ECLI:NL:TADRAMS:2022:67 Raad van Discipline Amsterdam 21-737/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:67
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s): 21-737/A/NH
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Verzet ongegrond. Klager lijkt zich onvoldoende te realiseren dat er een verschil is tussen een klachtzaak zoals de klachtzaak die oorspronkelijk tegen klager is ingediend en een dekenbezwaar. Het verslag van de deken is geen dekenbezwaar maar een dekenvisie die verweerder in de oorspronkelijke klachtzaak heeft gegeven. Verweerder is dus niet de wederpartij van klager in de klachtzaak. Op verweerder rust geen verplichting tot het herzien van zijn visie in het geval een partij bezwaren tegen die visie kenbaar heeft gemaakt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 19 april 2022
in de zaak 21-737/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 oktober 2021 op de klacht van:


klager

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 9 februari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 8 maart 2021 is de deken Noord-Holland (verder: de deken) aangewezen om de klacht van klager te onderzoeken.
1.2    Op 1 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/ds/1514124 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 18 oktober 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.  Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 15 november 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 februari 2022. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder heeft op voorhand aan de raad medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a.    De voorzitter heeft het verwijt van klager dat verweerder in zijn verslag van 27 februari 2018 ten onrechte heeft vermeld dat het FTA-rapport duidelijke en zorgwekkende conclusies bevat ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. De voorzitter heeft daartoe overwogen dat verweerder dit op basis van het FTA-rapport mocht schrijven en dat hij hiermee het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad. De voorzitter heeft echter verzuimd dit oordeel te motiveren en daarom is dit oordeel onbegrijpelijk. 
b)     De voorzitter heeft ten onrechte alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond geoordeeld omdat klager zijn klachten over het verslag bij het Hof van Discipline (verder: het Hof) had moeten aanvoeren. De wijze waarop het Hof de klacht verder heeft behandeld staat echter los van het handelen van verweerder. Het verslag is ten onrechte gebaseerd op het FTA-rapport. Verder heeft verweerder klager ten onrechte niet tevoren gehoord over de conclusies in zijn verslag, dat feitelijk nieuwe dekenklachten bevat. Verweerder heeft ook de door klager bij het Hof ingediende brief van 6 juni 2018 met bijlagen niet bij het dekenale onderzoek betrokken. Hiermee is verweerder voorbijgegaan aan artikel 2 lid 7 van de Leidraad Houdende regels Inzake Dekenale Klachtbehandeling. Deze handelwijze van verweerder moet zelfstandig worden beoordeeld.
c)     De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien op grond waarvan verweerder had moeten aansluiten bij het eerdere dekenonderzoek. Verweerder heeft echter het eerdere dekenonderzoek volledig genegeerd. De voorzitter had zonder nadere motivering niet aan deze klacht voorbij mogen gaan. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.3    De raad overweegt nog dat klager zich onvoldoende lijkt te realiseren dat er een verschil is tussen een klachtzaak zoals de klachtzaak die oorspronkelijk door de heer T tegen klager is ingediend en een dekenbezwaar. Het verslag van 27 februari 2018 is geen dekenbezwaar maar een dekenvisie die verweerder in de oorspronkelijke klachtzaak heeft gegeven. Verweerder is dus niet de wederpartij van klager in de klachtzaak. Op verweerder rust geen verplichting tot het herzien van zijn visie in het geval een partij bezwaren tegen die visie kenbaar heeft gemaakt. Zoals de voorzitter al heeft overwogen heeft klager de gelegenheid gehad om bij het Hof zijn bezwaren tegen de dekenvisie kenbaar te maken en heeft klager daarvan kennelijk ook gebruik gemaakt. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. N. Bakker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 19 april 2022