ECLI:NL:TNORSHE:2021:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/51

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:5
Datum uitspraak: 15-03-2021
Datum publicatie: 01-04-2021
Zaaknummer(s): SHE/2020/51
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer begrijpt dat klagers de oud-notaris verwijten dat hij in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van oma onzorgvuldig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de kamer is niet voldoende gebleken dat klager bevoegd is om namens klaagster op te treden. De klacht van klaagster wordt reeds hierom niet-ontvankelijk verklaard. Hoewel klager niet rechtstreeks betrokken is geweest bij de handelwijze van de oud-notaris, is de kamer van oordeel dat hij als kleinkind en erfgenaam van oma een indirect/afgeleid belang heeft. In deze zaak heeft de oud-notaris gehandeld in hoedanigheid van bewindvoerder. Naar het oordeel van de kamer houden de gedragingen van een bewindvoerder voldoende verband met zijn voormalige hoedanigheid als notaris, zodat de oud-notaris zich tot de datum van zijn defungeren ook voor zijn handelen als bewindvoerder tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Over de periode daarna tot aan het overlijden van oma is de oud-notaris tuchtrechtelijk niet aansprakelijk, omdat hij toen geen notaris meer was. Klager stelt slechts in algemene zin dat de oud-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft nagelaten zijn algemene stellingen voldoende te concretiseren en toe te lichten. Weliswaar heeft klager een enorme hoeveelheid bijlagen overgelegd, maar hij heeft de relevantie van de inhoud van deze bijlagen in het kader van deze tuchtklacht niet, althans onvoldoende geduid. Klager heeft geen aanknopingspunten aangereikt om tot het oordeel te kunnen komen dat de oud-notaris als bewindvoerder tot zijn defungeren tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht van klager wordt daarom ongegrond verklaard. Bij dit oordeel heeft de kamer betrokken dat door klager onweersproken is gelaten dat alle door de oud-notaris ingediende rekeningen en verantwoordingen (tot zijn defungeren) steeds door de kantonrechter zijn goedgekeurd

Klachtnummer    : SHE/2020/51                                                                      

Datum uitspraak : 15 maart 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

1) [klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

2) [klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

(hierna samen: klagers),

tegen

[de oud-notaris] (hierna: de oud-notaris),

wonende in [woonplaats].

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 22 juli 2020 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de oud-notaris. Deze brief (met bijlagen) is op 28 juli 2020 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.

1.2.       Bij brief van 4 augustus 2020 heeft de kamer aan klager meegedeeld dat uit het klaagschrift lijkt te volgen dat hij mede namens (een) andere perso(o)n(en) klaagt en dat hij in dat geval (een) machtiging(en) dient in te dienen, waaruit blijkt dat klager namens die andere perso(o)n(en) deze klachtprocedure mag voeren.

1.3.       Bij brief van 5 augustus 2020 heeft klager aangegeven mede namens klaagster te klagen. In plaats van een machtiging heeft hij een kopie van een verlopen paspoort van klaagster meegestuurd.

1.4.       De notaris heeft bij brief van 15 september 2020 een verweerschrift ingediend.

1.5.       Bij brieven van 5 oktober 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat in verband met de door het kabinet in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen voor de kamer een grote vertraging dreigt om de zaak mondeling op een zitting te kunnen behandelen. Aan partijen is voorgesteld in plaats van een mondelinge behandeling de zaak na een tweede schriftelijke ronde schriftelijk af te doen.

1.6.       Beide partijen hebben vervolgens niet om een mondelinge behandeling gevraagd.

1.7.       Bij brief van 30 oktober 2020 (met bijlagen) heeft klager repliek ingediend.

1.8.       Bij brief van 5 december 2020 heeft de oud-notaris dupliek ingediend.

1.9.       Ten slotte is aan partijen op 14 december 2020 bericht dat op 15 maart 2021 uitspraak zal worden gedaan.

2.          De feiten

2.1.       De oma van klagers, mevrouw [naam] (hierna: oma), is tweemaal gehuwd geweest. Deze huwelijken zijn door echtscheiding geëindigd. Uit het eerste huwelijk van oma zijn drie dochters geboren, te weten:

-           mevrouw [naam], tante van klagers (hierna: tante 1);

-           mevrouw [naam], tante van klagers (hierna tante 2);

-           mevrouw [naam], moeder van klagers (hierna: moeder).

2.2.       De oud-notaris is in [jaartal] benoemd tot notaris.

2.3.       De oud-notaris is in 1990 benoemd als bewindvoerder over het vermogen van oma. Het bewind beperkte zich aanvankelijk tot de nalatenschap van haar vader en is later uitgebreid tot het gehele vermogen van oma.

2.4.       Tante 1 is op enig moment benoemd als mentor van oma.

2.5.       Op [datum] 2016 is de oud-notaris gedefungeerd.

2.6.       Op [datum] 2016 is moeder overleden, met achterlating van twee afstammelingen; klager en klaagster.

2.7.       Op [datum] 2018 is oma overleden. Blijkens de verklaring van erfrecht, die op 18 februari 2019 door notaris mr. [X] te [vestigingsplaats] is verleden, heeft oma niet bij testament over haar nalatenschap beschikt en daarom op grond van de wet als haar enige erfgenamen achtergelaten:

-        tante 1 voor een/derde onverdeeld aandeel;

-        tante 2 voor een/derde onverdeeld aandeel;

-        klagers, ieder voor een/zesde onverdeeld aandeel.

In de verklaring van erfrecht staat vermeld dat het de notaris niet bekend is of de erfgenamen van oma de nalatenschap zuiver of beneficiair hebben aanvaard dan wel de nalatenschap van oma hebben verworpen. In de verklaring van erfrecht staat ook vermeld dat het de notaris niet bekend is of één van de erfgenamen door de mede-erfgenamen is gemachtigd om hen te vertegenwoordigen bij het beheer over de nalatenschap en de vereffening van de nalatenschap.

3.          De klacht

3.1.       De kamer begrijpt dat klagers de oud-notaris verwijten dat hij in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van oma onzorgvuldig heeft gehandeld.

3.2.       De oud-notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. Ook als zij niet meer als notaris werkzaam zijn, blijven zij onder het notariële tuchtrecht vallen voor hun handelwijze gedurende de tijd dat zij nog wel als notaris werkzaam waren. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Is klager bevoegd om voor klaagster op te treden?

4.2.       Klager heeft te kennen gegeven dat hij in deze klachtprocedure mede namens klaagster optreedt. Aangezien van zijn bevoegdheid om als gevolmachtigde van klaagster op te treden op behoorlijke wijze dient te blijken, heeft de kamer hem bij brief van 4 augustus 2020 gevraagd om een machtiging van klaagster toe te zenden. Vervolgens heeft klager slechts een kopie van een verlopen paspoort van klaagster ingediend. Hiermee is naar het oordeel van de kamer niet voldoende gebleken van zijn bevoegdheid om namens klaagster op te treden. De klacht van klaagster zal reeds hierom niet-ontvankelijk worden verklaard. De gelijkluidende klacht van klager zal hierna verder worden beoordeeld.

Belang klager

4.3.       Bij de beoordeling van de vraag of de klacht van klager ontvankelijk is, stelt de kamer voorop dat op grond van artikel 99 lid 1 Wna ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht kan indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hierover:

“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).

4.4.       De klacht gaat over de handelwijze van de oud-notaris als bewindvoerder over het vermogen van oma. Hoewel klager niet rechtstreeks betrokken is geweest bij de handelwijze van de oud-notaris, is de kamer van oordeel dat hij als kleinkind en erfgenaam van oma een indirect/afgeleid belang heeft.

Klacht op tijd ingediend?

4.5.       Artikel 99 lid 21 Wna bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een (oud-)notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennisgenomen (de driejaarstermijn). Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de (oud-)notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

4.4.      De klacht komt er in de kern op neer dat klager de oud-notaris verwijt dat hij in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van oma onzorgvuldig heeft gehandeld.

Uit het klaagschrift van klager maakt de kamer op dat klager pas na het overlijden van oma op [datum] 2018 bekend is geworden met de feiten ter zake waarvan hij de oud-notaris nu verwijten maakt. De klacht is op 28 juli 2020 bij de kamer ingediend, dus binnen de vervaltermijn van drie jaren. Dit betekent dat klager ontvankelijk is in zijn klacht.

De oud-notaris als bewindvoerder

4.6.       Voorop staat dat een (oud-)notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor handelen in een andere hoedanigheid dan notaris dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.

4.7.       In deze zaak heeft de oud-notaris gehandeld in hoedanigheid van bewindvoerder. Naar het oordeel van de kamer houden de gedragingen van een bewindvoerder voldoende verband met zijn voormalige hoedanigheid als notaris, zodat de oud-notaris zich tot de datum van zijn defungeren (zijnde [datum] 2016) ook voor zijn handelen als bewindvoerder tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Over de periode daarna tot aan het overlijden van oma is de oud-notaris tuchtrechtelijk niet aansprakelijk, omdat hij toen geen notaris meer was.

De klacht

4.8.       Klager stelt dat door de oud-notaris “flink is gerommeld in de erfenis van oma”. Volgens hem zijn er door de oud-notaris kosten gedeclareerd die niet binnen het plaatje vallen. Bovendien zouden er aandelen en obligaties zijn verkocht zonder dat iemand daar iets van te horen kreeg en zijn er diverse artikelen gekocht die klager niet kan plaatsen, zoals een complete slaapkamerinrichting en tv’s, terwijl oma bedlegerig en lichamelijk beperkt was. Ten slotte zijn er ten onrechte schenkingen gedaan en had oma geen uitvaartverzekering.

4.9.       De oud-notaris voert hiertegen aan dat hij met de afwikkeling van de nalatenschap van oma geen enkele bemoeienis heeft gehad.

Over zijn handelen als bewindvoerder over het vermogen van oma voert de oud-notaris het volgende aan. Hij heeft de uitgaven altijd in overleg met tante 1 gedaan. Verder is oma een aantal keren verhuisd, welke verhuizingen kosten met zich hebben gebracht. Daarnaast zijn er volgens de oud-notaris - na vooraf gevraagde en gekregen toestemming van de kantonrechter - schenkingen gedaan aan tante 1, tante 2 en moeder. Wijzigingen in de effectenportefeuille hebben altijd plaatsgevonden in overleg met en na advies van de ABN AMRO Bank. De oud-notaris voert aan dat alle door hem opgemaakte rekeningen en verantwoordingen steeds door de kantonrechter zijn goedgekeurd, met uitzondering van de laatste rekening en verantwoording. Die laatste rekening en verantwoording is goedgekeurd door oma’s erfgenamen, onder wie klaagster en namens klager door zijn bewindvoerder. De kantonrechter heeft de laatste rekening en verantwoording marginaal getoetst. De oud-notaris heeft de bankrekening van oma naar eigen zeggen onmiddellijk laten blokkeren na haar overlijden. De begrafeniskosten zijn volgens de oud-notaris uit de nalatenschap betaald.

4.10.      De kamer overweegt het volgende. Vaststaat dat de oud-notaris geen bemoeienis heeft gehad met de afwikkeling van de nalatenschap van oma. De kamer begrijpt dat klager de oud-notaris verwijt dat hij in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van oma onzorgvuldig heeft gehandeld. Zoals al is overwogen in 4.7. is het aan de kamer om te oordelen over het handelen van de oud-notaris tot de datum van zijn defungeren op [datum] 2016.

Klager stelt slechts in algemene zin dat de oud-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van oma. Hij heeft nagelaten zijn algemene stellingen voldoende te concretiseren en toe te lichten. Weliswaar heeft klager een enorme hoeveelheid bijlagen (bestaande uit kopieën van onder meer bankafschriften, facturen, door de oud-notaris opgemaakte rekeningen en verantwoordingen, aangiftes inkomstenbelasting en e-mails) overgelegd, maar hij heeft de relevantie van de inhoud van deze bijlagen in het kader van deze tuchtklacht niet, althans onvoldoende geduid. Zo heeft hij niet per concreet verwijt duidelijk gemaakt welke specifieke bijlage een onderbouwing vormt voor dat verwijt. Het ligt op de weg van klager aanknopingspunten aan te dragen, om tot het oordeel te kunnen komen dat de oud-notaris als bewindvoerder tot zijn defungeren op [datum] 2016 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Nu klager deze aanknopingspunten niet heeft aangereikt, kan de kamer niet anders dan de klacht ongegrond verklaren. Bij dit oordeel betrekt de kamer dat door klager onweersproken is gelaten dat alle door de oud-notaris ingediende rekeningen en verantwoordingen (tot zijn defungeren op [datum] 2016) steeds door de kantonrechter zijn goedgekeurd.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht;

verklaart de klacht van klager ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2021 door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.