ECLI:NL:TACAKN:2022:36 Accountantskamer Zwolle 21/1945 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2022:36
Datum uitspraak: 21-10-2022
Datum publicatie: 21-10-2022
Zaaknummer(s): 21/1945 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Volgens klaagster had betrokkene de controleopdracht moeten afwijzen, omdat haar klant een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk is. Ook is de geconsolideerde jaarrekening onjuiste en niet inzichtelijk. De klacht is grotendeels ongegrond. Dat de jaarrekening, het verslag van de IED en het bestuursverslag materiële onjuistheden bevatten of zelfs misleidend zijn, heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt. Voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel legt de Accountantskamer geen maatregel op.

UITSPRAAK van 21 oktober 2022 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 12 november 2021 ontvangen klacht met nummer 21/1945 Wtra AK van

DE VERENIGING X

gevestigd te [woonplaats1]

K L A A G S T E R

gemachtigde: mr. drs. [A] RA

t e g e n

drs. Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [woonplaats2]

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. F.T. Serraris te Amsterdam.

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de brief van klaagster van 4 april 2022 met één bijlage
  • de brief van klaagster van 21 april 2022 met bijlagen
  • de brief van klaagster van 12 mei 2022 met bijlagen
  • de brief van betrokkene van 20 mei 2022 met één bijlage
  • de brief van klaagster van 28 mei 2022 met twee bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2022. Voor klaagster is [B] en haar gemachtigde verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. Betrokkene heeft de jaarrekening van de Stichting [stichting1] (hierna: de Stichting) voorzien van een goedkeurende verklaring. Volgens klaagster had betrokkene de controleopdracht moeten afwijzen, omdat [milieuorganisatie1] een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk is. Verder meent klaagster onder meer dat het verslag van de International Executive Director (hierna: IED) en het bestuursverslag misleidend zijn en dat betrokkene ten onrechte heeft geconcludeerd dat deze verslagen consistent zijn met de jaarrekening en geen onwaarheden bevatten. De geconsolideerde jaarrekening is onjuist en niet inzichtelijk: zo is het gebaseerd op een verkeerde grondslag en de consolidatiekring is onjuist gekozen. Ten onrechte heeft betrokkene geen aandacht geschonken aan de ANBI-status, die volgens klaagster twijfelachtig is omdat de giften aan [milieuorganisatie1] niet aan algemeen nuttige doelen worden besteed maar aan haar linkse politieke agenda.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. De klacht is grotendeels ongegrond. Betrokkene heeft afgewogen of zij de Stichting kon accepteren als cliënt. Dat de jaarrekening, het verslag van de IED en het bestuursverslag materiële onjuistheden bevatten of zelfs misleidend zijn, heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt. Het gegronde klachtonderdeel dat ziet op de vermelding van de toegepaste verslaggevingsstandaard (zie verderop 5.13 t/m 5.18) leidt niet tot het opleggen van een maatregel.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 2008 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Zij is verbonden aan [accountantskantoor1].

3.2. [Milieuorganisatie1] is een onafhankelijke, internationaal opererende organisatie en bestaat behalve de Stichting uit 26 over de wereld verspreide, nationale en regionale [milieuoganisatie1]-organisaties (hierna: NRO’s). De Stichting opereert onder de naam [milieuorganisatie1] International en verricht coördinerende en ondersteunende taken ten behoeve van de NRO’s. Volgens haar statuten heeft de Stichting als doel het bevorderen van natuurbehoud. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zeven personen. De dagelijkse leiding van de Stichting is in handen van de IED.

3.3. Het bestuur van de Stichting heeft de jaarrekening 2020 op 21 juni 2021 vastgesteld. Bij de jaarrekening is een bestuursverslag gevoegd. Volgens de geconsolideerde jaarrekening bestaan de inkomsten van de Stichting voor ongeveer 95% uit bijdragen van de NRO’s (in 2020: € 85.331.000) en voor ongeveer 5% (in 2020: € 5.398.000) uit andere inkomsten waaronder donaties.

3.4. Het verslag van de IED gaat in op ‘risk management’. Volgens dit verslag zit het nemen van risico in het DNA van [milieuorganisatie1]: ‘we use non-violent creative confrontation in many forms to achieve positive change. Without taking risks it is unlikely we would change power dynamics and win campaigns. Our campaigning strategies include taking smart, bold and innovative risks. However, while we have a high risk tolerance threshold for legal risk derived from our campaigning activities, we take risks smartly’.

3.5. Ook licht dit verslag toe dat ‘[milieuorganisatie1] International faces significant litigation risk from two sources:

● Non-violent direct actions (NVDAs)

● Advocacy work through publication and communication activities

[milieuoganisatie1] has a high tolerance threshold for this type of risk as it is at the core of our mission and strategy. At present, both [milieuorganisatie1] International and NROs are defendants in high profile legal cases (in Canada, the US and India). [milieuorganisatie1] USA and Stichting [stichting1] are currently defending two SLAPP lawsuits in the United States which are designed to intimidate [milieuorganisatie1] and the wider environmental movement and to prevent us from exposing the abuses of corporate power that lead to environmental degradation and massive biodiversity loss’.

3.6. De geconsolideerde jaarrekening vermeldt dat die is opgesteld ‘in accordance with Section 2:362(9) of the Dutch Civil Code and International Financial Reporting Standards for Small and Medium Sized Entities (IFRS SMEs)’. In de enkelvoudige jaarrekening staat dat die is opgesteld ‘under Accounting Standards as described in Part 9 of the Dutch Civil Code’.

3.7. Betrokkene had de opdracht de geconsolideerde en de enkelvoudige jaarrekening 2020 van de Stichting te controleren. Voordien verrichtte een accountant van [accountantskantoor2] de controle. Op 24 juni 2021 heeft betrokkene een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven bij de jaarrekening van de Stichting. In haar verklaring staat onder meer:

In our opinion:

the accompanying consolidated financial statements give a true and fair view of the financial position of Stichting [stichting1] as at 31 December 2020 and of its result and its cash flows for 2020 in accordance with International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Entities as adopted by the European Union (IFRS for SMEs) and with Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code.

the accompanying company financial statements give a true and fair view of the financial position of Stichting [stichting1] as at 31 December 2020 and of its result for 2020 in accordance with Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code’.

3.8. Over het bestuursverslag, het verslag van de IED en de overige informatie heeft betrokkene geoordeeld dat die in overeenstemming zijn met de jaarrekening en geen materiële afwijkingen bevatten en dat daarin de informatie is opgenomen die in titel 9 van boek 2 BW is voorgeschreven.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene volgens haar pleitnota het volgende:

a. Betrokkene had de opdracht niet mogen aanvaarden;

b. Betrokkene heeft ten onrechte een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven;

c. Betrokkene heeft ten onrechte ingestemd met de openbaarmaking van haar verklaring.

Deze klachtonderdelen vallen uiteen in meerdere subklachtonderdelen.

5. De beoordeling


5.1. Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS).

5.2. De Accountantskamer stelt voorop dat het in het tuchtrecht aan de klager is om de feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, waaruit kan volgen dat de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klaagster stelt via haar klacht inzake de controle van de jaarrekening ook het opereren van [milieuorganisatie1] aan de orde. Het is niet aan de Accountantskamer om de acties en opstelling van [milieuorganisatie1] te beoordelen. Daarvoor is het tuchtrecht niet bedoeld. De Accountantskamer gaat hierna dan ook alleen in op die onderdelen van het klaagschrift die betrekking hebben op het handelen en nalaten van betrokkene, voor zover tuchtrechtelijk relevant. Hoewel klaagster, zoals betrokkene heeft betoogd, haar pijlen vooral op [milieuorganistie1] richt, is misbruik van tuchtrecht niet aan de orde.

Klachtonderdeel a: betrokkene heeft ten onrechte de opdracht aanvaard

5.3. Klaagster kwalificeert [milieuorganisatie1] als een criminele terroristische organisatie, die systematisch strafbare feiten pleegt. Die reputatie wordt volgens klaagster breed uitgemeten in de media. Ter illustratie daarvan verwijst klaagster onder meer naar berichten over onder meer de ‘aanslag’ op een voetbalstadium (een parachutelanding), de besmeuring met verf van een vliegtuig van Air France en de blokkade van een Shell-raffinaderij. [Milieuorganisatie1] heeft van de eerder door haar begane strafbare feiten geen geheim gemaakt, getuige ook het verslag van de IED over 2019, aldus klaagster. Gezien die reputatie en de ‘tone at the top’ – waaronder de volgens haar onethische instelling van het bestuur en de IED – had betrokkene volgens klaagster moeten afzien van het aanvaarden van de controleopdracht, aangezien zij krachtens artikel 7 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA) maatregelen moet nemen om te voorkomen dat zij in verband wordt gebracht met niet-integer handelen van anderen. Uit Standaard 210 volgt dat betrokkene de aanvaardbaarheid van een controleopdracht moet beoordelen.

5.4. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij voorafgaand aan de opdrachtaanvaarding de procedures heeft gevolgd die binnen [accountantskantoor1] gebruikelijk zijn bij de cliëntacceptatie. Er is intern overleg gevoerd over de vraag of de acties van [milieuorganisatie1] passen binnen het recht om te demonstreren. Ook heeft zij collegiaal overleg gevoerd met de vorige accountant en een filereview uitgevoerd. Daaruit zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Betrokkene heeft onder meer meegewogen dat [milieuorganisatie1] met haar acties ecologische doelen nastreeft. Betrokkene heeft geoordeeld dat zij de opdracht kon aanvaarden, met dien verstande dat [milieuorganisatie1] vanwege de publiciteit met betrekking tot haar acties wel als een cliënte met een verhoogd risicoprofiel is aangemerkt.

5.5. De Accountantskamer overweegt dat bij een NVKS-opdracht, zoals de onderhavige, de integriteit van de opdrachtgever onderdeel moet zijn van het opdrachtacceptatie- en opdrachtcontinuatieproces. Dit volgt uit artikel 10 lid 1 onder a sub 2 van de NVKS (Nadere Voorschriften Kwaliteitssystemen).[1] In de toelichting op de Wijzigingsverordening VGBA waarmee artikel 15a VGBA is ingevoerd staat, dat het bij het overleg met de voorafgaande accountant vooral om de integriteit van de opdrachtgever moet gaan: ‘bijvoorbeeld betrokkenheid bij oneerlijke of criminele activiteiten’. Artikel 15a VGBA schrijft dit overleg onder meer voor bij een controle-opdracht. Bij de overwegingen inzake de integriteit van de opdrachtgever dient een accountant professionele oordeelsvorming als bedoeld in artikel 20 VGBA toe te passen.

5.6. De Accountantskamer is van oordeel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvaarding van de opdracht van de Stichting een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde als bedoeld in artikel 20 VGBA tot de conclusie zou brengen dat daardoor een bedreiging van het zich houden aan de fundamentele beginselen ontstaat. Van een dergelijke bedreiging, die op de voet van artikel 21 VGBA tot het nemen van een of meer maatregelen noodzaakt, waaronder volgens de toelichting op artikel 21 lid 2 VGBA als ultimum remedium het weigeren van de opdracht, was geen sprake. De bij 5.3. weergegeven ernstige beschuldiging aan het adres van [milieuorganisatie1] heeft klaagster niet onderbouwd met een onherroepelijk strafrechtelijk vonnis waaruit de juistheid ervan blijkt, laat staan dat klaagster aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene als ultimum remedium de opdracht had moeten weigeren zoals klaagster heeft betoogd. Ook kan niet gezegd worden dat de opvatting van klaagster over [milieuorganisatie1] in het algemeen wordt gedeeld. Zo is, zoals betrokkene met juistheid heeft gesteld, de Staat in verband met te bereiken klimaatakkoorden onder meer met [milieuorganisatie1] in gesprek gegaan. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b: klaagster heeft ten onrechte een goedkeurende controleverklaring afgegeven

5.7. Klaagster meent dat betrokkene ten onrechte een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2020 van de Stichting heeft afgegeven. Dat verwijt valt uiteen in meerdere subonderdelen.

b.1 De jaarrekening is niet ondertekend door bestuurslid [C].

b.2 De jaarrekening is in het Engels opgemaakt, terwijl de statuten impliceren dat een Nederlandstalige jaarrekening is vereist.

b.3 De jaarrekening geeft geen inzicht in de activiteiten van de Stichting.

b.4 Betrokkene concludeert ten onrechte dat het bestuursverslag consistent is met de jaarrekening en geen onwaarheden bevat.

De Accountantskamer zal hierna de subklachtonderdelen afzonderlijk beoordelen.

b.1 De jaarrekening is niet door het gehele bestuur ondertekend

5.8. Klaagster heeft de jaarrekening van de Stichting meegestuurd met haar klaagschrift. Dat document is niet ondertekend door medebestuurslid [C]. Betrokkene heeft echter verwezen naar de gepubliceerde versie op de website van [milieuorganisatie1]. Die jaarrekening is wél digitaal ondertekend door [C]. Ter zitting heeft betrokkene toegelicht dat zij aanwezig was bij het vanwege corona online gevoerde overleg van het bestuur waarbij de jaarrekening is besproken. Alle bestuursleden waren het eens met de jaarrekening. Naderhand heeft betrokkene een ondertekend exemplaar van de jaarrekening ontvangen. Daarvan uitgaande, zo oordeelt de Accountantskamer, heeft betrokkene er voldoende voor zorggedragen dat zij de verklaring heeft afgegeven bij het definitieve exemplaar van de jaarrekening. Niet is vereist dat alle bestuursleden de jaarrekening ten tijde van de afgifte van de accountantsverklaring hebben ondertekend. Het klachtonderdeel is ongegrond.

b.2 De gebruikte taal

5.9. Klaagster meent dat de statuten impliciet vereisen dat de jaarrekening en het bestuursverslag in het Nederlands worden opgesteld. Die beweerdelijke verplichting heeft klaagster in haar klaagschrift niet verder uitgewerkt. Ter zitting heeft klaagster verwezen naar de artikelen 2:362 lid 7 en 2:391 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waaruit volgens klaagster deze verplichting volgt.

5.10. De Stichting heeft ervoor gekozen om de jaarrekening en het bestuursverslag op te stellen om daarmee het publiek inzicht te bieden in haar vermogenstoestand. Daartoe is zij niet verplicht, omdat de Stichting geen stichting is als bedoeld in artikel 2:300 BW[2]. Op de Stichting rust alleen de wettelijke verplichting om jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten op te maken. Dat volgt uit artikel 2:10 BW. Een wettelijke bepaling die expliciet voorschrijft dat de balans en de staat van baten en lasten in de Nederlandse taal worden opgesteld, ontbreekt. Ook de statuten van de Stichting schrijven niet voor dat deze stukken in de Nederlandse taal worden opgesteld.

5.11. De Stichting is internationaal actief. Geen enkel bestuurslid is de Nederlandse taal machtig, zo heeft betrokkene ter zitting verteld. Om die redenen is ervoor gekozen de jaarrekening en het bestuursverslag in het Engels op te stellen. Omdat de wet noch de statuten de Nederlandse taal voorschrijven en zowel het bestuur als het internationaal maatschappelijk verkeer gediend is met hantering van de Engelse taal, faalt het verwijt van klaagster. De Accountantskamer overweegt in dit verband ook dat de wet in artikel 2:362 lid 7 BW de mogelijkheid biedt de posten in een jaarrekening in een vreemde taal te omschrijven. Artikel 2:391 lid 1 BW biedt die mogelijkheid ook voor het bestuursverslag. Het besluit de jaarrekening en het bestuursverslag in het Engels te publiceren sluit dus aan op de in titel 9 van boek 2 BW aan andere rechtspersonen geboden mogelijkheid. Het klachtonderdeel is ongegrond.

b.3 De jaarrekening geeft geen inzicht

5.12. De jaarrekening van de Stichting is volgens klaagster misleidend en geeft onvoldoende inzicht. Betrokkene had daarom moeten afzien van het afgeven van een goedkeurende accountantsverklaring. Klaagster heeft dit klachtonderdeel als volgt nader uitgewerkt:

  • de gebruikte verslaggevingsstandaard voldoet niet;
  • de consolidatiekring is niet juist vastgesteld;
  • de rechtsgeldigheid van de ANBI-status is niet beoordeeld;
  • de jaarrekening is ten onrechte gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit;
  • de gebeurtenissen na balansdatum zijn niet meegenomen;
  • de benaming van de gecontroleerde staten is niet eenduidig;
  • de jaarrekening voldoet niet aan RJ 640 en RJ 650.

Ten aanzien van de gebruikte verslaggevingsstandaard

5.13. De International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Entities (IFRS for SMEs) is volgens klaagster een ongeschikte verslaggevingsstandaard. IFRS for SMEs is bedoeld voor ondernemingen, niet voor non-profitorganisaties zoals de Stichting. IFRS for SMEs kan analoog worden toegepast, maar dan moet dat wel in de jaarrekening worden vermeld. In de accountantsverklaring wordt naar IFRS for SMEs verwezen ‘as adopted by the EU’. Die verwijzing is volgens klaagster onzin, aangezien de Europese Commissie IFRS for SMEs niet heeft goedgekeurd. In de toelichting bij de geconsolideerde jaarrekening staat dat de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met artikel 2:362 lid 9 BW. Dat is om twee redenen niet juist. Op de eerste plaats is genoemd artikel niet van toepassing op de Stichting, nu zij geen onderneming drijft. En op de tweede plaats verwijst artikel 2:362 lid 8 BW naar de IFRS (niet: for SMEs). Lid 9 is volgens klaagster dus niet van toepassing bij het opstellen van een jaarrekening op de grondslag van IFRS for SMEs.

5.14. Betrokkene heeft toegegeven dat zij in de accountantsverklaring per abuis heeft opgenomen dat het gaat om een verslaggevingsstandaard die is ‘adopted by the EU’. Die verklaring neemt zij standaard op als de gecontroleerde entiteit deIFRS (de volledige verslaggevingsstandaard) toepast. De IFRS is door de Europese Commissie goedgekeurd.

5.15. De Accountantskamer overweegt het volgende. De mededeling in de geconsolideerde jaarrekening dat die is opgesteld in overeenstemming met artikel 2:362 lid 9 BW is niet juist, omdat de IFRS for SMEs niet een standaard is die valt onder lid 8 van dit artikel. Lid 9 verwijst naar de in lid 8 bedoelde standaarden. Onder lid 8 valt de door de International Accounting Standards Board (IASB) vastgestelde én door de Europese Commissie vastgestelde (‘adopted’)[3] standaard IFRS/IAS. De IFRS for SMEs is een vereenvoudiging van de IFRS/IAS, maar is niet door de Europese Commissie vastgesteld. De geconsolideerde jaarrekening is dus niet opgesteld in overeenstemming met lid 9 van artikel 2:362 BW omdat daarbij niet een door de Europese Commissie vastgestelde verslaggevingsstandaard is toegepast.

5.16. Hier staat tegenover dat de toegepaste verslaggevingsstandaard IFRS for SMEs uitdrukkelijk in de geconsolideerde jaarrekening en de accountantsverklaring is genoemd en deze standaard een vereenvoudiging is van de door de Europese Commissie vastgestelde IFRS/IAS. Een misverstand bij de gebruiker over de toegepaste verslaggevingsstandaard dat het gevolg is van de verwijzing naar artikel 2:263 lid 9 BW in de geconsolideerde jaarrekening en/of de terminologie ‘adopted by the EU’ in de accountantsverklaring, is daardoor onwaarschijnlijk.

5.17. De Accountantskamer is van oordeel dat hoewel het klachtonderdeel in zoverre gegrond is, een maatregel achterwege moet blijven. De verwijtbare gedraging is in dit geval van zodanig geringe betekenis dat oplegging van een maatregel niet is aangewezen.[4]

5.18. Wat betreft de verslagleggingsstandaard zelf geldt, dat de Stichting voor de geconsolideerde jaarrekening vrijwillig heeft gekozen voor toepassing van IFRS for SMEs. De controlerend accountant moet bepalen of het stelsel inzake financiële verslaggeving dat bij het opstellen van de jaarrekening wordt toegepast, aanvaardbaar is (Standaard 210.6). Klaagster heeft wel gesteld maar niet onderbouwd dat IFRS for SMEs ongeschikt is voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van de Stichting. De stelling dat deze verslaggevingsstandaard niet aanvaardbaar zou zijn, wordt reeds op die grond gepasseerd.

Ten aanzien van de consolidatiekring

5.19. In de geconsolideerde jaarrekening zijn de financiële gegevens van een aantal [milieuorganisatie1]-entiteiten betrokken, te weten entiteiten, de vennootschap naar buitenlands recht Direct Dialogue Initiatives India Pvt. Ltd en de in Nederland gevestigde stichtingen Phoenix, Iris, Rubicon en Theseus. In de toelichting staat dat als consolidatiegrondslag geldt alle entiteiten waarover de Stichting de feitelijke leiding uitoefent (‘over which the foundation can excercise control’). Daaronder vallen volgens klaagster álle [milieuorganisatie1]-entiteiten. Klaagster stelt dat volgens het bestuursverslag, de Statuten en de Rules of Procedure alle NRO’s onder de feitelijke leiding van de Stichting staan en daarmee organisatorisch, financieel en operationeel volledig zijn verweven. Niet voor niets geeft het verslag een beeld van allerlei acties van de NRO’s.

5.20. De Accountantskamer overweegt het volgende. Uit Standaard 315.11 volgt dat de accountant inzicht moet verwerven in onder meer de structuur van de entiteit. Standaard 600.17 bepaalt dat de accountant de risico’s op een afwijking van materieel belang identificeert en inschat door inzicht te verwerven in de entiteit en haar omgeving. Met betrekking tot de relatie tussen de Stichting en de NRO’s heeft betrokkene toegelicht dat dit zelfstandige entiteiten zijn met een eigen bestuur en een eigen begroting. Er is geen sprake van deelname in de resultaten. Volgens betrokkene werven de NRO’s donateurs en betalen zij contributie aan de Stichting. De Stichting wendt die contributies aan om NRO’s ‘grants’ (subsidies) te verlenen voor bepaalde projecten en de Stichting betaalt bijdragen aan NRO’s die minder inkomsten uit donaties hebben dan andere NRO’s, zoals bijvoorbeeld de NRO in Brazilië. De ‘grants’ worden vastgesteld op basis van een driejarenplan dat moet worden goedgekeurd door de deelnemersraad. Dat is een raad die onder meer bestaat uit vertegenwoordigers van de NRO’s. Er is volgens betrokkene geen centrale leiding of zeggenschap van de Stichting over de NRO’s. De Stichting heeft ook geen toezicht op de besteding van de donaties die de NRO’s zelfstandig werven. Gelet op die toelichting, die door klaagster niet is weersproken, kan de Accountantskamer klaagster niet volgen in haar stelling dat alle NRO’s in de consolidatie begrepen hadden moeten worden. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van de ANBI-status

5.21. De Stichting heeft een ANBI-status, maar slechts een gering deel van de uitgaven betreffen het statutaire doel of een ander algemeen nut beogend doel, zo stelt klaagster. De Stichting sluist geld door naar buitenlandse entiteiten die geen ANBI-status hebben en die doelstellingen nastreven die niet in de ANBI-catalogus staan. Ook zijn uitgaven gedaan door de Stichting die niet als algemeen nut beogend erkend kunnen worden, zoals ‘good life’ en ‘climate justice’. Betrokkene had dan ook in haar verklaring meer aandacht aan die status moeten besteden. Het risico bestaat immers dat de ANBI-status (met terugwerkende kracht) wordt ingetrokken.

5.22. Betrokkene heeft erop gewezen dat de intrekking van de ANBI-status, als dat al aan de orde zou zijn, een geringe impact op de korte termijn heeft. De Stichting is voornamelijk afhankelijk van contributies door NRO’s en niet of nauwelijks van schenkingen (waarop de schenkbelasting van toepassing is) en nalatenschappen. Dus zelfs al zou de Belastingdienst de ANBI-status intrekken, dan heeft dat geen gevolgen voor de continuïteit van de Stichting. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat zij heeft getoetst of aan de ANBI-vereisten is voldaan, waaronder de eis dat 90% aan een algemeen nut beogend doel wordt besteed.

5.23. De Accountantskamer overweegt het volgende. Volgens Standaard 250 dient de accountant bij de controle rekening te houden met toepasselijke wet- en regelgeving. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds wet- en regelgeving die van directe invloed is op de vaststelling van bedragen en in de financiële overzichten opgenomen toelichtingen die van materieel belang zijn (Standaard 250.6a) en anderzijds wet- en regelgeving waarvan het naleven van fundamenteel belang kan zijn voor de operationele aspecten van het bedrijf (Standaard 250.6b). De verantwoordelijkheid van de accountant is ingevolge Standaard 250.7 bij de eerste categorie regelgeving het verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie en bij de tweede categorie regelgeving het verrichten van gespecificeerde controlewerkzaamheden ter bevordering van het identificeren van niet-naleving van regelgeving die een invloed van materieel belang kan hebben op de financiële overzichten (Standaard 250.7).

5.24. De Accountantskamer is met betrokkene van oordeel dat de regelgeving met betrekking tot de ANBI-status niet valt onder de eerste categorie. De vraag of de Stichting al dan niet terecht een ANBI-status heeft is niet van directe invloed op de vaststelling van het bedrag van de ontvangsten van de Stichting in het verslagjaar 2020. Dat bedrag bestaat immers met name uit de bedragen die de Stichting van de NRO’s heeft ontvangen. Klaagster heeft tegenover het verweer van betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat de (regelgeving met betrekking tot de) ANBI-status voor de Stichting van materieel belang is. Betrokkene was daarom niet gehouden werkzaamheden te verrichten als bedoeld in de eerste categorie regelgeving van Standaard 250.7.

5.25. Betrokkene heeft gesteld dat zij de controlewerkzaamheden heeft verricht die zijn bedoeld in Standaard 250.7, de tweede categorie regelgeving. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene die werkzaamheden niet of niet voldoende heeft verricht. Betrokkene heeft ter zitting toegelicht dat zij heeft getoetst of de Stichting in het verslagjaar 2020 aan de ANBI-voorwaarden voldeed, waaronder de voorwaarde dat ten minste 90% algemeen nuttig is besteed. Daarbij heeft betrokkene niet vastgesteld dat operationele aspecten van de Stichting in geding zijn (Standaard 250.6b). Ook de vorige accountant, die volgens betrokkene ongeveer 7 of 8 jaar de controle van de jaarrekeningen van de Stichting heeft gedaan, heeft niet gerapporteerd dat de Stichting wellicht niet aan de ANBI-voorwaarden voldoet, terwijl er ook geen aanwijzing bestond dat de Belastingdienst de ANBI-status ter discussie stelde of binnenkort zou stellen, aldus betrokkene. Daarbij komt dat het mogelijk niet voldoen aan de ANBI-voorwaarden geen fundamentele invloed heeft op de activiteiten van de Stichting in die zin dat zij haar activiteiten zou moeten staken of dat haar continuïteit zou worden bedreigd (Standaard 250.A13). De inkomsten van de Stichting bestonden in 2020 namelijk grotendeels (voor ongeveer 95%) uit contributies van buitenlandse NRO’s voor wie de ANBI-status van de Stichting niet relevant is. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van de continuïteitsveronderstelling en de voorvallen na balansdatum

5.26. De jaarrekening is volgens klaagster ten onrechte gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit (‘…based on the assumption of continuity of the company’). Klaagster duidt [milieuorganisatie1] als een organisatie waarvan de feitelijke werkzaamheden in strijd zijn met de wet en de openbare orde. Het OM heeft inmiddels in meerdere gevallen met succes de ontbinding van dergelijke rechtspersonen gevorderd. Klaagster ziet hierin een bedreiging van de continuïteit, die in de accountantsverklaring had moeten worden besproken en overwogen. In 2021 zijn vóór afgifte van de accountantsverklaring meerdere gebeurtenissen na balansdatum voorgevallen die de accountant had moeten meewegen. Klaagster doelt hiermee op de eerder al genoemde ‘aanslag op een vliegtuig’ (5 maart 2021, Parijs), een ‘aanslag op een voetbalstadion’ (15 juni 2021, Duitsland, parachutelanding) en op ‘de onwettige bezetting van de petroleumhaven’ (4 oktober 2021, Rotterdam).

5.27. De Accountantskamer overweegt dat laatstgenoemde actie dateert van na de ondertekening van de accountantsverklaring op 24 juni 2021. De twee andere voorvallen zijn van voor die datum, maar klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene op de voet van Standaard 560 in haar verklaring aandacht aan die voorvallen had moeten besteden. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat die gebeurtenissen tot een aanpassing van of een toelichting in de jaarrekening hadden moeten leiden (Standaard 560.6) en dat die gebeurtenissen een bedreiging vormden voor de continuïteit van de Stichting. Dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Stichting een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk is, is eerder al overwogen. Gesteld noch gebleken is dat het OM de ontbinding van de Stichting nastreeft. Kortom, van gebeurtenissen of omstandigheden die gerede twijfel konden doen ontstaan over de mogelijkheid van de Stichting haar continuïteit te handhaven, was ten tijde van de afgifte van de accountantsverklaring geen sprake (Standaard 570). Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van de benaming van de gecontroleerde staten

5.28. Klaagster merkt op dat de in de accountantsverklaring gebruikte bewoordingen voor de financiële overzichten waarop de verklaring betrekking heeft, niet geheel overeenstemmen met de bewoordingen in de financiële overzichten zelf. Volgens klaagster is de verklaring daardoor voor de eenvoudige gebruiker onbegrijpelijk.

5.29. De geconsolideerde jaarrekening bevat de volgende financiële overzichten:

Consolidated Balance Sheet at 31 December 2020, Consolidated Statement of Income and Expenditure 2020, Consolidated Statement of Comprehensive Income 2020, Consolidated Statement of Changes in Equity at 31 December 2020, Consolidated Cash Flow Statement for the year 2020’.

De accountantsverklaring vermeldt in dit verband:

consolidated financial statements, consolidated statement of financial position as at 31 December 2020, consolidated income statement, consolidated statements of other comprehensive income, changes in equity and cash flows’.

5.30. De enkelvoudige jaarrekening bevat de volgende financiële overzichten:

Stichting [stichting1] Balance Sheet As At 31 December 2020, Stichting [stichting1] Statement of Income and Expenditure 2020’.

De accountantsverklaring vermeldt in dit verband:

the company balance sheet as at 31 December 2020, the company profit and loss account’.

5.31. Uit Standaard 700.24 volgt dat de accountantsverklaring de titel vermeldt ‘van elk in de financiële overzichten opgenomen overzicht’. Hoewel het aan te bevelen is in de verklaring dezelfde benamingen te gebruiken als in de jaarrekening, gaat het erom dat een gebruiker van de jaarrekening aan de verklaring kan ontlenen dat die betrekking heeft op de in de jaarrekening opgenomen financiële overzichten. Aan die voorwaarde voldoet de verklaring. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van RJ 640 en 650

5.32. Volgens klaagster voldoet de jaarrekening en het bestuursverslag niet aan RJ 640 en 650. Betrokkene heeft dit bestreden. RJ 650 is volgens betrokkene niet van toepassing.

5.33. De Accountantskamer overweegt het volgende. Klaagster stelt wel maar onderbouwt niet dat RJ 640 en RJ 650 van toepassing zijn en dat - en welke van - de daarin opgenomen richtlijnen ten onrechte niet zijn toegepast. Klaagster heeft niet aan haar verplichting voldaan tot toelichting en onderbouwing van haar verwijt op dit onderdeel, om welke reden het wordt gepasseerd.

De conclusie

5.34. De Accountantskamer verklaart het klachtonderdeel dat de jaarrekening onvoldoende inzicht biedt grotendeels ongegrond. Voor het gegronde verwijt zal geen maatregel worden opgelegd.

b.4 Betrokkene concludeert ten onrechte dat het bestuursverslag consistent is met de jaarrekening en geen onwaarheden bevat

5.35. Volgens klaagster bevat het bestuursverslag informatie die niet consistent is met de jaarrekening, de wet en de statuten. Betrokkene had daarom niet mogen concluderen dat het bestuursverslag met de jaarrekening verenigbaar is. Klaagster heeft dit klachtonderdeel in meerdere verwijten uitgewerkt die hierna kort samengevat worden weergegeven.

Naam [milieuorganisatie1] International

De Stichting hanteert de naam [milieuorganisatie1] International. Dat is de naam van een geliquideerde stichting en de vervallen naam van een besloten vennootschap. Daarom acht klaagster het voeren van de naam [milieuorganisatie1] International misleidend en had betrokkene op wijziging moeten aandringen.

Acties [milieuorganisatie1]

[Milieuorganisatie1] voert acties uit, waarbij zij onrechtmatig handelt en strafbare feiten pleegt en zij is uit dien hoofde aansprakelijk voor eventuele (schade)vergoedingen. [Milieuorganisatie1] gaat openlijk prat op haar bereidheid de wet te overtreden. Zo noemt het bestuursverslag het saboteren van de regering Macron. De gevolgen daarvan blijven in het bestuursverslag buiten beschouwing, hetgeen betrokkene had moeten signaleren. Bovendien is geen sprake van vreedzaam en geweldloos opereren, gelet op de talloze berichten over misdrijven gepleegd door actievoerders van [milieuorganisatie1]. De opmerking in het jaarverslag (‘we use non-violent creative confrontation in many forms to achieve positive change’) vindt klaagster dan ook misleidend.

Verantwoordelijkheid IED en bestuur

De accountantsverklaring stelt ten onrechte dat de IED verantwoordelijk is voor het opstellen van de jaarrekening; dat is een wettelijke en statutaire verantwoordelijkheid van het bestuur. Volgens het bestuursverslag heeft het bestuur de jaarrekening slechts goedgekeurd (‘approved’) in plaats van opgesteld. Het bestuur stelt zich als toezichthoudend orgaan op, waardoor een schijn van dualiteit tussen bestuur en IED wordt gewekt die misleidend is. Klaagster kwalificeert dit als wanbestuur.

Bevoegdheden volgens het handelsregister

Betrokkene heeft volgens klaagster niet opgemerkt dat in strijd met artikel 8 lid 3 van de Statuten alleenvertegenwoordigingsbevoegdheid en doorlopende volmachten in het handelsregister zijn ingeschreven.

Doelstelling van de Stichting

De in het bestuursverslag vermelde doelstellingen komen niet overeen met het statutaire doel van de Stichting.

5.36. De Accountantskamer overweegt het volgende. De accountant moet onderzoeken of het bestuursverslag met de jaarrekening verenigbaar is. Verenigbaar houdt in dat het bestuursverslag geen ander beeld mag oproepen dan de jaarrekening. Voorts dient de accountant onder meer vast te stellen of het bestuursverslag in het licht van de tijdens het onderzoek van de jaarrekening verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en zijn omgeving materiële onjuistheden bevat (artikel 2:393 lid 3 BW en, in vergelijkbare bewoordingen, Standaard 720.14). Ten aanzien van de diverse verwijten overweegt de Accountantskamer het volgende.

Naam [milieuorganisatie1] International

[Milieuorganisatie1] International is in het handelsregister opgenomen als een handelsnaam van de Stichting. Daar is dus niets misleidend aan. Bovendien wordt in het jaarverslag uitgelegd dat [milieuorganisatie1] een onafhankelijk wereldwijd campagnenetwerk is, bestaande uit 26 NRO’s met de Stichting als coördinerende en ondersteunende organisatie. Klaagster is op deze uitleg van betrokkene niet meer ingegaan. De Accountantskamer ziet dan ook niets misleidends in de naamvoering in de jaarrekening laat staan dat betrokkene de taak had bij de Stichting op wijziging aan te dringen.

Acties [milieuorganisatie1]

De acties die het bestuursverslag noemt, zijn met name acties van andere [milieuorganisatie1]-entiteiten die geen invloed hebben op de jaarrekening van de Stichting. Er is dus geen sprake van een inconsistentie tussen die informatie en de jaarrekening, zodat betrokkene geen actie richting het bestuur hoefde te ondernemen (Standaard 720.16).

Verantwoordelijkheid IED en bestuur

De accountantsverklaring vermeldt op pagina 87 het volgende:

‘The International Executive Director is responsible for the preparation and fair presentation of the financial statements in accordance with IFRS for SMEs and Part 9 of Book 2 of the Dutch Civil Code. Furthermore, the International Executive Director is responsible for such internal control as management determines is necessary to enable the preparation of the financial statements that are free from material misstatement, whether due to fraud or error.

As part of the preparation of the financial statements, the International Executive Director is responsible for assessing the company’s ability to continue as a going concern. Based on the financial reporting frameworks mentioned, the International Executive Director should prepare the financial statements using the going concern basis of accounting, unless the International Executive Director either intends to liquidate the company or to cease operations, or has no realistic alternative but to do so.

The International Executive Director should disclose events and circumstances that may cast significant doubt on the company’s ability to continue as a going concern in the financial statement.

The Governing Board is responsible for overseeing the company’s financial reporting process’.

Uit dit citaat volgt naar het oordeel van de Accountantskamer dat – in tegenstelling tot wat klaagster naar voren heeft gebracht – de IED verantwoordelijk is voor de voorbereiding/het opstellen (‘preparation’) van de jaarrekening en dat die jaarrekening, in termen van artikel 2:362 BW, een getrouw inzicht (‘fair presentation’) geeft. Het bestuur is echter eindverantwoordelijk zoals volgt uit artikel 11 van de statuten.[5] Het bestuur heeft de jaarrekening dan ook (mede) ondertekend.

Bevoegdheden volgens het handelsregister

De Accountantskamer stelt vast dat in artikel 8 lid 4 aanhef en onder g. van de Statuten staat, dat het bestuur bevoegd is gemachtigde(n) aan te wijzen. Van die bevoegdheid heeft het bestuur blijkbaar gebruikt gemaakt omdat in het handelsregister een drietal gevolmachtigden (de IED, de chief operating officer en de finance director) is opgenomen.

Doelstelling van de Stichting

Anders dan klaagster stelt bestond er geen goede grond voor betrokkene om vast te stellen dat de Stichting buiten haar statutaire doelstelling ‘het bevorderen van natuurbehoud’ opereerde. Zo komt bijvoorbeeld ook het bevorderen van vrede het behoud van de natuur ten goede.

5.37. Klachtonderdeel b.4 is ongegrond.

Klachtonderdeel c: betrokkene heeft ten onrechte ingestemd met de openbaarmaking van haar verklaring

5.38. De Accountantskamer kan over dit klachtonderdeel kort zijn. Uit de beoordeling van de klachtonderdelen volgt niet dat de accountantsverklaring geen deugdelijke grondslag had. Betrokkene had daarom geen reden de verklaring niet af te geven. Het klachtonderdeel is ongegrond.

De eindconclusie

5.39 De klacht zal grotendeels ongegrond worden verklaard. Alleen klachtonderdeel b.3 over de aanduiding van de verslaggevingsstandaard is gegrond.

6. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond, behoudens klachtonderdeel b.3 over de aanduiding van de verslaggevingsstandaard welk klachtonderdeel gegrond is;
  • legt voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. I.F. Clement (rechterlijke leden) en drs. J. Hetebrij RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2022.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: _____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Samengevat: het kwaliteitssysteem moet erin voorzien dat de eindverantwoordelijke accountant de integriteit van de opdrachtgever overweegt en vaststelt dat hij geen informatie heeft die erop wijst dat de opdrachtgever niet integer is.

[2] Een grote stichting als bedoeld in art. 2:300 BW is een stichting die een onderneming in stand houdt die ingeschreven wordt in het Handelsregister, of een stichting met een netto-omzet van € 8 mio of meer.

[3] Onder meer de Commission Regulation (EC) No 1073/2005 van 7 juli 2005 hanteert de term ‘adopted’ die in de Nederlandse versie ervan is vertaald met vastgesteld.

[4] Zie ECLI:NL:CBB:2017:84.

[5] Artikel 11 lid 1 onder a. van de Statuten bepaalt dat de IED ‘Onder verantwoordelijkheid van het Bestuur’ jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten opmaakt.