ECLI:NL:TNORSHE:2021:26 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/6

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:26
Datum uitspraak: 15-11-2021
Datum publicatie: 11-01-2022
Zaaknummer(s): SHE/2021/6
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De klacht gaat over de handelwijze van de notaris (als executeur) in verband met de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap. Klager is echter geen cliënt van de notaris. Hij is evenmin erfgenaam, legitimaris, legataris of schuldeiser in erflaatsters nalatenschap. De kamer acht een rechtstreeks belang bij de klacht daarom niet aanwezig. Het feit dat klager de echtgenoot is van één van erflaatsters erfgenamen, met wie hij naar eigen zeggen in gemeenschap van goederen is gehuwd, brengt evenmin met zich dat hij een indirect of afgeleid (financieel) belang heeft bij de klacht. Hierbij speelt een rol dat erflaatster in haar testament een “privé-(uitsluitings)-clausule” heeft opgenomen, op grond waarvan (kort gezegd) al hetgeen uit haar nalatenschap wordt verkregen, niet zal vallen in enige gemeenschap van goederen. De kamer is daarom van oordeel dat klager geen redelijk belang heeft bij de klacht. Hij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.Hoewel de kamer vanwege de niet-ontvankelijkheid van klager op formele gronden niet aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan toekomen, heeft de kamer - ter voorkoming van een nieuwe klachtzaak - hieraan toch enige overwegingen besteed.

Klachtnummer    : SHE/2021/6

Datum uitspraak : 15 november 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.          De procedure

1.1.      Bij bericht van 17 februari 2021 aan de kamer voor het notariaat (de kamer) heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit bericht (met bijlagen) is door de kamer dezelfde dag per mail ontvangen.

1.2.      Bij brief van 10 maart 2021 heeft de kamer klager laten weten dat uit de klachtbrief blijkt dat klager de klacht ook namens zijn echtgenote en vijf andere erfgenamen indient. De kamer heeft klager gevraagd machtigingen te sturen waarin die andere personen aangeven dat zij akkoord zijn dat klager namens hen een klachtprocedure voert.

1.3.      Bij bericht van 13 maart 2021 heeft klager de kamer bericht dat hij de klacht alleen namens zichzelf indient.

1.4.      Bij brief van 15 maart 2021 heeft de kamer een kopie van de klacht aan de notaris gezonden en haar verzocht om haar standpunt binnen drie weken kenbaar te maken.

1.5.      De notaris heeft bij brief van 25 maart 2021 verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van een inhoudelijk verweer.

1.6.      De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft op 30 maart 2021 het verzochte uitstel verleend tot 26 april 2021.  

1.7.      De notaris heeft bij brief van 23 april 2021 een verweerschrift ingediend.

1.8.      De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 20 september 2021, waarbij klager en de notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht. Klager heeft dat mede gedaan aan de hand van pleitnotities die hij aan de kamer heeft overhandigd.

2.          De feiten

De klacht gaat over het handelen van de notaris als executeur in de nalatenschap van [erflaatster] (hierna: erflaatster). Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Erflaatster heeft vanaf 1985 met mevrouw [A] (hierna: [A]) samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding gevoerd.

2.2.      Uit inlichtingen verstrekt door het Centraal Testamentenregister te ’s-Gravenhage blijkt dat erflaatster laatstelijk over haar nalatenschap heeft beschikt bij uiterste wil, verleden op 28 juli 2006. In dit testament heeft erflaatster onder meer het volgende bepaald:

“TEN DERDE

PRIVÉ-(UITSLUITINGS)-CLAUSULE

Ik bepaal dat al hetgeen uit mijn nalatenschap wordt verkregen, met inbegrip van de opbrengsten en (her)beleggingen daarvan, niet zal vallen in enige gemeenschap tengevolge van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of enige andere samenwoningsvorm, noch dat het verkregene daarin bij wijze van verrekening zal worden betrokken.

TEN VIERDE

LEGATEN EN ERFSTELLING I.

Voor het geval ik vóór mevrouw [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], met wie ik sedert negentienhonderd vijfentachtig samenwoon en een gemeenschappelijke huishouding voer, mocht komen te overlijden, en ik ten tijde van mijn overlijden nog met haar samenwoon en een gemeenschappelijke huishouding voer, maak ik de volgende beschikkingen:

LEGATEN.

Ik legateer, uit te keren zo spoedig mogelijk na mijn overlijden, niet vrij van rechten en kosten, aan:

a. de vereniging: Vereniging Artsen Zonder Grenzen (…) (€.30.000,00); en

b. de stichting: Stichting Liliane Fonds (…) (€.20.000,00).

ERFSTELLING I.

Onder de last tot uitkering van voormelde legaten benoem ik tot mijn enige erfgename: mevrouw [A] voornoemd.

TEN VIJFDE.

ERFSTELLING II.

Voor het geval ik (in de zin der wet) tegelijk met of na mevrouw [A] voornoemd mocht overlijden, benoem ik tot mijn enige erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen, de vereniging: Vereniging Artsen Zonder Grenzen en de stichting: Stichting Liliane Fonds, beiden voornoemd.”

2.3.      Erflaatster heeft in voormeld testament (oud-)notaris de heer [B] (hierna: de oud-notaris) tot executeur benoemd.

2.4.      Tot [dag] mei 2019 stond [A] ingeschreven op het adres waar erflaatster woonde. Enige dagen voor het overlijden van erflaatster is [A] verhuisd naar een andere woning.

2.5.      Op [dag] mei 2019 is erflaatster op 99-jarige leeftijd overleden. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden ongehuwd en niet als partner geregistreerd en zij is ook niet eerder gehuwd of als partner geregistreerd geweest. Zij is overleden zonder achterlating van afstammelingen.

2.6.      Op [dag] augustus 2019 is [A] op 94-jarige leeftijd overleden. [A] heeft haar nichten als haar enige erfgenamen achtergelaten.

2.7.      De nalatenschap van erflaatster is door het kantoor van de notaris in behandeling genomen, omdat de oud-notaris dit kantoor in mei 2019 in zijn plaats heeft gesteld.

2.8.      Uit de uiteindelijk door de waarnemer van de notaris opgemaakte verklaring van erfrecht/executele blijkt dat de echtgenote van klager, mevrouw [C], een van de (versterf)erfgenamen van erflaatster is. Hieraan is onder meer het volgende voorafgegaan.

2.9.      Twee erfgenamen van [A] en twee erfgenamen van erflaatster (mevrouw [D] en de heer [E]) hebben zich na erflaatsters overlijden bij het kantoor van de notaris gemeld. Op 17 september 2019 is op het kantoor van de notaris een gesprek geweest met deze vier personen, waarbij de notaris de situatie heeft uitgelegd en de positie voor partijen is besproken.

2.10.     Bij brief van 28 oktober 2019 heeft de notaris aan de erfgenamen van erflaatster onder meer het volgende bericht:

Testament/Executeur
Erflaatster heeft bij uiterste wil d.d. 16 april 2019
[kamer: lees 28 juli 2006] laatstelijk over haar nalatenschap beschikt. In voormeld testament heeft erflaatster de heer [B] tot executeur benoemd. De heer [B] heeft deze benoeming aanvaard en vervolgens gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid als executeur om iemand in zijn plaats te stellen, te weten: [de stichting].

Ons kantoor heeft de in de plaatsstelling aanvaard en is daarmee executeur in de nalatenschap van [erflaatster].
 

Erfstelling

(…)

Mevrouw [A] heeft, volgens opgave in verband met haar afnemende gezondheid, de woning aan de [adresgegevens] waar zij met erflaatster samenwoonde vóór het overlijden van erflaatster verlaten. Tevens was zij per [dag] mei 2019 ingeschreven op een adres in [plaatsnaam].

Mevrouw [A] woonde ten tijde van het overlijden van erflaatster niet meer samen met erflaatster. Bovengenoemde erfstelling [kamer: zie 2.2.], indien letterlijk geïnterpreteerd, is niet van toepassing.

M.a.w. mevrouw [A] komt niet op als enig erfgename in de nalatenschap.

Bovendien is een 2e erfstelling opgenomen in voormeld testament, slechts van toepassing indien erflaatster na mevrouw [A] zou komen te overlijden.

In het geval dat beide erfstellingen opgenomen in voormeld testament niet van toepassing zijn, dient de vererving van de nalatenschap van erflaatster volgens het Nederlands erfrecht worden vastgesteld.

Uit het voor de notaris verplichte erfgenamenonderzoek is gebleken dat u vervolgens zou opkomen als versterferfgenaam in de nalatenschap van erflaatster.

De geest van het testament van erflaatster lijkt duidelijk: zij wilde mevrouw [A] tot enig erfgename benoemen. Een notaris mag echter een testament niet interpreteren of uitleggen. Indien onduidelijkheden in een testament moeten worden uitgelegd is alleen een rechter hiertoe bevoegd en dient een juridische procedure worden gestart.

Voorstel

Dinsdag 17 september heb ik gesproken met mevrouw [D], de heer [E] en mevrouw [F] en mevrouw [G] (nichten van mevrouw [A]).

Gelet op de situatie, in aanmerking nemende dat de gemeenschappelijke huishouding van erflaatster en mevrouw [A] geestelijk nooit verbroken is geweest en zij door overmacht zijn gescheiden, hebben mevrouw [D] en de heer [E] aangegeven dat voor hen de bedoeling van erflaatster erg duidelijk is [kamer begrijpt: en zij] mevrouw [A] als enig erfgename heeft willen aanwijzen.

Gelet op de ontstane impasse ben ik voornemens om -zij het in afwachting van uw standpunt- op basis van een akte houdende vaststelling vererving en vervolgens een verklaring van erfrecht af te geven waarin mevrouw [A] als enig erfgename opkomt in de nalatenschap van erflaatster. Een daartoe strekkende volmacht-concept akte houdende vaststelling vererving treft u hierbij ingesloten aan.”

De ingesloten volmacht/concept-akte houdende vaststelling vererving houdt onder meer in dat de erfgenamen aan de notaris volmacht geven om (ter beëindiging of voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen rechtens geldt) vast te stellen dat zij het eens zijn met de uitleg dat [A] als enig erfgename in de nalatenschap van erflaatster zal optreden en dat de erfgenamen afstand doen van hun eventuele rechten als versterferfgenamen.

2.11.     Per e-mail van 4 november 2019 heeft de echtgenote van klager het volgende aan de notaris bericht:

“Dank voor uw schrijven van 28 oktober 2019. Ik ben helemaal met u eens dat de bedoeling was dat mevrouw [A] de volledige erfenis (behalve 2 legaten aan goede doelen) zou krijgen. Zoals u duidelijk heeft gemaakt zijn er echter redenen om hier van af te wijken, waardoor er nu versterferfgenamen zijn. Ik ben het echter niet eens met de door u gestarte procedure, omdat deze niet in de geest van het testament van de erflater is. De tweede erfstelling is weliswaar niet meer van toepassing, maar maakt de geest van het testament van de erflater wel heel duidelijk. De erflating is uitsluitend aan de persoon mevrouw [A]. In het geval dat dit niet meer zou kunnen, zou het volledige bedrag naar goede doelen moeten gaan. Dat is duidelijk de geest van het testament. Ik denk dat de uitkomst van uw procedure hiermee in tegenspraak zou zijn. Ik zal daarom niet de gevraagde machtiging geven en verzoek u om de procedure te staken.”

2.12.     Bij brief van 21 november 2019 heeft de notaris aan (een van) de erfgenamen van erflaatster onder meer het volgende bericht:

“Inmiddels hebben wij van een vijftal betrokkenen een schriftelijke reactie op ons schrijven mogen ontvangen.

In vervolg op deze reacties hebben wij hen per email nader bericht. Graag willen wij u hiervan op de hoogte brengen.

De inhoud van deze mail luidt als volgt:

“Geachte dames en heer
[achternaam],

Hoewel wij nog geen bericht van alle betrokkenen hebben ontvangen, maar vanwege de vele gerezen vragen uwerzijds, willen wij hierbij alvast ingaan op de door u gestelde vragen.

Zoals aangegeven wilden wij in eerste instantie alle vragen bundelen van de betrokkenen zodat wij in een volledige reactie onzerzijds, alle betrokkenen wederom tezamen konden aanschrijven.

Tot op heden hebben wij van u (5 x) de reactie op ons schrijven mogen ontvangen en we hebben 1 volmacht retour ontvangen. Er ontbreken dus nog 7 reacties van de overige betrokkenen aan wie wij een herinnering zullen sturen.

1. Bedrag van de erfenis of indicatie

Wij zijn nog bezig het vermogen van [erflaatster] definitief in kaart te brengen, vooralsnog is de nalatenschap ruimschoots positief met een waarde van ongeveer €230.000,00 zonder aftrek van kosten, belastingen etc.

2. Procedure gestopt?

Zoals aangegeven in ons schrijven, is de notaris niet bevoegd tot uitleg van een testament. Alleen een rechter mag uitleg geven inzake de uitvoering van een testament indien een wilsbeschikking daarin opgenomen niet duidelijk is. Nadat wij de ontstane impasse bij het uitvoeren van het testament constateerden, hebben wij o.a. extern advies gevraagd aan een gerenommeerd hoogleraar erfrecht. Wij hebben zijn advies en zienswijze gevolgd en de betrokkenen aangeschreven, omstandigheden van het overlijden van erflaatster uitgelegd en een voorstel gegeven hoe de ontstane impasse betreffende de vererving zou kunnen worden opgelost zonder gerechtelijke procedure maar door middel van een vaststelling vererving. Uiteraard, zoals tevens aangegeven in onze brief, in afwachting van uw standpunt.
Indien niet alle betrokkenen akkoord kunnen gaan met ons voorstel, waarin mw.
[A] als enige erfgename opkomt in de nalatenschap van erflaatster, zal een juridische procedure door de betrokkenen moeten worden gestart om de rechter naar de uitleg van de erfstelling opgenomen in het testament van erflaatster te vragen.

U merkt op dat in de geest van het testament de goede doelen zouden moeten erven mocht mevrouw [A] er niet meer zijn. Echter de tweede erfstelling opgenomen in het testament is duidelijk: de goede doelen zouden niet erven als de beoogd erfgename [A] (kort) na erflaatster zou overlijden. De tweede erfstelling ziet uitsluitend toe op de situatie dat mevrouw [A] vóór erflaatster zou zijn komen te overlijden.

Erflaatster heeft mevrouw [A] tot enig erfgename benoemd mocht erflaatster vóór mevrouw [A] komen te overlijden (hetgeen het geval is).
Erflaatster heeft geen extra wilsbeschikkingen in haar testament opgenomen, waarin wordt bepaald dat hetgeen mevrouw
[A] erft uit de nalatenschap van erflaatster, bij het overlijden van vervolgens mevrouw [A], weer moet vererven naar een bepaald persoon of goed doel. Dat noemen wij een zogenaamde tweetrapsmaking.

M.a.w. mevrouw [A] mocht vrij beschikken over hetgeen zij uit de nalatenschap van erflaatster zou verkrijgen. Zij mocht vervolgens in haar testament bepalen aan wie (het restant van) de erfenis na haar zou toekomen.
 

De impasse is ontstaan, omdat mevrouw [A] slechts een paar dagen voor overlijden van erflaatster de gezamenlijke woning heeft verlaten, omdat erflaatster en mw. [A] elkaar niet meer de benodigde zorg konden geven. Had mevrouw [A] een paar dagen gewacht met verhuizen en had zij ten tijden van het overlijden dus nog samengewoond met erflaatster, was er geen impasse ontstaan en was mevrouw [A] als enig erfgename opgekomen in de nalatenschap van erflaatster.

3. Hoeveel volmachten ontvangen tot nu toe?

Tot nu toe hebben we 1 volmacht ontvangen.

(…)”

Middels deze brief willen wij graag nogmaals ons schrijven van 28 oktober jl. onder uw aandacht brengen met het verzoek aan u om ons uw schriftelijke reactie hierop mede te delen.

Zodra wij van alle betrokken[en] een schriftelijke reactie hebben mogen ontvangen, zullen wij u nader informeren.”

2.13.     Bij e-mail van 6 december 2019 heeft de notaris de erfgenamen van erflaatster het volgende bericht:


“We hebben eerder het gesprek met nichtjes [van A] en twee familieleden [van erflaatster] gevoerd omdat men uitging van het erfgenaamschap van mevrouw [A].
Nogmaals, wij mogen als notaris het testament niet uitleggen. De erfstelling ten behoeve van mevrouw
[A] ging uit van de samenwoon situatie Omdat mevrouw [A] kort voor het overlijden is vertrokken, was de erfstelling niet zeker.
Het is een niet alledaagse kwestie. In jurisprudentie komen soortgelijke situaties aan de orde en wordt wel eens een dergelijke erfstelling als geldend geaccepteerd.


Daarom is dat gesprek door mij belegd. Als uitkomst van dat gesprek is aan de familie [van erflaatster] een voorstel gedaan.

Een dergelijke vaststellingsovereenkomst sorteert slechts effect indien alle betrokkenen hiermee instemmen.

Wij willen derhalve nogmaals benadrukken dat wij de kwestie op deze manier aan u wilden voorleggen, en indien en voor zover u zich niet kunt vinden in dit voorstel willen wij u vooral ook niet verplichten, of het gevoel daartoe geven. Het is uw recht om er niet mee akkoord te gaan. Uit uw eerdere mailberichten maken wij op dat u zich niet kan vereenzelvigen met het gedane voorstel.

Zoals ook in ons schrijven d.d. 28 oktober aangegeven, zal dit betekenen dat alsdan op grond van het wettelijk versterferfrecht als erfgenamen optreden: u, alsmede de overige de familieleden van erflaatster op grond van het erfgenamenonderzoek. De daartoe benodigde verklaring van erfrecht zal door ons op basis van dit uitgangspunt worden opgemaakt.

Als erfgenaam heeft u de keuze de nalatenschap zuiver of beneficiair te aanvaarden of te verwerpen. Separaat zullen wij, per ommegaande, alle versterferfgenamen aanschrijven met uitleg over de verklaring van erfrecht, wijze van aanvaarding en verdere afwikkeling van de nalatenschap.

Ik dien u erop te wijzen dat de erven [A] zouden kunnen overwegen de kwestie voor te leggen aan de rechter. Deze zal alsdan op basis van feiten/omstandigheden bezien of en zo ja, hoe, het testament uitgelegd dient te worden. Alsdan kunnen de door u in uw email opgeworpen feiten/omstandigheden mogelijk een rol gaan spelen, doch dat besluit zal door de rechter genomen worden.

Indien gewenst bent u van harte welkom voor een gesprek op mijn kantoor in [plaatsnaam] en kan ik u persoonlijk te woord staan om nadere uitleg te geven.”

2.14.     Bij brief van 11 december 2019 heeft de notaris (een van) de erfgenamen van erflaatster onder meer het volgende bericht:


Uiterste wil
Erflaatster heeft bij uiterste wil d.d. 16 april 2019 laatstelijk over haar nalatenschap beschikt.
Zoals aangegeven in ons schrijven d.d. 28 oktober, 21 november en 6 december jl. mogen wij als notaris een uiterste wil niet uitleggen. De erfstelling ten behoeve van mevrouw
[A] ging uit van de samenwoon situatie. Omdat mevrouw [A] kort voor het overlijden van erflaatster is vertrokken, was de erfstelling niet zeker.
Het is een niet alledaagse kwestie. In jurisprudentie komen soortgelijke situaties aan de orde en wordt wel eens een dergelijke erfstelling als geldend geaccepteerd. We hebben eerder het gesprek met nichtjes
[A] en twee familieleden [van erflaatster] gevoerd omdat men uitging van het erfgenaamschap van mevrouw [A]. Daarom is dat gesprek door ons belegd. Als uitkomst van dat gesprek is aan de familie [van erflaatster] een voorstel gedaan. Een dergelijke vaststellingsovereenkomst sorteert slechts effect indien alle betrokkenen hiermee instemmen.

U heeft aangegeven niet akkoord te gaan met het gedane voorstel.

Zoals ook in ons eerder schrijven aangegeven, zal dit betekenen dat alsdan op grond van het wettelijk versterferfrecht de familieleden van erflaatster opkomen als erfgenamen in haar nalatenschap. De daartoe benodigde verklaring van erfrecht zal door ons op basis van dit uitgangspunt worden opgemaakt.

(…)
 

Ik dien u erop te wijzen dat de erven [A] zouden kunnen overwegen de kwestie voor te leggen aan de rechter. Deze zal alsdan op basis van feiten/omstandigheden bezien of en zo ja, hoe, de uiterste wil van erflaatster uitgelegd dient te worden. Alsdan kunnen de door u in uw email opgeworpen feiten/omstandigheden mogelijk een rol gaan spelen, doch dat besluit zal door de rechter genomen worden.

(…)
 

Taken en bevoegdheden executeur

Erflaatster heeft in voormelde uiterste wil oud notaris, de heer [B] tot executeur benoemd. De heer [B] heeft deze benoeming aanvaard, vervolgens heeft de heer [B] gebruik gemaakt van zijn, op grond van voormelde uiterste wil van erflaatster, toekomende bevoegdheid als executeur om iemand in zijn plaats te stellen, te weten: [de stichting]. De stichting heeft de benoeming tot opvolgend executeur aanvaard.”
 

2.15.     Bij brief van 4 februari 2020 heeft de notaris aan (een van) de erfgenamen van erflaatster onder meer het volgende bericht:

“In aansluiting op ons laatste schrijven d.d. 11 december 2019 inzake de nalatenschap van [erflaatster] (erflaatster), willen wij u graag als volgt informeren.


(…)
 

Verklaring van erfrecht

Zodra alle erfgenamen zich hebben uitgesproken over al dan niet aanvaarding, zal door mij de verklaring van erfrecht worden afgegeven (…) Nadat de verklaring van erfrecht is afgegeven zullen wij de erfgenamen een tussentijds kostenoverzicht doen toekomen.

(…)

Vragen/afspraak op ons kantoor/uitleg erfstelling
Door enkele erfgenamen zijn vragen gesteld, met welke erfgenamen wij op 11 februari a.s. een gesprek zullen hebben.

Onder andere is de vraag gesteld of de familie [A] de rechter nog kan verzoeken om zogenaamde “uitleg” van de erfstelling zodanig dat wijlen mevrouw [A] erfgenaam zou zijn. Deze mogelijkheid bestaat inderdaad nog tot een periode van 20 jaar.
Een “onmiddellijk bij de rechtsverhouding betrokken persoon” kan een verklaring voor recht vragen op grond van artikel 3:302 Burgerlijk Wetboek. (…) Er kan een verklaring voor recht gevraagd moeten worden door de versterferfgenamen of door de familie
[A] om de rechter om de uitleg van het testament te vragen.

(…)


Uiteraard kunnen wij ons voorstellen dat thans nog altijd deze onzekerheid bestaat over de erfstelling. De onzekerheid is weg te nemen door de rechter te vragen om uitleg.

(…)


Als “beheers” executeur, waarin ik slechts het beheer heb over de nalatenschap, kan ik mij niet mengen in een proces rondom de uitleg van de erfstelling. Dit is aan de erfgenamen en de familie [A] om hierover duidelijkheid te verkrijgen.
Indien de familie bemiddeling van mij naar de familie
[A] wenst, dien ik van alle erfgenamen hiertoe de opdracht te verkrijgen en zal ik dit doen tegen betaling van mijn uurtarief (ad €350,- ex BTW).

Indien de familie [van erflaatster] zelf naar de rechter wenst te gaan om duidelijkheid te vragen omtrent de erfstelling, dan wel indien de familie [A] dat zullen doen, dient u als familie zich in deze procedure te laten vertegenwoordigen door een advocaat.”

2.16.     Bij e-mail van 15 april 2020 heeft een van de erfgenamen van erflaatster het volgende aan het notariskantoor bericht:


“Dank voor uw bericht met taxatierapport inboedel gecertificeerd op 14 februari jl. In onze ogen incompleet: o.a. een opgave van privé zaken als fotoboeken en sieraden ontbreekt. Juist de items die onze interesse zouden kunnen hebben. Het bevreemdt ons dat na onze mail van 8 april jl. wij het taxatierapport ineens wel op 09 april jl. mochten ontvangen (+ 8 verloren weken later).

Wij verzoeken u nogmaals om een spoedige afronding, ook gezien de nog steeds doorlopende financiële kosten. Wij [kamer: waaronder de echtgenote van klager] hebben geen interesse in de wel genoemde inboedelitems en hopen op een spoedige afronding”

2.17.     Bij e-mail van 17 mei 2020 heeft een van de erfgenamen van erflaatster het volgende aan het notariskantoor bericht:

“Bedankt voor uw bericht betreffende de fotoboeken en het sieraad met kistje. Het bevreemdt ons wel dat wij hierover nu pas een reactie krijgen ondanks er meerdere malen naar gevraagd is.”

2.18.     Op 29 juli 2020 heeft een waarnemer van de notaris de akte van verklaring van erfrecht /executele gepasseerd, waarin onder meer is opgenomen:


Erfstelling
In voormeld testament heeft erflaatster de volgende erfstelling opgenomen, welke bepaling woordelijk luidt:

“Voor het geval ik voor mevrouw [A], (…), met wie ik sedert negentienhonderd vijfentachtig samenwoon en een gemeenschappelijke huishouding voer, mocht komen te overlijden, en ik ten tijde van mijn overlijden nog met haar samenwoon en een gemeenschappelijke huishouding voer, maak ik de volgende beschikkingen:

Erfstelling I:
Onder de last tot uitkering van voormelde legaten benoem ik tot mijn enige erfgename: mevrouw
[A] voornoemd.”
Erflaatster woonde ten tijde van haar overlijden niet meer samen met mevrouw
[A] voornoemd, en voerde geen gemeenschappelijke huishouding, derhalve sorteert voormelde erfstelling geen effect en geschiedt de vererving op grond van de Nederlandse wet.

(…)
Vererving
Erflaatster heeft, ingevolge de Nederlandse wet als erfgenamen bij versterf achtergelaten:

(…)”

2.19.     Op 30 september 2020 heeft de notaris de eindrekening en verantwoording inzake de nalatenschap van erflaatster opgemaakt.

2.20.     Bij e-mail van 10 november 2020 heeft een medewerkster van de notaris klager geantwoord op door hem gestelde vragen casu quo gemaakte opmerkingen.

2.21.     Alle erfgenamen, onder wie klagers echtgenote, zijn akkoord gegaan met de door de notaris opgemaakte eindrekening en verantwoording, waarna de erfdelen op 4 december 2020 aan de versterferfgenamen zijn uitbetaald.

3.          De klacht

3.1.      Klager verwijt de notaris dat zij (als executeur in erflaatsters nalatenschap) op verschillende vlakken onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende klachtonderdelen.

  1. Klager verwijt de notaris dat zij onwettig handelde. Het testament van erflaatster bevatte de voorwaarde dat [A] en erflaatster op haar sterfdatum nog samenwoonden Dat was niet het geval. Het onwettig handelen bestaat uit dreigementen en onwaarheden in de (sturende) brief van 28 oktober 2019. Verder verwijt klager de notaris opzettelijk tijdrekken waardoor de behandeling van een eenvoudige erfenis 19 maanden duurde tot de uitkering op 4 december 2020.
  2. De notaris heeft in de brieven van 28 oktober 2019 en 11 december 2019 onjuiste informatie verstrekt door te vermelden dat erflaatster bij uiterste wil d.d. 16 april 2019 over haar nalatenschap heeft beschikt en dat toen de oud-notaris tot executeur is benoemd. De notaris heeft deze onjuiste informatie pas in de e-mail van 24 januari 2020 gecorrigeerd.
  3. De notaris heeft de boedel niet behoorlijk beheerd en verantwoord. Specifiek gaat het om:
    a. inboedel/auto en boedelbeschrijving;
    b. het optreden van mevrouw [H] (een medewerkster van de notaris);
    c. eindrekening en verantwoording.

3.2.      De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Ontvankelijkheid

4.2.      Bij de beoordeling van de vraag of de klacht ontvankelijk is, stelt de kamer voorop dat op grond van artikel 99 lid 1 Wna ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht kan indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hierover:

“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).

4.3.      De klacht gaat over de handelwijze van de notaris in verband met de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap. Klager is geen cliënt van de notaris. Hij is evenmin erfgenaam, legitimaris, legataris of schuldeiser in erflaatsters nalatenschap. De kamer acht een rechtstreeks belang bij de klacht daarom niet aanwezig. Het feit dat klager de echtgenoot is van één van erflaatsters erfgenamen, met wie hij naar eigen zeggen in gemeenschap van goederen is gehuwd, brengt evenmin met zich dat hij een indirect of afgeleid (financieel) belang heeft bij de klacht. Hierbij speelt een rol dat erflaatster in haar testament een “privé-(uitsluitings)-clausule” heeft opgenomen, op grond waarvan (kort gezegd) al hetgeen uit haar nalatenschap wordt verkregen, niet zal vallen in enige gemeenschap van goederen. 

4.4.      Op grond van het voorgaande is de kamer van oordeel dat klager geen redelijk belang heeft bij de klacht. Hij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de klacht.

Ten overvloede

4.5.      Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de kern van de klacht betrekking heeft op de wijze waarop de notaris erflaatsters erfgenamen heeft bericht over het gesprek dat zij op 17 september 2019 heeft gevoerd met de twee nichten van [A] en twee van erflaatsters erfgenamen. De essentie van de klacht van klager gaat over de inhoud van de brief van de notaris van 28 oktober 2019. Hoewel de kamer vanwege de niet-ontvankelijkheid van klager op formele gronden niet aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan toekomen (zie 4.4.), zal de kamer - ter voorkoming van een nieuwe klachtzaak - hieraan toch enige overwegingen besteden.

4.6.      Op basis van de in deze zaak aangereikte informatie en stukken is de kamer van oordeel dat de notaris aanvankelijk ongelukkig heeft geopereerd. De notaris had als executeur een neutrale rol moeten vervullen waar het gaat om de uitleg die aan het testament in de gegeven omstandigheden (de samenwoning van erflaatster met [A] eindigde enige dagen voordat zij overleed, omdat [A] om gezondheidsredenen niet langer op hetzelfde adres kon blijven wonen) kon worden gegeven. Die neutrale rol heeft de notaris in eerste instantie niet ingenomen. Wellicht heeft zij zich te veel laten leiden door de door haar geïnterpreteerde uitkomst van het overleg tussen de twee nichten van [A] en twee van erflaatsters erfgenamen. Haar conclusie, verwoord in haar brief van 28 oktober 2019, dat: “Gelet op de situatie, in aanmerking nemende dat de gemeenschappelijke huishouding van erflaatster en mevrouw [A] geestelijk nooit verbroken is geweest en zij door overmacht zijn gescheiden, hebben mevrouw [D] en de heer [E] aangegeven dat voor hen de bedoeling van erflaatster erg duidelijk is [kamer begrijpt: en zij] mevrouw [A] als enig erfgename heeft willen aanwijzen”, was (te) kort door de bocht, want dit zou betekenen dat - nu [A] kort daarna is overleden - de nichten van [A] alles zouden erven.

De kamer acht het met name ongelukkig dat de notaris in de brief van 28 oktober 2019 aan de vermeende uitkomst van het gesprek van 17 september 2019 gelijk al uitvoering heeft geven door aan erflaatsters erfgenamen volmachten toe te sturen waarin afstand wordt gedaan van eventuele rechten. Daarbij wreekt zich dat het besprokene op 17 september 2019 niet behoorlijk is gedocumenteerd. Zo blijkt uit de brief van 28 oktober 2019 bijvoorbeeld niet of de twee bij het gesprek aanwezige erfgenamen van erflaatster alle erfgenamen vertegenwoordigden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verklaard dat bedoelde twee erfgenamen niet alle erfgenamen vertegenwoordigden, maar dat zij nog zouden overleggen met hun achterban. Dat roept de vraag op waarom de notaris deze twee erfgenamen niet eerst in conclaaf heeft laten gaan met de andere erfgenamen, zodat de notaris een beter inzicht zou hebben verkregen of er draagvlak was voor de door haar aangedragen “oplossing”. Dat geldt temeer nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de notaris de twee nichten van [A] en bedoelde twee erfgenamen van erflaatster voorafgaande aan het gesprek op 17 september 2019 geen stukken heeft toegestuurd en niet heeft geïnformeerd over elkaars aanwezigheid bij het gesprek. Zij waren dus niet voorbereid op de insteek van het gesprek. De kamer kan zich voorstellen dat erflaatsters erfgenamen - en zeker degenen die niet aanwezig zijn geweest bij het gesprek van 17 september 2019 - de aanpak van de notaris als sturend hebben ervaren, terwijl zij van een executeur een andere opstelling mochten verwachten.

4.7.      Het was beter geweest, indien de notaris vanaf het begin had vastgehouden aan de letterlijke tekst van het testament en had volstaan met vast te stellen dat de uitvoering van het testament - gelet op de gegeven omstandigheden - tot uitlegproblemen zou kunnen leiden. Op grond van die letterlijke tekst sorteren de door erflaatster opgenomen erfstellingen geen effect en geschiedt de vererving dus op grond van de Nederlandse wet. Daarbij had de notaris richting erflaatsters versterferfgenamen een waarschuwing kunnen geven dat de erfgenamen van [A] deze letterlijke tekst bij de rechter ter discussie zouden kunnen stellen.

4.8.      Hoewel er bij aanvang dus kanttekeningen zijn te plaatsen bij het handelen van de notaris, heeft zij - nadat bleek dat erflaatsters erfgenamen het niet allemaal eens waren met de door de notaris aangedragen “oplossing” - later correct gehandeld door het versterferfrecht voorop te stellen en aan te geven dat de nichten van [A] de letterlijke uitleg van het testament bij de rechter zouden kunnen aanvechten. Uiteindelijk is op 29 juli 2020 door een waarnemer van de notaris een verklaring van erfrecht/ executele opgesteld waarin het versterfrecht is gevolgd. De notaris heeft een eindrekening en -verantwoording opgemaakt en aan de erfgenamen verstrekt. Daarmee zijn alle erfgenamen, ook de echtgenote van klager, akkoord gegaan. Zij hebben de notaris decharge verleend, waarna de notaris tot uitbetaling is overgegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager bevestigd dat de nalatenschap op 4 december 2020 is afgewikkeld. Daarmee acht de kamer de door klager - in de kern - verweten handelwijze van onvoldoende gewicht om de notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Van het door klager gestelde onwettig handelen, bestaande uit het uiten van dreigementen en het verkondigen van onwaarheden (in de brief van 28 oktober 2019), is niet gebleken.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. T. Zuidema, plaatsvervangend rechterlijk lid en P.G. Heeringa, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2021 door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.