ECLI:NL:TACAKN:2022:42 Accountantskamer Zwolle 22/1608 Wtra PE

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2022:42
Datum uitspraak: 09-12-2022
Datum publicatie: 09-12-2022
Zaaknummer(s): 22/1608 Wtra PE
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over niet voldoen aan verplichte PE-training over het onderwerp Fraude(risico)factoren. Klacht gegrond; strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Recidive; oplegging maatregel van berisping en van een geldboete van € 420 (6 PE-uren x € 70 per uur). Betrokkene heeft niet bestreden dat hij de verplichte training niet heeft gevolgd. Daarom moet worden geconcludeerd dat betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting om de verplichte PE-activiteit te verrichten. Ook heeft hij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in het portfolio voor het jaar 2021 te reflecteren op het onderwerp.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 9 december 2022 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 7 september 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1608 Wtra PE van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)

kantoorhoudende te Amsterdam

K L A A G S T E R

gemachtigde: mr. [A]

t e g e n

Mr. drs. Y  

accountant-administratieconsulent

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de brief van betrokkene van 15 oktober 2022 met bijlagen

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2022. Voor klaagster zijn mr. [A] en [B] verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting en heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen. 

2.             De feiten

2.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene staat ingeschreven als accountant in business.

2.2.        Klaagster heeft het onderwerp Fraude(risicofactoren) aangewezen als een verplicht onderwerp voor de permanente educatie (PE) van haar leden. In het najaar van 2018 heeft klaagster aan haar leden meegedeeld dat het voor alle accountants verplicht is om in 2019 een training over dit onderwerp te volgen, voor zover zij die in 2017 niet al hadden voltooid. Eén van de voorwaarden daarbij is dat omvang van de cursus tenminste zes uur is.

2.3.        Klaagster heeft betrokkene bij brief van 12 februari 2021 erover geïnformeerd dat zij niet heeft kunnen vaststellen of betrokkene in 2019 aan de verplichte training Fraude(risiciofactoren) heeft deelgenomen. Klaagster heeft betrokkene verzocht haar hierover te informeren.

2.4.        Bij brief van 13 april 2021 heeft klaagster voorgesteld – ervan uitgaande dat betrokkene de verplichte training niet heeft gevolgd – dat betrokkene het verplichte PE-onderwerp alsnog inhaalt door in 2021 aandacht te besteden aan het onderwerp Fraude(risicofactoren) en hiervan verslag te doen in het PE-portfolio. Klaagster stelt betrokkene in het vooruitzicht dat zij een klacht zal indienen bij de Accountantskamer als betrokkene niet voor 31 december 2021 deze PE-activiteit heeft voltooid. Op 17 november 2021 heeft klaagster hierover een herinnering aan betrokkene gestuurd.

2.5.        Klaagster heeft per brief van 16 maart 2022 aangekondigd dat zij een tuchtklacht tegen betrokkene zal indienen. Betrokkene wordt uitgenodigd zijn zienswijze te geven.

2.6.        Betrokkene heeft op geen van genoemde brieven gereageerd.

3.             De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene dat hij geen PE-activiteiten heeft verricht in het kader van het verplichte PE-onderwerp Fraude(risicofacturen) in het jaar 2019.

4.             De beoordeling

4.1.        De Accountantskamer toetst de klacht aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften permanente educatie (NVPE). De NVPE zijn inmiddels vervangen door de Nadere voorschriften permanente educatie 2019, maar de oude NVPE blijven van toepassing op openbaar accountants (tot 1 januari 2020) en accountants in business (tot 1 januari 2021)[1].

4.2.        Het bestuur van klaagster kan voor een bepaalde groep accountants een kennisgebied of onderwerp vaststellen ten aanzien waarvan PE-activiteiten moeten worden verricht[2]. De accountant moet de door hem verrichte PE-activiteiten over een kalenderjaar uiterlijk 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar registreren[3].

4.3.        In een bericht van 8 november 2018 heeft klaagster aan haar leden meegedeeld dat het in 2019 voor alle accountants verplicht is de training Frauderisicofactoren te hebben gevolgd, voor zover zij die training niet al in 2017 hebben gevolgd. De omvang van deze verplichting bedraagt tenminste zes uur.

4.4.        Betrokkene heeft geen verzoek tot vrijstelling of ontheffing van de PE-activiteit ingediend.

4.5.        Betrokkene heeft in zijn brief van 15 oktober 2022 aangevoerd dat hij zich sinds eind 2019 niet meer als lid van de NBA beschouwt. Hij heeft sinds 4 september 2019 verzocht om doorhaling van zijn inschrijving in het accountantsregister. Dat zijn verzoek om doorhaling niet juist is verwerkt binnen de NBA doet hieraan niet af. Hij heeft dan ook geen PE-verplichting. Betrokkene gebruikt zijn accountantstitel al geruime tijd niet meer.

4.6.        De Accountantskamer stelt vast dat de NBA betrokkene naar aanleiding van een door hem gedaan verzoek om uitschrijving uit het accountantsregister heeft bericht dat hiervoor een van een handtekening voorzien verzoek is vereist. De Accountantskamer is van oordeel dat een dergelijke eis niet onredelijk is, nu uitschrijving tot gevolg heeft dat de accountantstitel niet langer mag worden gevoerd. Niet gebleken is dat betrokkene een van zijn handtekening voorzien verzoek om uitschrijving uit het accountantsregister aan de NBA heeft doen toekomen. Betrokkene is dan ook terecht (nog) niet uitgeschreven uit het accountantsregister. Dit brengt mee dat de aan een dergelijke inschrijving verbonden verplichtingen op hem van toepassing zijn gebleven. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene niet heeft bestreden dat hij de verplichte training Fraude(risico)factoren niet heeft gevolgd. Daarom moet worden geconcludeerd dat betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting om de verplichte PE-activiteit te verrichten. Ook heeft hij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in het portfolio voor het jaar 2021 te reflecteren op het onderwerp fraude(risicofactoren). Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De klacht is daarom gegrond.

5.             De maatregel

5.1.        Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregelen van berisping en geldboete zijn passend en geboden.

5.2.        De Accountantskamer heeft bij de beslissing tot het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid, met name op het aandachtsgebied dat klaagster heeft aangewezen. Betrokkene heeft aan dit vereiste niet voldaan en heeft daarvoor ook geen goede reden aangedragen. Ook houdt de Accountantskamer bij het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel rekening met het feit dat aan betrokkene reeds eerder een maatregel is opgelegd in verband met het niet voldoen aan zijn PE-verplichting.

5.3.        Bij de beslissing tot het mede opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountskamer rekening gehouden met het feit dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, studiekosten hebben moeten maken (het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen). Betrokkene heeft deze studiekosten ten onrechte niet gemaakt. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van de hiervoor genoemde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 70 per PE-uur. Het bedrag van de geldboete mag ten hoogste zijn het bedrag van de derde categorie, bedoeld in (het destijds geldende) artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.[4] De omvang van de cursus zou tenminste zes uur moeten zijn geweest. Daarom zal de geldboete worden vastgesteld op een bedrag van € 420 (= 6 x € 70).

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond
  • legt aan betrokkene op de maatregelen van

- berisping;

en

- geldboete van € 420,00 (vierhonderdentwintig euro), die binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op IBAN NL 58 INGB 0705 0032 21 (BIC/SWIFT-code: INGBNL2A) ten name van het FIN-Financieel Dienstencentrum te Den Haag onder vermelding van het zaaknummer 22/1608 Wtra PE;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. S.P. Pompe (rechterlijk lid) en E.M. van der Velden (accountantslid), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Artikel 9 NVPE 2019

[2] Artikel 3 lid 1 van de NVPE

[3] Artikel 4 lid 1 van de NVPE

[4] Artikel 5 lid 1 Wtra