ECLI:NL:TACAKN:2022:32 Accountantskamer Zwolle 22/660 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2022:32
Datum uitspraak: 05-08-2022
Datum publicatie: 05-08-2022
Zaaknummer(s): 22/660 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: De Accountantskamer heeft aan betrokkene in een eerdere uitspraak de maatregel van geldboete opgelegd. Betrokkene heeft deze geldboete niet betaald en heeft daarvoor geen aanvaardbare reden opgegeven. Op grond van artikel 5 lid 4 Wtra legt de Accountantskamer betrokkene daarom ambtshalve een nadere maatregel van tijdelijke doorhaling op voor de duur van zes maanden. De Accountantskamer rekent het betrokkene zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 5 augustus 2022 in de zaak met nummer 22/660 Wtra AK, die op grond van

artikel 5 lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 20/1400 Wtra PE van

de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

kantoorhoudende te Amsterdam

K L A G E R

gemachtigde: mr. A. Sukkel

t e g e n

Y

registeraccountant

wonende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • haar uitspraak van 20 november 2020 in de zaak met nummer 20/1400 Wtra PE
  • de last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak van 21 januari 2021
  • de brief van haar voorzitter aan betrokkene van 1 maart 2022
  • de oproeping van betrokkene van 26 april 2022 om op 10 juni 2022 door de Accountantskamer te worden gehoord.

1.2.        Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting van 10 juni 2022. Hij heeft zich evenmin laten vertegenwoordigen.  

2.             De feiten

2.1.        Bij uitspraak van 20 november 2020 heeft de Accountantskamer betrokkene in verband met het niet naleven van de PE-verplichtingen voor de driejaarscyclus 2016-2018 de maatregelen van waarschuwing en een geldboete van € 3.360,- opgelegd. Het hoger beroep van betrokkene is bij uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 14 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Accountantskamer van 20 november 2020 is daardoor onherroepelijk geworden.

2.2.        Bij de last tot tenuitvoerlegging is betrokkene de gelegenheid geboden om de geldboete te voldoen vóór 22 februari 2021.

2.3.        Bij brief van 1 maart 2022 is betrokkene een laatste gelegenheid geboden om de geldboete alsnog binnen een termijn van twee weken te betalen. Daarbij is hij gewezen op artikel 5 lid 4 Wtra.

2.4.        Betrokkene heeft niet gereageerd op de hiervoor genoemde correspondentie en heeft de geldboete tot op heden niet betaald.

3.             De beoordeling

3.1.        In artikel 5 lid 4 Wtra is bepaald dat als een geldboete niet binnen de gestelde termijn is voldaan, de Accountantskamer na het horen van betrokkene of het daartoe behoorlijk oproepen ambtshalve kan beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d (tijdelijke doorhaling) of e (doorhaling), op te leggen.

3.2.        Omdat betrokkene niet op de zitting is verschenen en hij ook niet op andere wijze heeft gereageerd, is niet bekend waarom hij de geldboete niet heeft betaald. De Accountantskamer gaat er daarom vanuit dat betrokkene geen aanvaardbare reden heeft voor het niet betalen van de geldboete.

3.3.        De Accountantskamer rekent het betrokkene zwaar aan dat hij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet heeft nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee op basis van wetgeving bestaande tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants is het immers van groot belang dat tuchtrechtelijke uitspraken geheel worden nagekomen. Door het negeren van een tuchtrechtelijke uitspraak heeft betrokkene bovendien het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waardoor ook sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Daarom bestaat aanleiding om betrokkene een nadere tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

3.4.        De Accountantskamer acht het passend en geboden om betrokkene de in artikel 2 lid 1 aanhef en onder d Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor na te melden duur op te leggen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat betrokkene een tuchtrechtelijke uitspraak niet geheel heeft nageleefd, dat hij is gewezen op eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in artikel 5 lid 4 Wtra en dat van betrokkene geen reactie is ontvangen.

4.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder d Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van zes maanden, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. C.H. de Haan (voorzitter), mr. A.A.J. Lemain (rechterlijk lid) en

D.J. ter Harmsel AA RB (accountantslid), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2022.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.