ECLI:NL:TNORSHE:2021:30 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/ 61 en 71

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:30
Datum uitspraak: 09-11-2021
Datum publicatie: 18-01-2022
Zaaknummer(s): SHE/2021/ 61 en 71
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging ordemaatregel ex 106 lid 5 Wna tot opschorting van de toevoeging van de toegevoegd notaris en ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen. Betrokkene heeft jarenlang op grote schaal onbevoegd de inloggegevens van twee oud-collega’s gebruikt om uit eigen nieuwsgierigheid en op verzoek van derden inzage te doen in het online zakelijke portaal van het kadaster. Daardoor heeft hij niet alleen aanzienlijke financiële schade toegebracht aan zijn oud-werkgever maar ook de privacy van derden – en daarmee het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen – in ernstige mate geschaad. Nu betrokkene in al die jaren klaarblijkelijk niet zelf tot het inzicht is gekomen dat hij het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening door zijn handelwijze zou (kunnen) schaden, terwijl het strafrechtelijke en tuchtrechtelijke onderzoek nog niet is afgerond, is de kamer er vooralsnog niet van overtuigd dat het ernstige gevaar voor benadeling van derden is geweken.

Dossiernummer : SHE/2021/71

Datum uitspraak: 9 november 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s‑HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) naar aanleiding van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter) van 21 oktober 2021 tot het treffen van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 106 Wet op het notarisambt (Wna) ten aanzien van:

kandidaat-notaris de heer mr. [X] (hierna: mr. [X])
werkzaam in [plaatsnaam]
gemachtigde: de heer mr. R. Engwegen, advocaat in Echt
 

1.          De procedure

1.1.      Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) heeft de voorzitter bij e-mail (met bijlagen) van 1 oktober 2021 voorgesteld om ten aanzien van mr. [X] – op dat moment werkzaam als toegevoegd notaris – een ordemaatregel te treffen in de zin van artikel 106 Wna.

1.2.      De voorzitter heeft mr. [X] op 11 oktober 2021 gehoord naar aanleiding van dat voorstel van het BFT. De heer mr. R. Wisse is namens het BFT bij dit verhoor aanwezig geweest.
Mr. [X] en mr. Wisse hebben hun visie op de ontstane situatie over en weer toegelicht.

1.3.      Bij beslissing van 21 oktober 2021 heeft de voorzitter met ingang van maandag 25 oktober 2021 de toevoeging van mr. [X] opgeschort en hem met ingang van dezelfde datum de bevoegdheid om waar te nemen ontzegd.

1.4.      De beslissing van de voorzitter is overeenkomstig artikel 27 lid 1 Wna ter bekrachtiging voorgelegd aan de kamer.

1.5.      De kamer heeft de voorgelegde bekrachtiging op 1 november 2021 mondeling behandeld via een Skypeverbinding. Mr. [X], bijgestaan door zijn gemachtigde, en mr. Wisse, verschenen namens het BFT, zijn bij deze behandeling aanwezig geweest en hebben de wederzijdse standpunten toegelicht.

2.          De beoordeling

2.1.      De kamer stelt voorop dat de voorzitter krachtens artikel 106 lid 1 Wna bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt kan gelasten of een andere voorlopige voorziening kan treffen indien een (tucht)klacht van zeer ernstige aard wordt ingediend of indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden en de voorzitter een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling. Deze bepaling is op grond van het vijfde lid van artikel 106 Wna van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke  ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.

2.2.      In zijn beslissing – die aan deze beslissing is gehecht en wordt geacht daarvan deel uit te maken – heeft de voorzitter samengevat geconstateerd dat mr. [X] bij het verhoor op 11 oktober 2021 heeft erkend/niet heeft weersproken dat hij vanaf medio 2015, na zijn vertrek bij [A] Notarissen, tot en met maart 2021 uit eigen nieuwsgierigheid en op verzoek van derden (niet zijnde cliënten) op grote schaal onbevoegd inzage heeft gedaan in het kadaster via het online zakelijke portaal van het kadaster door het gebruik van de inloggegevens van twee oud-collega’s van [A] Notarissen en dat de kosten van die inzages – geschat op € 45.464,70 – ten laste zijn gekomen van [A] Notarissen. Namens dit kantoor is aangifte gedaan van fraude.

2.3.      Door deze handelwijze van mr. [X] is bij de voorzitter het ernstige vermoeden ontstaan dat er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, niet alleen door de aanzienlijke financiële benadeling van de oud-werkgever, maar ook door de schending van de privacy van derden, van wie mr. [X] de gegevens ten onrechte heeft opgevraagd bij het kadaster. Dat hij bijna zes jaar lang op grote schaal ten onrechte de inloggegevens van twee oud-collega’s heeft gebruikt om het online zakelijke portaal van het kadaster te raadplegen voor niet-zakelijke doeleinden op kosten van zijn voormalige werkgever, raakt in ernstige mate het vertrouwen dat de maatschappij in een (toegevoegd) notaris moet kunnen stellen, aldus de voorzitter, die daarbij mede in aanmerking heeft genomen dat zijn ernstige vermoeden dat er gevaar bestaat voor benadeling van derden wordt versterkt door de omstandigheid dat vooralsnog niet kan worden overzien of het handelen van mr. [X] beperkt is gebleven tot de genoemde gedragingen. Tegen die achtergrond heeft de voorzitter overwogen dat zijn ernstige vermoeden van gevaar voor benadeling van derden tot direct ingrijpen in de zin van artikel 106 Wna noodzaakte en daarbij heeft hij gemotiveerd uiteengezet waarom de op 11 oktober 2021 door mr. [X] aangevoerde omstandigheden hem niet tot een ander oordelen brachten.

2.4.      Bij de beoordeling van de noodzaak tot het opleggen/voortzetten van een ordemaatregel moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen, waarbij (onder meer) gedacht kan worden aan de ernst en aard van de feiten waarvan de betrokkene wordt verdacht, het maatschappelijk belang, het tijdsverloop sinds de verweten gedraging(en) en het tuchtrechtelijk en/of strafrechtelijk verleden van de betrokkene. Afhankelijk van de uitkomst van die beoordeling, kan de kamer beslissen de door de voorzitter opgelegde ordemaatregel(en) te bekrachtigen of deze op te heffen.

2.5.      Bij de mondelinge behandeling op 1 november 2021 heeft mr. [X] verklaard dat hij ontzettend is geschrokken van de opgelegde maatregelen en hij heeft de kamer gevraagd deze niet te bekrachtigen omdat hij geen inzages meer heeft gedaan en er geen vrees hoeft te bestaan voor (verdere) benadeling van derden. In dat verband heeft hij gesteld dat hij in de week daarvoor een tweede gesprek had gehad met mr. [A] over de vergoeding van de door mr. [A] genoemde schade, terwijl zijn huidige werkgever al na het eerste verhoor door de politie maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat hij misbruik zou kunnen maken van zijn bevoegdheden. Mr. [X] heeft gesteld dat de getroffen ordemaatregelen hem onnodig en onevenredig zwaar beperken in zijn mogelijkheden om zijn werkzaamheden ten behoeve van zijn huidige werkgever uit te voeren, waarbij het risico bestaat dat het dienstverband zal worden beëindigd als de ordemaatregelen worden bekrachtigd. Afgezien van de ernstige persoonlijke gevolgen voor hem en zijn gezin zou zijn ontslag er ook toe kunnen leiden dat het dan niet mogelijk zal zijn om de schadevergoeding aan [A] Notarissen te betalen, aldus mr. [X].

2.6.      De kamer is zich er terdege van bewust dat de opgelegde ordemaatregelen ingrijpende gevolgen hebben, maar ziet in de door mr. [X] aangevoerde omstandigheden op dit moment echter (nog) geen aanleiding om de opgelegde ordemaatregelen op te heffen. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat het gaat om langdurig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, waardoor mr. [X] niet alleen financiële schade heeft toegebracht aan zijn oud-werkgever maar waardoor hij ook de privacy van derden – en daarmee het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen – heeft geschaad. De voorzitter heeft geconstateerd dat het onder meer gaat om inzages met betrekking tot de eigendommen van familieleden van mr. [A], van diverse notarissen in [naam provincie], van lokale bekenden in en rond [plaatsnaam] en van vrienden en ouders van vrienden van mr. [X]. Nu mr. [X] in al die jaren klaarblijkelijk niet zelf tot het inzicht is gekomen dat hij het vertrouwen in het notariaat en in zijn eigen beroepsuitoefening door zijn handelwijze zou (kunnen) schaden – hij zou “naïef” zijn geweest – terwijl het strafrechtelijke en tuchtrechtelijke onderzoek nog niet is afgerond, is de kamer er vooralsnog niet van overtuigd dat het ernstige gevaar voor benadeling van derden is geweken. Op dit moment valt immers niet uit te sluiten dat mr. [X] op vergelijkbare wijze eveneens onterecht gebruik heeft gemaakt van andere middelen die hem in het kader van de ambtsuitoefening ter beschikking stonden, als gevolg waarvan derden schade hebben geleden. Bij gebrek aan andersluidende informatie gaat de kamer er overigens van uit dat tot op heden nog geen regeling is getroffen tot vergoeding van de (reeds bekende) schade aan [A] Notarissen.

2.7.      Ten aanzien van de omstandigheden die mr. [X] zowel op 11 oktober 2021 als op 1 november 2021 naar voren heeft gebracht, sluit de kamer zich volledig aan bij de overwegingen van de voorzitter, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.5. van diens beslissing. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat mr. [X] zijn mededelingen over de uitkomst van de gesprekken met mr. [A] op geen enkele wijze heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijke verklaring van mr. [A]. Ditzelfde geldt voor zijn mededelingen over de opstelling van zijn huidige werkgever en de maatregelen die deze heeft getroffen/zal treffen ter voorkoming van misbruik van bevoegdheid en/of benadeling van derden indien de opgelegde ordemaatregelen zouden worden opgeheven. Daardoor heeft de kamer op dit moment onvoldoende informatie/aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de opgelegde maatregelen niet gecontinueerd hoeven te worden.

2.8.      Gelet op het vorenstaande zal de kamer de door de voorzitter opgelegde ordemaatregelen bekrachtigen. Daarbij overweegt de kamer uitdrukkelijk ervan uit te gaan dat het BFT, zoals toegezegd op 1 november 2021, zo spoedig mogelijk aan mr. [X] en de kamer duidelijkheid zal geven over de bevindingen naar aanleiding van het strafrechtelijke en tuchtrechtelijke onderzoek.

2.9.      Het vorenstaande laat onverlet dat de kamer de ordemaatregelen op verzoek van mr. [X] te allen tijde kan opheffen (artikel 27 lid 1 Wna).

3.         De beslissing

De kamer voor het notariaat:

bekrachtigt de door de voorzitter bij beslissing van 21 oktober 2021 opgelegde ordemaatregelen.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. C. Kool, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. G. Herwig, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar door mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, op 9 november 2021.

mr. E.J. van Vliet                                            mr. P.E.M. Messer-Dinnissen

secretaris                                                        voorzitter

Tegen deze beslissing staat binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van deze beslissing hoger beroep open bij het Gerechtshof in Amsterdam (postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).

Van deze beslissing wordt een afschrift verstrekt aan mr. [X], de KNB en het BFT.

_________________________________________________________________________________________

Dossiernummer     : SHE/2021/61

Datum uitspraak   : 21 oktober 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van deze kamer tot ambtshalve opschorting van de toevoeging en de ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen als bedoeld in artikel 106 Wet op het notarisambt (Wna)

1.         Inleiding

1.1.      Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) heeft de voorzitter van de kamer bij e-mail van 1 oktober 2021 voorgesteld om een ordemaatregel te treffen in de zin van artikel 106 Wna jegens toegevoegd notaris de heer mr. [X] (hierna: de toegevoegd notaris), werkzaam in [plaatsnaam].

1.2.      Op 11 oktober 2021 heeft het verhoor met betrekking tot het voorstel van het BFT plaatsgevonden, waarbij de toegevoegd notaris en de heer mr. R. Wisse namens het BFT zijn verschenen. De toegevoegd notaris en het BFT hebben hun visie op genoemd voorstel over en weer toegelicht.

2.          De feiten

2.1.      De toegevoegd notaris is van 1 augustus 2011 tot 30 juni 2015 als kandidaat-notaris in dienst geweest bij [A] Notarissen te [naam vestigingsplaats] (hierna: [A] Notarissen).

2.2.      Vervolgens heeft de kandidaat-notaris eerst als kandidaat-notaris en later als toegevoegd notaris gewerkt bij [B] Notarissen in [naam vestigingsplaats].

2.3.      Op 1 september 2020 is de toegevoegd notaris als kandidaat-notaris in dienst getreden bij [C] notarissen te [naam vestigingsplaats] en vanaf 9 september 2020 werkt hij daar als toegevoegd notaris.

2.4.      Op 31 maart 2021 heeft de heer [Y], een oud-collega van de toegevoegd notaris, namens [A] Notarissen aangifte gedaan van fraude tegen de toegevoegd notaris. In het door de politie opgemaakte proces-verbaal van aangifte staat onder meer het volgende vermeld:

“Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.

Ik doe aangifte van fraude namens [A] Notarissen [naam vestigingsplaats] waarbij er onrechtmatig gebruik is gemaakt van de inloggegevens van personeelsleden [A] Notarissen [naam vestigingsplaats]. Met deze inloggegevens zijn bevragingen gedaan bij het Kadaster en de kosten voor deze bevragingen zijn door [A] Notarissen [naam vestigingsplaats] betaald.

Vanaf de periode september 2020 tot maart 2021, is er digitaal ingelogd geworden bij het Kadaster voor bevraging van gegevens. Bij het inloggen is er gebruik gemaakt van de gebruikerscode: [1] met bijbehorend wachtwoord en van de gebruikerscode: [2] met bijbehorend wachtwoord.

Inmiddels zijn deze wachtwoorden veranderd door de bevoegde personen.” 

2.5.      Op 13 mei 2021 heeft de politie mevrouw [Z], een oud-collega van de toegevoegd notaris, als getuige verhoord. Zij heeft verklaard dat zij haar inloggegevens voor het kadaster (met gebruikerscode [1]) niet heeft gedeeld met de toegevoegd notaris en dat zij de toegevoegd notaris ook geen toestemming heeft gegeven om gebruik te maken van haar inloggegevens.

2.6.      Op 24 juni 2021 heeft ook notaris mr. [A] (hierna: mr. [A]) aangifte gedaan van fraude jegens de toegevoegd notaris, zijn oud-werknemer. In het door de politie opgemaakte proces-verbaal van deze aangifte staat onder meer het volgende vermeld:

“Ik begreep van mijn oud-medewerker [Y], dat de totale schade van de fraude, die van juni 2015 tot aan december 2019 duurde volgens [Y], 45.464.70 euro betrof. Tot december 2019 was ik financieel verantwoordelijk voor het notariskantoor [A] in [naam vestigingsplaats]. Ik heb begrepen dat ik de genoemde financiële kosten heb gedragen en daarmee ben ik slachtoffer van de fraude.

Ik heb ook het vermoeden dat de verdachte inzages heeft gedaan bij het basis registratie personen (BRP) om erachter te komen welke data hij moest bevragen in het kadaster. Die data heeft die nodig om deze mensen uit te vragen. Deze data is te bevragen via de beroepsorganisatie namelijk de koninklijke notariële beroepsorganisatie.

Ik wil benadrukken dat [voornaam] [X] vroeger een eigen persoonlijke login heeft gekregen bij het kadaster. Hij heeft dus nooit aanleiding gehad om het account van [Z] te gebruiken. Ik weet ook dat [Z] geen toestemming heeft gegeven aan [voornaam] [X] om haar account te gebruiken.”

2.7.      Op 15 juli 2021 heeft de politie de toegevoegd notaris voor het eerst verhoord.

2.8.      Bij e-mail van 17 juli 2021 heeft mr. [A] een artikel 25a Wna-melding gedaan bij het BFT.

2.9.      Het voorgaande heeft voor het BFT aanleiding gevormd om een onderzoek in te stellen. Dit onderzoek loopt nog steeds.

3.          De overwegingen

3.1.      Krachtens artikel 106 lid 1 Wna kan de voorzitter van de kamer voor het notariaat bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen, voor ten hoogste de duur van de behandeling van de klacht, indien de ingediende klacht tegen een notaris van zeer ernstige aard is, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, en de voorzitter een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling. Dit artikel is op grond van lid 5 van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.

3.2.      De voorzitter constateert dat de toegevoegd notaris tijdens het verhoor op 11 oktober 2021 heeft erkend dan wel niet heeft weersproken dat:

  • hij na zijn vertrek bij [A] Notarissen in juni 2015 tot en met maart 2021 op grote schaal onbevoegd inzages heeft gedaan via het online zakelijk portaal van het kadaster met de inloggegevens van de heer [Y] en mevrouw [Z], die zijn collega’s waren bij [A] Notarissen;
  • de hiervoor genoemde inzages geen verband hielden met door hem behandelde zaken;
  • hij bedoelde inzages heeft gedaan uit eigen nieuwsgierigheid en/of op verzoek van derden (niet zijnde zijn cliënten);
  • bedoelde inzages onder meer betrekking hadden op de dochter, de overleden vader en de buren van mr. [A], voormalig cliënten van [A] Notarissen, diverse notarissen in [naam provincie], lokale bekenden in en rond [plaatsnaam] en vrienden en ouders van vrienden van de toegevoegd notaris;
  • de kosten van bedoelde inzages ten laste van mr. [A]/[A] Notarissen zijn gemaakt en zij daardoor schade hebben geleden, welke schade blijkens de aangifte van mr. [A] wordt geschat op € 45.464,70;
  • het ten onrechte gebruikmaken van de inloggegevens van de heer [Y]en mevrouw [Z] pas is gestopt toen de wachtwoorden van deze oud-collega’s zijn gewijzigd.

3.3.      Gelet op het voorgaande - dat op zichzelf al genoeg reden geeft tot zorg - en op de door het BFT overgelegde stukken (waaronder de genoemde aangiftes en de kadasteroverzichten met productaanvragen die door de toegevoegd notaris met de inloggegevens van de heer [Y] en mevrouw [Z] zijn gedaan in de periode van 1 juli 2020 tot en met 20 maart 2021) heeft de voorzitter het ernstige vermoeden dat er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden. Deze benadeling bestaat niet alleen uit een aanzienlijke financiële benadeling van mr. [A] en/of [A] Notarissen, maar ook uit de schending van de privacy van derden, wiens gegevens ten onrechte zijn opgevraagd door de toegevoegd notaris. Een (toegevoegd) notaris mag de registers van het kadaster via een zakelijk portaal alleen raadplegen, indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van het notarisambt. Het feit dat de toegevoegd notaris bijna zes jaar lang op grote schaal ten onrechte de inloggegevens van oud-collega’s heeft gebruikt om het online zakelijk portaal van het kadaster te raadplegen voor niet-zakelijke doeleinden op kosten van zijn oud-werkgever [A] Notarissen, raakt in ernstige mate het vertrouwen dat de maatschappij in een (toegevoegd) notaris moet kunnen stellen. Het ernstige vermoeden van de voorzitter dat er gevaar ontstaat voor benadeling van derden wordt versterkt door de omstandigheid dat nu nog niet is te overzien wat de impact is van de handelwijze van de toegevoegd notaris. De voorzitter kan vooralsnog niet beoordelen of het handelen van de toegevoegd notaris beperkt is gebleven tot het zonder grond raadplegen van de registers van het kadaster en het onbevoegd gebruikmaken van de wachtwoorden van genoemde twee oud-collega’s. Het BFT heeft verklaard het onderzoek voort te zetten naar de daadwerkelijke omvang van de schade en andere direct gerelateerde mogelijke schendingen van de Wna, waarna mogelijk een klacht tegen de toegevoegd notaris zal worden ingediend. Daar komt bij dat het politieonderzoek ook nog niet is afgerond. De toegevoegd notaris heeft tijdens het verhoor van 11 oktober 2021 verklaard dat hij een aantal dagen later voor de tweede keer zou worden verhoord door de politie.

3.4.      Tegen deze achtergrond is de voorzitter van oordeel dat zijn ernstige vermoeden van gevaar voor benadeling van derden tot direct ingrijpen in de zin van artikel 106 Wna noodzaakt.

3.5.      De door de toegevoegd notaris aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Dat de wachtwoorden van het online zakelijk portaal van het kadaster volgens de toegevoegd notaris waren voorgeprogrammeerd - als gevolg waarvan hij abusievelijk gebruik zou hebben gemaakt van de verkeerde wachtwoorden - kunnen hem niet verontschuldigen. De voorzitter acht het ongeloofwaardig dat de toegevoegd notaris bijna zes jaar lang abusievelijk gebruik heeft gemaakt van twee verschillende wachtwoorden die blijkens de aangifte van de heer [Y] bovendien hoorden bij twee verschillende persoonlijke gebruikerscodes van eerder genoemde oud-collega’s. Verder heeft de toegevoegd notaris aangevoerd dat de registers van het kadaster openbaar zijn en ook door het publiek geraadpleegd kunnen worden. Hij heeft echter niet weersproken dat het zakelijk portaal dat voor een (toegevoegd) notaris toegankelijk is verdergaande zoekmogelijkheden biedt dan het portaal dat voor het publiek toegankelijk is.

De omstandigheid dat de toegevoegd notaris tijdens het verhoor op 11 oktober 2021 spijt heeft betuigd, heeft beloofd geen inzages meer te doen, heeft verklaard dat hij inmiddels in gesprek is gegaan met zijn huidige werkgever en dat hij van deze werkgever geen enkele inzage meer mag doen en geen overboekingen meer mag verrichten ten laste van de derdengeldenrekening, geeft de voorzitter vooralsnog niet de verzekering dat het gevaar voor benadeling van derden is geweken.

Hetzelfde geldt voor de door de toegevoegd notaris aangevoerde omstandigheid dat hij contact heeft opgenomen met mr. [A]/[A] Notarissen en in overleg zal gaan over een schadevergoedingsregeling. Ten tijde van het verhoor was er immers nog geen regeling getroffen.

3.6.      Gelet op het voorgaande zal de voorzitter met ingang van maandag 25 oktober 2021 de toevoeging van de toegevoegd notaris opschorten.

3.7.      De voorzitter heeft daarnaast geconstateerd dat de toegevoegd notaris vaste waarnemer is van notaris de heer mr. […], gevestigd in [naam vestigingsplaats], en notaris mevrouw mr. […], gevestigd in [naam vestigingsplaats]. Op grond van artikel 106 lid 5 Wna zal de voorzitter de toegevoegd notaris eveneens bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen gelasten.

4.8.      Voor een overzicht van de werkzaamheden die de toegevoegd notaris wel en niet mag verrichten gedurende de opschorting van de toevoeging en de ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen, verwijst de voorzitter naar overweging 6.15. van de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137), voor zover van toepassing op toegevoegd notarissen.

4.9.      Overeenkomstig artikel 27 lid 1 Wna zal deze beslissing binnen vier weken ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de kamer.

5.          De beslissing

De voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch:

schort met ingang van maandag 25 oktober 2021 de toevoeging van de toegevoegd notaris op en ontzegt hem met ingang van dezelfde datum de bevoegdheid om waar te nemen.

Deze beslissing is gegeven op 21 oktober 2021 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Hoger beroep tegen deze beslissing is op grond van artikel 106 lid 1 jo. artikel 27 lid 2 Wna mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen zes weken na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van genoemde beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.


Van deze beslissing wordt een afschrift verstrekt aan mr. [X], de KNB en het BFT.