gelet
op het ontbreken van een eigen rechtstreeks belang bij de klacht, zal de voorzitter
deze kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
4.3 Een verder oordeel komt de voorzitter niet toe.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 mei 2022