ECLI:NL:TADRAMS:2022:153 Raad van Discipline Amsterdam 22-532/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:153
Datum uitspraak: 01-08-2022
Datum publicatie: 09-08-2022
Zaaknummer(s): 22-532/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerster heeft de opmerkingen van klaagster over de brief aan de executeur in de brief verwerkt. Het valt verweerster voorts niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de waarnemer van de executeur op haar verzoek heeft teruggebeld.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van  1 augustus 2022
in de zaak 22-532/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 5 juli 2022 met kenmerk 1839372/EJH/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klaagster aan de raad van 18 juli 2022.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    De moeder van klaagster is overleden. Klaagster heeft een geschil met de testamentair executeur (hierna: de executeur). Verweerster heeft klaagster daarin vanaf eind november 2021 bijgestaan. Klaagster had op het moment dat verweerster de zaak aannam een brief aan de kantonrechter geschreven waarin zij om het ontslag van de executeur vroeg.
1.2    Bij e-mail van 3 december 2021 heeft verweerster klaagster een conceptbrief aan de executeur gestuurd met het verzoek om daarop te reageren. Dat heeft klaagster op dezelfde dag gedaan.
1.3    Verweerster heeft klaagster bij e-mail van 7 december 2021 een aangepast concept van de brief aan de executeur gestuurd. Bij e-mail van diezelfde dag heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij daarmee akkoord is. Bij de e-mail heeft klaagster een scan van de aangepaste conceptbrief gevoegd met daarin haar (verdere) opmerkingen over de brief.
1.4    Op 7 december 2021 heeft verweerster de brief per e-mail aan de executeur gestuurd.
1.5    Bij e-mail van 11 januari 2022 heeft de executeur verweerster gevraagd of de communicatie met klaagster via verweerster verloopt. Verweerster heeft hierop bij e-mail van 14 januari 2022 bevestigend geantwoord. De executeur heeft verweerster hierop bij e-mail van dezelfde dag meegedeeld dat zij de week daarna met vakantie is en wordt waargenomen door mr. G.
1.6    Bij e-mail van 18 januari 2022 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
Wij spraken 40 minuten met elkaar op vrijdag 14 januari jl. en spraken af dat ik [de executeur] aan de tand ga voelen welke concrete stappen er genomen gaan worden door haar en dat we dan op basis van dit gesprek beslissen. Dit gesprek heeft nog niet plaatsgevonden omdat [de executeur] deze week op vakantie is.”
1.7    Op 21 januari 2022 heeft mr. G verweerster gevraagd om haar terug te bellen. Verweerster heeft dat gedaan en zij heeft dit aan klaagster bevestigd bij e-mail van dezelfde dag. 
1.8    Bij e-mail van 23 januari 2022 heeft klaagster verweerster onder meer geschreven:
“He? Wat is dit? Het is genoeg. Ik ontsla u bij deze. (…) En dien ook een klacht jegens uw handelen in. U leest u stukken niet, maar op 18 januari, deze week dus schrijft u, ik citeer:
Dit gesprek heeft nog niet plaatsgevonden omdat [de executeur] deze week op vakantie is.
En nu meldt u dat u vrijdag maar even gebeld heeft?! Wat is dit voor belachelijks? (…)
Ik ga die 50 minuten die u hieraan heeft besteed NIET betalen.”
1.9    Verweerster heeft het telefoongesprek met mr. G uiteindelijk niet bij klaagster in rekening gebracht.
1.10    Op 13 maart 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft een brief gestuurd aan de wederpartij zonder daarin de opmerkingen van klaagster ten aanzien van het concept (goed) te verwerken.
b)    Verweerster heeft in weerwil van de instructie van klaagster een telefoongesprek gevoerd, terwijl klaagster daarvan de kosten moet betalen.

3    VERWEER
3.1    Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Klachtonderdeel a)
4.2    Klaagster verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij een brief aan de executeur heeft gestuurd zonder daarin de opmerkingen van klaagster over die brief (goed) te verwerken.
4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster op 3 december 2021 een eerste conceptbrief aan de executeur aan klaagster heeft gestuurd met daarbij het verzoek om daarop te reageren. Dat heeft klaagster dezelfde dag gedaan. Op 7 december 2021 heeft verweerster een tweede conceptbrief aan de executeur aan klaagster gestuurd. Bij e-mail van dezelfde dag heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij daarmee akkoord is. Bij haar e-mail heeft klaagster een scan van de tweede conceptbrief gevoegd met daarop nog enkele opmerkingen. Verweerster heeft die opmerkingen verwerkt en de brief vervolgens aan de executeur gestuurd. Gelet hierop mist klachtonderdeel a) feitelijke grondslag en is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.4    In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerster dat zij in weerwil van de instructie van klaagster een telefoongesprek heeft gevoerd terwijl klaagster daarvan de kosten moet betalen.
4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat verweerster de kosten van het telefoongesprek met mr. G na bezwaar daartegen door klaagster niet bij klaagster in rekening heeft gebracht, heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door mr. G terug te bellen. Uit het klachtdossier blijkt niet van een instructie van klaagster aan verweerster om geen contact te hebben met de executeur. Klaagster en verweerster hadden juist afgesproken dat de communicatie met de executeur via verweerster zou verlopen. Dat verweerster in haar e-mail van 18 januari 2022 heeft geschreven dat er nog geen gesprek heeft plaatsgevonden omdat de executeur met vakantie is, betekent niet dat verweerster niet zou mogen voldoen aan het verzoek van de waarnemer van de executeur om haar terug te bellen. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
4.6    Voor zover klaagster er in haar repliek ook over klaagt dat verweerster haar niet goed heeft geadviseerd en/of bijgestaan geldt dat klaagster dit onvoldoende heeft onderbouwd.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2022.


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 1 augustus 2022