ECLI:NL:TADRAMS:2022:109 Raad van Discipline Amsterdam 22-400/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:109 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2022 |
Datum publicatie: | 28-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-400/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing, kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 20 juni 2022
in de zaak 22-400/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. I.F. Schouwink
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 mei 2022 met kenmerk 1333042/EJH/FS/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw) zijn in Marokko met elkaar
gehuwd geweest en uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. De rechter in Marokko
heeft de echtscheiding uitgesproken en daarbij klager de verplichting opgelegd alimentatie
te betalen. De vrouw is in augustus 2015 hertrouwd.
1.2 Zijn toenmalige advocaat, mr. M, heeft namens klager een kort geding procedure
gevoerd bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam met als doel de alimentatieverplichting
te laten beëindigen door het laten ondertekenen van een afstandsverklaring door de
vrouw en hun kinderen. Het kort geding strekte tot het opleggen van een verplichting
een dergelijke verklaring op het consulaat af te leggen.
1.3 De wederpartij was bereid een dergelijke verklaring te tekenen, mits klager
die zou laten opstellen en vertalen, hetgeen hij weigerde.
1.4 Bij vonnis van 6 april 2020 heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening
geweigerd, omdat het onredelijk werd geacht geen genoegen te nemen met de aangeboden
oplossing.
1.5 Nadien is en een vertrouwensbreuk ontstaan tussen mr. M en klager en heeft
mr. M verweerder gevraagd de behandeling van klagers zaak over te nemen. Hiertoe heeft
verweerder zich bereid verklaard. Mr. M heeft deze afspraak bij e-mail van 8 oktober
2020 bevestigd en het procesdossier van klager aan verweerder gestuurd.
1.6 Bij e-mail van 12 oktober 2020 heeft verweerder aan mr. M en klager in cc de
ontvangst van het procesdossier bevestigd en laten weten dat hij op korte termijn
een afspraak met klager zou inplannen, nadat hij het dossier had bestudeerd.
1.7 Op 27 oktober 2020 heeft tussen klager en verweerder een gesprek plaatsgevonden.
Verweerder heeft van dit gesprek het volgende verslag opgemaakt: “Cl uitgelegd dat
wederom een kg opstarten niet verstandig is, gelet op de overweging in kg vonnis 6-4-20.
Een nw kg procedure zal wederom stranden en cl zal hoogstwaarschijnlijk in de pkv
worden veroordeeld. Opdracht aan cl is om zelf allereerst de afstandsverklaringen
te redigeren en dan pas kunnen we deze voorleggen aan wp om te tekenen, mochten zij
dan nog weigeren dan is evt een kg procedure aan de orde. Gefinancierde rechtsbijstand
uitgelegd en de bijbehorende kosten. Cl stelt ook bij vorige advocaat een toevoeging
te hebben gekregen voor de gevoerde kg procedure.”
1.8 Op 2 november 2020 heeft verweerder namens klager bij de Raad voor Rechtsbijstand
een aanvraag om een toevoeging ingediend. Bij brief van 5 november 2020 is de aanvraag
afgewezen.
1.9 Bij e-mail van 10 november 2020 heeft verweerder klager als volgt over de afwijzing
van de toevoegingsaanvraag geïnformeerd en hem gewezen op de mogelijkheid een peiljaarverlegging
aan te vragen: “(…) Bijgaand treft u de afwijzing van de aanvraag voor gefinancierde
rechtsbijstand. Indien u van mening bent dat uw inkomen in 2019 en 2020 drastisch
is afgenomen en dat u middels een peiljaarverlegging wel in aanmerking komt voor gefinancierde
rechtsbijstand dan verzoek ik u bijgevoegde aanvraagformulier volledig in te vullen
en te voorzien van de vereiste bewijsstukken en deze per omgaand aan mij te retourneren.”
1.10 Naar aanleiding van een terugbelverzoek van klager, heeft verweerder klager
op 11 november 2020 getracht telefonisch te bereiken. Omdat hem dat niet was gelukt,
heeft hij klager bij e-mail van diezelfde dag het volgende bericht gestuurd: “(…)
Naar aanleiding van uw terugbelverzoek vanochtend heb ik u tevergeefs getracht terug
te bellen. Het is niet mogelijk gebleken om een voicemailbericht in te spreken. Vandaar
dat ik u langs deze weg bericht als volgt. Ik heb begrepen dat u een vraag heeft naar
aanleiding van de afwijzing van de toevoeging. U kunt mij uw vraag/vragen per e-mail
toesturen, dan zal ik deze zo spoedig mogelijk beantwoorden, daar ik vandaag telefonisch
beperkt bereikbaar ben. (…)”
1.11 Op 21 december 2020 heeft klager verweerder teruggebeld en bij het kantoor
van klager het volgende terugbelverzoek achtergelaten: “(…) [Klager] heeft gebeld.
Hij vroeg zich af wat de status van zijn zaak momenteel is. Het nummer is (…).”
1.12 Bij e-mail van 21 december 2020 heeft verweerder klager het volgende bericht
gestuurd: “Hierbij laat ik u weten dat ik u uiterlijk eind deze week zal informeren
omtrent de stand van zaken.” Klager antwoordde: “Dank u wel graag verneem ik van u
zodra u op de hoogte bent.”
1.13 Op 28 december 2020 heeft verweerder telefonisch contact gehad met klager
en van dit gesprek de volgende telefoonnotitie opgemaakt: “T [rvd: toevoeging] geweigerd
pjv [rvd: peiljaarverlegging] svp ingevuld retourneren incl financ gegevens zodra
T [rvd: toevoeging] is verleend starten werkzaamheden cl zegt toe pjv [rvd: peiljaarverlegging]
form en bewijsstukken mee te sturen.”
1.14 Op 8 januari 2021 heeft klager opnieuw een terugbelverzoek voor verweerder
achtergelaten, waarna verweerder klager had bericht hem naar verwachting binnen een
week te zullen informeren.
1.15 Op 13 januari 2021 heeft verweerder klager geprobeerd te bellen, maar kreeg
hij geen gehoor en kon hij geen bericht inspreken. De opgemaakte telefoonnotie luidt:
“Cl gebeld geen gehoor voicemail inspreken niet mogelijk”.
1.16 Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft klager verweerder het volgende bericht
gestuurd: “(…) Meerdere malen heb ik contact met u gezocht. Dan kreeg ik of u aan
de telefoon of de receptionist/secretaresse. U heeft mijn dossier overgenomen van
[mr. M] en zoals is afgesproken zou u mijn belangen gaan behartigen. Helaas en zeer
tevergeefs is mij steeds verteld, door zowel u als de receptionist, dat er gehoor
zou worden gegeven aan mijn terugbelverzoek. Helaas is dit niet gebeurd. Dat vind
ik persoonlijk jammer. Zie uw laatste bericht gedateerd op 8 januari jl. Daarin geeft
u zelf aan dat u mij binnen vijf werkdagen zou contacteren en dit termijn is verlopen
op 15 januari jl. Inmiddels zijn wij nu op woensdag 20 januari en heb ik vooralsnog
niets van u vernomen. Dit heeft mij zeer teleurgesteld en ik had dit niet verwacht
van een professionele advocaat. Ik weet niet wat de reden hiervan is, maar ook dit
heeft u niet aangegeven. Het schaadt helaas wel het vertrouwen. Hierbij verzoek ik
u zeer dringend om voor donderdag 28 januari aanstaande contact met mij op te nemen.
Het liefst schriftelijk. (…)”
1.17 Op 29 januari 2021 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klager
en naar aanleiding van dit gesprek de volgende telefoonnotitie opgemaakt: “Cl nogmaals
duidelijk gemaakt dat T [rvd: toevoeging] is geweigerd. Ondanks verzoek geen ingevuld
formulier pjv [rvd: peiljaarverlegging] retour ontvangen Evenmin financiële gegevens
van cl Uitgelegd nieuwe T [rvd: toevoeging] moet worden aangevraagd ditmaal gelijktijdig
daarmee het pjv [rvd: peiljaarverlegging] formulier inclusief fin. geg. van cl. Anders
zal T wederom geweigerd. Cl geeft aan dat vorige advocaat al een T heeft aangevraagd.
Nogmaals uitgelegd dat dit niet het geval is en dat de T [rvd: toevoeging] waar cl
op doelt reeds is gebruikt in de vorige kg procedure. Afgesproken dat ik alvast mail
naar adv wp zal sturen in afwachting van pjv [rvd: peiljaarverlegging] formulier en
financ geg cl om niet meer tijd te verliezen, maar als cl pjv [rvd: peiljaarverlegging]
niet ingevuld terugstuurt zal ik mijn werkzaamheden staken ga niet meer werkzaamheden
verrichten als de T [toevoeging] nog niet is geregeld
1.18 Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft verweerder contact opgenomen met de advocaat
van de wederpartij en hem als volgt bericht: “(…) Hierbij bericht ik u dat ik de verdere
belangenbehartiging van [klager] op mij heb genomen. Mag ik -behoudens uw tegenbericht-
ervan uitgaan dat u nog steeds uw cliënten bijstaat? Inmiddels heeft cliënt ervoor
zorggedragen dat de afstandsverklaringen met de juiste inhoud zijn opgesteld. Graag
verneem ik derhalve of uw cliënten bereid zijn hun medewerking te verlenen tot het
ondertekenen van de verklaringen alsmede deze te laten legaliseren bij het consulaat.
(…)”
1.19 Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft verweerder klager het volgende bericht
gestuurd: “(…) Hierbij bericht ik u dat ik de advocaat van de wederpartij heb verzocht
om aan te geven of zijn cliënten nog immer bereid zijn hun medewerking te verlenen
tot het ondertekenen en legaliseren van de afstandsverklaringen. De verwachting is
dat ik binnen een week een reactie ontvang. Ik zal u per omgaand nader informeren.
(…)”
1.20 Bij e-mail van eveneens 29 januari 2021 heeft verweerder klager het volgende
geantwoord: “(…) Dank voor uw inzet, we wachten het af (…)”
1.21 Op 1 februari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft de kwestie lang laten liggen en vervolgens niet correct opgepakt;
b) Verweerder heeft klager op een respectloze en denigrerende wijze benaderd;
c) Verweerder heeft niet gereageerd op terugbelverzoeken van klager;
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat,
gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die
de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met
de keuzes -zoals met betrekking tot het procesrisico en het kostenrisico- waar de
advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de
advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes
waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de
eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen
worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene
wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard
veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk
handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van
Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Bovendien is de advocaat gehouden
de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Ten
slotte behoort het tot de taak van een advocaat belangrijke afspraken en adviezen
schriftelijk vast te leggen.
Klachtonderdelen a) en c)
4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en hebben
betrekking op verweerders kwaliteit van dienstverlening aan klager. Klager verwijt
verweerder de zaak lang te hebben laten liggen en vervolgens niet correct te hebben
opgepakt. Verweerder had reeds op 8 oktober 2020 de opdracht van klager om zijn belangen
te behartigen aangenomen, maar vervolgens pas op 26 januari 2021 een brief aan de
wederpartij geschreven. Dit terwijl het de afspraak was dat verweerder voor klager
zou procederen. Het processtuk was reeds door mr. M. opgesteld. Verweerder wilde de
procedure echter op zijn eigen manier doen. Verweerder heeft zich niet aan zijn woord
gehouden. Weken later had hij nog steeds geen actie ondernomen. Klager begrijpt ook
niet waarom verweerder geen toevoeging had aangevraagd. Voorts verwijt klager verweerder
telefonisch niet goed bereikbaar te zijn geweest. Hij heeft meerdere malen getracht
telefonisch contact op te nemen met verweerder, maar verweerder nam de telefoon niet
op en reageerde niet op terugbelverzoeken. Klager is van mening dat zijn belangen
niet serieus zijn behartigd en vindt dat zijn vertrouwen is geschaad. Daarmee is sprake
van schending van 46 Advocatenwet en van strijd met de gedragsregels 12 en 14, aldus
klager. Klager denkt dat mr. M en verweerder en een spelletje met hem hebben gespeeld
en hem op een dood spoor hebben willen zetten zodat hij uiteindelijk met de procedure
zou stoppen.
4.3 Verweerder voert aan dat hij zijn best heeft gedaan klagers zaak zo goed mogelijk
te behandelen en dat hij hierin geen steken heeft laten vallen. Voor zover klager
stelt dat verweerder het door mr. M opgestelde processtuk slechts hoefde in te dienen,
is dat onjuist. Verweerder heeft klager een praktische oplossing voorgehouden, waarbij
niet direct een kort geding opgestart zou worden, maar waarbij -de uitkomst van het
kort geding meewegend- alsnog zou worden ingegaan op het aanbod van de wederpartij
afstandsverklaringen te redigeren die de wederpartij kon ondertekenen. Verweerder
had voor klager een toevoeging aangevraagd, die echter was geweigerd. Verweerder heeft
klager uitgelegd hoe de volgende stap bij de procedure tot het aanvragen van een toevoeging
in zijn werk ging. Klager heeft echter de hiervoor vereiste stukken niet overgelegd.
Omdat het opstarten van de zaak hierdoor vervolgens inderdaad lang duurde en verweerder
klager met het zetten van de relatief makkelijk stap wilde helpen heeft hij de advocaat
van de wederpartij aangeschreven, maar toen bemerkt dat de wederpartij niet meer door
deze advocaat werd vertegenwoordigd. Verweerder heeft klager, anders dan klager stelt,
steeds teruggebeld als klager hem belde. Klager was juist zelf niet bereikbaar en
had geen voicemail ingesteld. De chronologie beschouwend, die zich bovendien deels
in de dagen net voor en net na kerst afspeelde, meent verweerder klager adequaat en
snel genoeg te woord te hebben gestaan.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat op grond van het klachtdossier en hetgeen
verweerder heeft aangevoerd genoegzaam is gebleken dat verweerder klagers zaak heeft
behandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend
advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Verweerder heeft ten
eerste toereikend toegelicht dat hij klager met het oog op zijn belangen heeft geadviseerd
geen kort geding te starten, maar eerst te onderzoeken of met de wederpartij een praktische
oplossing kon worden bereikt. De beoordeling of dit inhoudelijk een juiste beslissing
is geweest betreft het onderliggende geschil. Het behoort niet tot de taak van de
tuchtrechter in civielrechtelijke geschillen een oordeel te geven. Verder overweegt
de voorzitter dat verweerder niet kan worden verweten dat de behandeling van de zaak
vertraging heeft opgelopen. Verweerder heeft klager na de afwijzing van de toevoegingsaanvraag,
meerdere malen - te weten bij e-mail van 10 november 2020 en telefonisch op 29 december
2020 en 28 januari 2021 - uitgelegd welke stukken hij (in verband met de peiljaarverlegging)
van klager nodig had voor het verlenen van een toevoeging. Ondanks klagers toezegging
deze te zullen verstrekken, heeft klager dat niet gedaan, terwijl klager onderwijl
wel verwachtte dat verweerder zijn zaak oppakte. Om klager toch ter wille te zijn,
heeft verweerder ondanks het ontbreken van een toevoeging de advocaat van de wederpartij
op 29 januari 2021 een e-mail gestuurd, hetgeen illustratief is voor de inzet van
verweerder in deze zaak. Het klachtdossier biedt voorts geen steun voor klagers stelling
dat verweerder onbereikbaar was voor hem en niet reageerde op klagers terugbelverzoeken.
Uit de verschillende telefoonnotities in het klachtdossier volgt juist dat verweerder
klager steeds terugbelde, maar dat klager niet goed bereikbaar was voor verweerder
(ook vanwege het ontbreken van een voicemail service). Tot slot overweegt de voorzitter
dat klagers stelling dat verweerder met mr. M onder één hoedje zou spelen elke feitelijk
grondslag mist. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Deze klachtonderdelen
zullen dan ook kennelijk ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij hem op respectloze
en denigrerende wijze heeft benaderd. Verweerder stelt daarentegen dat hij klager
altijd netjes heeft bejegend. De voorzitter overweegt dat klager zijn verwijten in
dit klachtonderdeel op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en dat ook het klachtdossier
geen voorbeelden bevat van dergelijk gedrag van verweerder. Dit klachtonderdeel is
daarom eveneens kennelijk ongegrond.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen
met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu
Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 juni 2022