ECLI:NL:TADRAMS:2022:230 Raad van Discipline Amsterdam 22-814/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:230
Datum uitspraak: 21-11-2022
Datum publicatie: 02-12-2022
Zaaknummer(s): 22-814/A/NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van  21 november 2022
in de zaak 22-814/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

  
klager

over:
     
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 12 oktober 2022 met kenmerk ks/ds/22-263/1933996, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    De zus van klager (hierna: de zus) is van 19 januari 2016 tot en met oktober 2019 bewindvoerder van de vader en moeder van klager (hierna afzonderlijk: de vader en de moeder) geweest. Na het overlijden van de vader in 2017 was zij dat alleen nog van de moeder.
1.2    In juni 2019 heeft klager de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) verzocht de zus als bewindvoerder te ontslaan. Verweerder heeft de zus in die procedure bijgestaan. 
1.3    Hangende de hiervoor genoemde procedure heeft de zus in haar hoedanigheid van bewindvoerder de rechtbank in een separate procedure verzocht het bedrijf van de vader en de moeder failliet te verklaren. Verweerder heeft de zus ook in die procedure bijgestaan.
1.4    Bij beschikking van 30 augustus 2019 heeft de rechtbank het faillissementsverzoek afgewezen. 
1.5    Bij beschikking van 31 oktober 2019 heeft de rechtbank de zus als bewindvoerder ontslagen en is de heer B als nieuwe bewindvoerder benoemd. In oktober 2021 is de heer B als bewindvoerder gestopt. De executeur heeft toen een voorstel gedaan voor een nieuwe bewindvoerder. Bij brief aan de rechtbank van 7 maart 2022 heeft verweerder namens de moeder bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde bewindvoerder.
1.6    Op 17 mei 2022 heeft klager, mede namens zijn broer, bij de deken een bemiddelingsverzoek ten aanzien van verweerder ingediend. Dat bemiddelingsverzoek is vervolgens omgezet in een klacht over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder behartigt tegenstrijdige belangen door zowel voor de zus als de moeder op te treden.
b)    Verweerder heeft zich in zijn brief aan de rechtbank van 7 maart 2022 uitgegeven als advocaat van de moeder, terwijl de moeder daarvoor nooit toestemming heeft gegeven.
2.2    Klager heeft de klacht als volgt toegelicht. Verweerder treedt sinds 2017 afwisselend op namens de zus en de moeder, terwijl de belangen tegengesteld zijn. De moeder heeft verweerder nooit toestemming gegeven om haar te vertegenwoordigen en zij heeft meerdere keren verklaard dat zij ook niet door hem vertegenwoordigd wil worden. De zus heeft gedurende de periode dat zij bewindvoerder was handelingen verricht die niet in het belang van de vader en de moeder waren, waaronder het aanvragen van het faillissement van het bedrijf van de vader en de moeder. De declaraties van verweerder voor werkzaamheden die hij heeft verricht voor de zus, waaronder het indienen van het faillissementsverzoek, zijn zonder dat de moeder dat wist voldaan uit het vermogen van de moeder. In zijn brief van 7 maart 2022 heeft verweerder zich opeens opgeworpen als advocaat van de moeder en heeft hij de rechtbank zogenaamd namens de moeder laten weten bezwaar te maken tegen de voorgestelde bewindvoerder. De moeder is op hoge leeftijd en heeft niet meer de kracht om op te komen tegen de bemoeienis van verweerder. Het ontbreken van een correct beheer van het vermogen van de moeder, mede als gevolg van het tegenstrijdig belang van de zus als bewindvoerder van de moeder, noopt tot het indienen van de klacht over verweerder. Verweerder heeft partij gekozen; hij behartigt de belangen van de zus en niet die van de moeder, aldus nog steeds klager.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.
4.2    Het recht om een klacht in te dienen over een advocaat komt niet aan iedereen toe, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
4.3    Vast staat dat klager geen cliënt van verweerder is (geweest). Klager is wel wederpartij van verweerder (geweest), maar in die hoedanigheid heeft hij geen eigen, rechtstreeks belang bij hetgeen waarover hij klaagt. Dat heeft hij evenmin in zijn hoedanigheid van zoon van de moeder. In die hoedanigheid heeft hij slechts een afgeleid belang en dat is onvoldoende om zijn klacht over verweerder ontvankelijk te doen zijn. Dat klager anderszins rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen, heeft hij onvoldoende gemotiveerd. De voorzitter begrijpt dat klager belang heeft bij een correct beheer van het vermogen van de moeder, maar dat is geen rechtstreeks belang als bedoeld in de Advocatenwet, nog daargelaten dat verweerder niet over het beheer van het vermogen van de moeder gaat.  
4.4    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2022.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 21 november 2022