ECLI:NL:TACAKN:2022:38 Accountantskamer Zwolle 22/801 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2022:38
Datum uitspraak: 07-11-2022
Datum publicatie: 07-11-2022
Zaaknummer(s): 22/801 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen accountant die was benaderd voor het verrichten van administratieve werkzaamheden. Klacht deels gegrond; strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel van waarschuwing. Tot de verplichtingen die voortvloeien uit de VGBA behoort, naar het oordeel van de Accountantskamer, ook dat een accountant, indien hij wordt benaderd voor het verrichten van een professionele dienst en hij voor (een deel van) de werkzaamheden waarvoor hij is benaderd doorverwijst naar een andere organisatie, niet zijnde een accountantskantoor, voldoende duidelijk maakt dat deze werkzaamheden niet onder de professionele verantwoordelijkheid van een accountant worden verricht. Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt met zich mee dat de accountant dient te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat werkzaamheden onder zijn professionele verantwoordelijkheid als accountant worden verricht terwijl dat niet het geval is. 

UITSPRAAK van 7 november 2022 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 9 mei 2022 ontvangen klacht met nummer 22/801 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Mr. drs. ir. Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E

gemachtigde: mr. A.K. Ramdas, advocaat te Barendrecht

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de door betrokkene ingebrachte nadere stukken van 2 september 2022
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen
  • de met instemming van partijen ter zitting overgelegde opdrachtbevestiging van 28 juli 2019.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 12 september 2022. Klager is in persoon verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. Ramdas.  

2.             De feiten

2.1.        Betrokkene is sinds [datum1] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA.

Betrokkenes accountantskantoor is gevestigd aan de [adres1] in [plaats2]. Het kantoor voerde in het verleden de naam [A] (hierna: het accountantskantoor). Deze naam is bij de ingang van het gebouw op een goed leesbaar naamschild vermeld. Het gebouw waarin betrokkenes accountantskantoor gevestigd is, is een bedrijfsverzamelgebouw waar ook andere rechtspersonen gevestigd zijn.

2.2.        Op het adres [adres1] in [plaats2] is ook het administratiekantoor [BV1] (hierna: [BV1]) gevestigd. [BV1] maakt onder meer gebruik van de handelsnaam [B]. Betrokkene verricht naast de werkzaamheden die hij vanuit zijn eigen accountantskantoor verricht ook werkzaamheden voor [BV1].

2.3.        Klager is met zijn onderneming, [BV2] (hierna: [BV2]), werkzaam in de vastgoedmarkt. In de loop van 2018 is klager op zoek gegaan naar iemand die de administratie van zijn onderneming kon verzorgen. Hij is in contact gekomen met betrokkene. Betrokkene heeft daarover in zijn kantoor een gesprek gevoerd met klager.

2.4.        Op 28 juli 2019 is een opdrachtbevestiging opgesteld op briefpapier van [B]. Deze opdracht is op 29 juli 2019 namens [B] ondertekend door een medewerkster, namens [C], een zoon van betrokkene. De opdrachtbevestiging is aan klager toegezonden en is vervolgens namens [BV2] door hem ondertekend.

2.5.        De administratieve werkzaamheden, waaronder btw-aangiftes, die vervolgens zijn verricht voor [BV2] zijn veelal verricht door [D] (hierna: [D]), met wie klager ook regelmatig contact heeft gehad. Over complexe vragen heeft klager regelmatig contact gehad met betrokkene.

2.6.        Klager meent dat fouten zijn gemaakt met de btw-aangiftes voor zijn onderneming, waardoor hij nadeel heeft geleden. Klager heeft hierover vervolgens op 1 augustus 2021 een interne klacht ingediend bij betrokkene. Betrokkene heeft vervolgens op 26 oktober 2021 gesproken met klager en met [D]. Op 27 oktober 2021 heeft betrokkene, voor zover hier van belang, het volgende aan klager gemaild:

“Ik heb aangegeven dat [D] [= [D]; toevoeging Accountantskamer] niet tijdig heeft gesignaleerd en onvoldoende heeft gerealiseerd dat je bedrijfsactiviteiten zijn verschoven van belaste naar onbelaste activiteiten. Hierdoor heeft zij te veel voorbelasting geclaimd waar je feitelijk geen recht op hebt. Daar was zij zich niet bewust van. Zelf ben ik niet betrokken bij de BTW-aangiften en heb je rechtstreeks contact met [D] hieromtrent en sta ik ver van het aangifteproces. In de contacten met jou heb ik mij ook niet gerealiseerd dat de omvang van activiteiten drastisch is verschoven naar inkoop van panden en verbouwen om te verkopen.

Het vooraf inkopen van onroerende zaken, het fors verschuiven van je activiteiten, is nimmer besproken in een advies en ook niet de fiscale consequenties hiervan. Dat hebben we gisteren zo ook besproken. Ben het niet met je eens dat sprake is van schade, maar wel dat er een cashflowprobleem ontstaat als je hiermee geen rekening houdt. Doordat er feitelijk beperkt recht is op de BTW voorbelasting. Anderzijds gaat wel je vennootschapsbelasting omlaag omdat de BTW-kostprijsverhogend (winst omlaag) hierdoor de vennootschapsbelasting drukt.

Ik heb gisteren aangeboden hierover gezamenlijk met je te kijken naar de cashflowproblemen die ontstaan door miscalculatie.

Echter omdat je bevestigt niet op 1 lijn met mij te zitten, heb ik [C] [= [C]; toevoeging Accountantskamer] als uiteindelijk eindverantwoordelijke geïnformeerd om actie te ondernemen en contact met je op te nemen.”

2.7.        Klager heeft vervolgens de administratie van [BV2] elders ondergebracht. Hij heeft aangegeven dat hij betrokkene aansprakelijk wil stellen voor schade die hij geleden heeft als gevolg van foute btw-aangiftes.

2.8.        [BV1] heeft geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

3.             De klacht

3.1.        Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene het volgende:

a.            betrokkene heeft klager misleid door de indruk te wekken dat hij een opdracht aan een accountantskantoor had gegeven;   

b.            betrokkene heeft grote financiële schade veroorzaakt bij klager door toedoen van onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden.

4.             De beoordeling

4.1.        Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Klachtonderdeel a:

Betrokkene heeft klager misleid door de indruk te wekken dat hij een opdracht aan een accountantskantoor had gegeven.

4.2.1.     Klager stelt zich op het standpunt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de werkzaamheden voor [BV2] door betrokkenes accountantskantoor werden verricht.

4.2.2.     Betrokkene stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden voor [BV2] niet werden verricht door het accountantskantoor, maar door het administratiekantoor [BV1]. Betrokkene stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de werkzaamheden die dit administratiekantoor heeft verricht, behalve voor de door hemzelf voor dat kantoor verrichte werkzaamheden.

4.2.3.     Naar het oordeel van de Accountantskamer brengt het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 2, onder d, van de VGBA, mee dat een  accountant bij zijn dienstverlening en ook overigens in het kader van zijn zakelijk optreden zodanige maatregelen treft dat misverstanden worden voorkomen over het al dan niet aanvaarden van een opdracht, over de omvang van zijn verantwoordelijkheid en ook anderszins over zijn optreden in een concrete situatie.Tot de verplichtingen die voortvloeien uit de VGBA behoort, naar het oordeel van de Accountantskamer, ook dat een accountant, indien hij wordt benaderd voor het verrichten van een professionele dienst en hij voor (een deel van) de werkzaamheden waarvoor hij is benaderd doorverwijst naar een andere organisatie, niet zijnde een accountantskantoor, voldoende duidelijk maakt dat deze werkzaamheden niet onder de professionele verantwoordelijkheid van een accountant worden verricht. Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt met zich mee dat de accountant dient te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat werkzaamheden onder zijn professionele verantwoordelijkheid als accountant worden verricht terwijl dat niet het geval is.

4.2.4.     Betrokkene heeft gesteld dat hij aantekeningen heeft gemaakt van gesprekken die hij heeft gevoerd met klager, waarin hij klager heeft uitgelegd dat hij hem verwijst naar een administratiekantoor dat niet onder zijn verantwoordelijkheid valt. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene deze aantekeningen niet heeft overgelegd. Betrokkene heeft zijn stelling dat hij in deze gesprekken een en ander voldoende duidelijk heeft gemaakt dan ook niet met enig stuk onderbouwd. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij klager voldoende duidelijk heeft voorgelicht met betrekking tot het feit dat een groot deel van de werkzaamheden niet door een accountantskantoor zouden worden verricht.

4.2.5.     Voldoende duidelijkheid over wie of van waaruit de werkzaamheden werden verricht, geldt temeer nu de in de opdrachtbevestiging beschreven diensten weliswaar voor het grootste deel werden uitgevoerd door [BV1], maar voor een deel ook door betrokkene.

Voor de beoordeling of betrokkene voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden waarvoor klager betrokkene had benaderd niet vanuit het accountantskantoor, onder betrokkenes professionele verantwoordelijkheid, werden verricht, is van belang dat de te verrichten werkzaamheden deskundigheid op financieel gebied vereisen. Niet ongebruikelijk is dat dergelijke werkzaamheden vanuit een accountantskantoor worden verricht. Daarbij is verder van belang dat de werkzaamheden van [BV1] deels - als sprake was van complexe vragen - werden uitgevoerd door betrokkene en klager (daarover) ook contact had met betrokkene. In deze situatie geldt temeer dat betrokkene klager er duidelijk op had moeten wijzen dat de werkzaamheden waarvoor klager zich tot betrokkene had gewend werden uitgevoerd door [BV1] en niet door de betrokkenes kantoor, opdat daarover bij klager geen misverstand kon bestaan. Weliswaar was de opdrachtbevestiging afkomstig van [B], maar deze naam vormt grote gelijkenis met de naam van het kantoor van betrokkene, (handelsnaam) [accountantskantoor]. Daarbij is de opdrachtbevestiging ondertekend door de zoon van betrokkene, die dezelfde achteraam draagt als betrokkene. Verder is [BV1] gevestigd op hetzelfde adres als het accountantskantoor en gebruikt [D], die haar werkzaamheden verricht vanuit dit administratiekantoor, een e-mailadres met dezelfde extentie als betrokkene, namelijk @[e-mailadres]. De Accountantskamer is op grond van al deze feiten van oordeel dat voorstelbaar is dat het klager niet duidelijk was dat een groot deel van de werkzaamheden voor [BV2] niet werden verricht door of onder verantwoordelijkheid van het accountantskantoor, maar door een administratiekantoor.

4.2.6.     De Accountantskamer is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene klager opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Anderzijds is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene klager onvoldoende duidelijk heeft uitgelegd wat wel tot zijn taak als accountant behoorde en welke werkzaamheden buiten betrokkenes professionele verantwoordelijkheid om door een administratiekantoor zouden worden verricht. Van betrokkene had mogen worden verwacht dat hij deze duidelijkheid aan klager zou hebben verschaft. Betrokkene heeft door deze duidelijkheid niet te geven en door de diffuse wijze waarop hij de samenwerking met een administratiekantoor vorm heeft gegeven, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

4.2.7.    Klachtonderdeel a is daarom gegrond.

Klachtonderdeel b:

Betrokkene heeft grote financiële schade veroorzaakt bij klager door toedoen van onder zijn

verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden.

4.3.1.     Het tuchtrecht houdt zich slechts bezig met de vraag of de betrokken accountant zich heeft gehouden aan de geldende beroepsnormen voor de accountancy. Het is aan de civiele rechter om een oordeel te geven over de vraag of de accountant aansprakelijk is voor schade en wat de omvang van die schade is.

4.3.2.     Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

5.             De maatregel

5.1.        Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van waarschuwing is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene, door onvoldoende duidelijk te maken welke diensten niet onder zijn verantwoordelijkheid als accountant zouden worden verricht, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Verder is meegewogen dat betrokkene zich ter zitting leerbaar heeft opgesteld en dat hij heeft aangegeven dat hij deze problematiek intern zal bespreken.  

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel a gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel van

- waarschuwing;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. I.F. Clement (rechterlijke lid) en

drs. J. Hetebrij RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.