ECLI:NL:TNORSHE:2021:16 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/57

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:16
Datum uitspraak: 14-06-2021
Datum publicatie: 21-06-2021
Zaaknummer(s): SHE/2020/57
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht van klaagster valt uiteen in de volgende drie klachtonderdelen. 1) De notaris heeft partijdig gehandeld. 2)  De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en onafhankelijke wilsvorming van de aangetrouwde oom van klaagster (hierna: oom). 3)  Klaagster vermoedt dat de notaris het verzorgingstehuis (waar haar tante verbleef) en/of de nicht van haar oom heeft geadviseerd om in strijd met de wet te handelen. De klacht wordt ongegrond verklaard. Hoewel de communicatie met klaagster beter had gekund, is volgens de kamer van de door klaagster gestelde verwijtbare partijdigheid niet gebleken. Verder is de kamer van oordeel dat de notaris in de gegeven situatie voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van oom en dat zij een voldoende zorgvuldige invulling heeft gegeven aan haar taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van oom. Ten slotte heeft de kamer geoordeeld dat er geen informatie/aanknopingspunten zijn om tot het oordeel te komen dat de notaris adviezen heeft gegeven die in strijd met de wet zijn.

Klachtnummer    : SHE/2020/57

Datum uitspraak : 14 juni 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.          De procedure

1.1.       Bij brief van 18 augustus 2020 aan de kamer voor het notariaat (de kamer) heeft klaagster een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze brief (met bijlagen) is door de kamer ontvangen op 19 augustus 2020.

1.2.       Bij brief van 9 september 2020 heeft de kamer een kopie van de klacht aan de notaris gezonden en haar verzocht om haar standpunt binnen drie weken kenbaar te maken.

1.3.       De notaris heeft verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van een inhoudelijk verweer. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft het verzochte uitstel verleend.  

1.4.       De notaris heeft bij brief van 26 oktober 2020 een verweerschrift ingediend.

1.5.       Bij brieven van 10 november 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat in verband met de door het kabinet in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen voor de kamer een grote vertraging dreigt om de zaak mondeling op een zitting te kunnen behandelen. Aan partijen is voorgesteld in plaats van een mondelinge behandeling de zaak na een tweede schriftelijke ronde schriftelijk af te doen.

1.6.       Beide partijen hebben vervolgens niet om een mondelinge behandeling gevraagd.

1.7.       Bij brief van 13 december 2020 heeft klaagster repliek ingediend.

1.8.       Nadat aan de notaris op haar verzoek tweemaal uitstel is verleend voor het indienen van dupliek, heeft de notaris bij brief van 5 februari 2021 dupliek ingediend.

1.9.       Aan partijen is op 12 februari 2021 bericht dat op 17 mei 2021 uitspraak zal worden gedaan.

1.10.      Ten slotte is op 6 mei 2021 aan partijen bericht dat de uitspraakdatum nader is bepaald op 14 juni 2021.

2.          De feiten

2.1.       Mevrouw [naam] (hierna: tante) is de tante van klaagster. Tante was gehuwd met de heer [naam] (hierna: oom).

2.2.       Mevrouw [naam] (hierna: de nicht) is een nicht van oom. Op 5 februari 2018 heeft zij contact opgenomen met het kantoor van de notaris met de vraag om voor oom een levenstestament op te stellen.

2.3.       Op 6 februari 2018 heeft de notaris oom en tante thuis bezocht. De notaris heeft met oom gesproken over een levenstestament en een testament. Tante was bij dit gesprek aanwezig. Zij was vanwege dementie niet in staat om zelf een (levens)testament te maken.

2.4.       Op 22 februari 2018 heeft de notaris per post een concept van het levenstestament en een concept van het testament aan oom toegezonden. In het concept van het levenstestament is een volmacht opgenomen aan de nicht en in het concept van het testament is louter de benoeming van de nicht tot executeur opgenomen.

2.5.       Op 26 februari 2018 heeft de notaris oom en tante thuis bezocht. De notaris heeft toen op verzoek van oom alleen zijn levenstestament, in aanwezigheid van tante, gepasseerd.

2.6.       Bij brief van 8 maart 2018 heeft de notaris oom herinnerd aan het nog ongetekende testament.

2.7.       Op 5 juli 2018 heeft de notaris oom en tante thuis bezocht en heeft zij het testament van oom, in aanwezigheid van tante en een maatschappelijk werker, gepasseerd. In het testament is naast eerder genoemde executeursbenoeming door middel van een renvooi een tweetrapsmaking opgenomen. Bepaald is dat wat tante (de bezwaarde) uit de nalatenschap van oom bij haar overlijden over heeft, naar de nicht (de verwachter) gaat.

2.8.       Op [datum] 2018 is oom overleden zonder achterlating van afstammelingen. Hij heeft op grond van zijn testament tante als erfgename achtergelaten en hij heeft de nicht achtergelaten als verwachter, ofwel zijn erfgename onder de opschortende voorwaarde dat tante zou komen te overlijden. 

2.9.       De nicht heeft de executeursbenoeming aanvaard en de notaris opdracht gegeven om de verklaring van executele op te stellen.  

2.10.      Tante is na het overlijden van oom verhuisd naar een verzorgingstehuis. De nicht was haar contactpersoon.

2.11.      Op [datum] 2019 is tante overleden. Zij heeft geen afstammelingen achtergelaten en niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. Tante heeft op grond van de wet haar eigen nichten en neven - onder wie klaagster - als haar erfgenamen achtergelaten. De nicht is geen erfgename van tante.

2.12.      Vervolgens heeft de nicht contact opgenomen met de notaris en haar vragen gesteld over de (wijze van) afwikkeling van de nalatenschap van tante.

2.13.      Bij e-mail van 5 juni 2019 heeft de nicht de erfgenamen van tante - onder wie klaagster - meegedeeld dat zij hen “in overleg met de notaris” informeert over het feit dat tante geen testament heeft gemaakt en dat tantes neven en nichten op grond van de wet daarom haar erfgenamen zijn. De nicht heeft aangegeven dat zij geen erfgename en executeur is in de nalatenschap van tante, maar dat zij wel bekend is met de administratie van tante en dat zij op grond van het testament van oom gerechtigd is tot het restant van zijn nalatenschap. De nicht heeft te kennen gegeven dat tantes appartement in het verzorgingstehuis vóór 20 juni ontruimd moet zijn en heeft voorgesteld dat één van de erfgenamen of zijzelf als gevolmachtigde van tantes erfgenamen de nalatenschap afwikkelt. Ten slotte heeft de nicht een voorstel gedaan ten aanzien van de inboedel.

2.14.      Bij e-mails van 7 en 12 juni 2019 heeft de nicht de notaris bericht dat een aantal erfgenamen van tante al heeft gereageerd op haar e-mail van 5 juni 2019. Verder heeft de nicht de notaris om advies gevraagd.

2.15.      Op 13 juni 2019 heeft klaagster een medewerkster van de notaris gebeld en op dezelfde dag een e-mail aan het notariskantoor gestuurd. Bij deze e-mail heeft klaagster laten weten dat tantes erfgenamen van plan zijn om de inboedel van tante in opslag te nemen, zodat het appartement in het verzorgingstehuis vóór 20 juni 2019 ontruimd zou zijn. Verder heeft klaagster aan de notaris te kennen gegeven dat de nicht hier niet mee akkoord gaat, omdat volgens de nicht de helft van de inboedel aan haar zou toebehoren. Klaagster heeft de notaris om een reactie gevraagd.

2.16.      Bij e-mailbericht van 14 juni 2019 heeft de nicht aan de notaris meegedeeld dat zij diezelfde middag met klaagster heeft afgesproken in het verzorgingstehuis.

2.17.      Bij e-mail van 20 juni 2019 om 15:58 uur heeft klaagster een herinnering gestuurd aan het notariskantoor en te kennen gegeven dat tantes erfgenamen van plan zijn om de nalatenschap door een andere notaris te laten afwikkelen. Klaagster heeft ook meegedeeld dat de nicht niet is gevolmachtigd om namens tantes erfgenamen op te treden. Op dezelfde dag heeft een medewerkster van de notaris klaagster gebeld. Over dit gesprek heeft de medewerkster de notaris om 17:08 uur per mail bericht dat de medewerkster tegen klaagster heeft gezegd dat er “een deze dagen” brieven naar de erfgenamen verzonden zullen worden en dat klaagster heeft aangegeven dat de erfgenamen een andere notaris willen inschakelen.

2.18.      Bij e-mail van 28 juni 2019 heeft klaagster het volgende aan het notariskantoor bericht:

“Als antwoord op onderstaand bericht ben ik 20 juni 2019 door uw kantoor gebeld met de mededeling dat er op dat moment al brieven waren verstuurd naar [tantes erfgenamen] en met de vraag deze brieven af te wachten.

Bij dezen vraag ik u de brieven nogmaals te verzenden. Niemand van [tantes erfgenamen] heeft de vorige week door u verzonden brieven ontvangen.

Daarnaast neem ik aan dat de rekening van [tante] geblokkeerd is sinds overlijden.”

2.19.      Bij e-mail van 2 juli 2019 om 08:07 uur heeft een neef van klaagster (zijnde ook één van tantes erfgenamen) onder meer het volgende aan de notaris (en cc aan klaagster) te kennen gegeven:

“Namens de erven van [tante] stuur ik u deze e-mail, omdat de communicatie tot nu toe als erg gebrekkig wordt ervaren en informatie over de nalatenschap volledig ontbreekt.

Op [datum] is [tante] overleden, inmiddels al weer [aantal] weken geleden. Via een e-mail van [de nicht] in opdracht van uw kantoor moet ik op 5 juni j.l. vernemen dat [tante] in tegenstelling tot haar echtgenoot [oom] geen testament had, zodat de wettelijk erfopvolging geldt. Tevens wordt in de e-mail van 5 juni de vraag gesteld om [de nicht] uiterlijk 7 juni volmacht te geven voor afwikkeling van de nalatenschap. Een hoogst merkwaardige gang van zaken die veel vragen oproept. In de afgelopen twee weken is dan ook meerdere keren geprobeerd contact met u op te nemen voor uitleg, verdere informatie en afstemming, zowel telefonisch als via e-mail. Meerdere terugbelverzoeken zijn niet opgevolgd en e-mails worden niet beantwoord.

Op 20 juni heeft [klaagster] een e-mail naar uw kantoor gestuurd, waarin is aangegeven dat [tantes erfgenamen] voornemens zijn de nalatenschap af te laten wikkelen door een zelf gekozen notaris en dat [de nicht] niet volmachtigt is om namens [tantes erfgenamen] te handelen. Hierop wordt door uw kantoor wel gebeld. Maar daarbij wordt door uw kantoor aangegeven dat de e-mail niet in behandeling kan worden genomen, want brieven waren al verstuurd met het verzoek deze brieven af te wachten. Het zou gaan om een eenvoudige afwikkeling van de nalatenschap, met het advies om zuiver te aanvaarden. Tot op heden heeft geen van de erven een brief ontvangen, zoals ook aan u is gemeld in de e-mail van 28 juni met het vriendelijke verzoek de brieven wederom / alsnog te versturen. Ook op die e-mail is tot op heden geen reactie ontvangen.

Naast de vele vragen die we al hadden, roept nu ook de gebrekkige communicatie veel vragen op. Het is dan ook in eenieders belang dat u uiterlijk donderdag 4 juli a.s. [tantes erfgenamen] via e-mail of schriftelijk informeert over:

·       welke stappen zijn / worden op dit moment door uw kantoor uitgevoerd ten aanzien van de nalatenschap van [tante] ? We gaan er hierbij ook vanuit dat de bankrekening van [tante] is geblokkeerd sinds haar overlijden.

·       zijn de brieven nu wel of niet verstuurd? Zo ja, kunt u deze dan nogmaals toesturen?

Zo nee, wat moet er nog gebeuren en wat is de tijd die u denkt nodig te hebben om ons wel te kunnen informeren?

·       wat is de reden van de haperende communicatie tot nu toe?

Mocht wederom deze e-mail niet of onvoldoende worden beantwoord, dan zien we ons helaas genoodzaakt contact op te nemen met de KNB. Ik hoop echter dat dat niet nodig is en dat we snel tot een goede dialoog kunnen komen.”

2.20.      Bij e-mail van 2 juli 2019 om 11:19 uur heeft de notaris de neef van klaagster (en klaagster cc) het volgende geantwoord:

“Ik heb geen opdracht tot het opstellen van een verklaring van erfrecht en/of afwikkeling van de nalatenschap ontvangen.

Weliswaar waren voorbereidende werkzaamheden verricht (die u reeds heeft geschetst), maar nu er geen overeenstemming was onder de erven, heb ik er geen opvolging aan gegeven.

Ik heb contact onderhouden met [de nicht] die heeft aangegeven contact op te nemen met [klaagster] en dat zdeze de opdracht bij een andere notaris wenst onder te brengen waarna ik dus niets heb ondernomen.

Kortom: ik was mij er niet van bewust dat er nog iets van mij werd verwacht en ik heb wel degelijk contact in deze nalatenschap onderhouden, zij het via een andere partij.

Er is dus geen enkele reden om contact op te nemen met KNB, maar dat staat u natuurlijk altijd vrij.

Indien u mij alsnog opdracht geeft, en duidelijk aangeeft wat u van mij verwacht, kan ik actie ondernemen.”

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende drie klachtonderdelen.

1.     De notaris heeft partijdig gehandeld na het overlijden van tante.

2.     De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van oom toen zij op 5 juli 2018 zijn testament passeerde. Ook heeft de notaris onvoldoende gewaarborgd dat oom zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van de nicht - aan de notaris heeft kunnen overbrengen.

3.     Klaagster vermoedt dat de notaris de nicht en/of het verzorgingstehuis waar tante verbleef, heeft geadviseerd om in strijd met de wet te handelen.

3.2.       De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klachtonderdeel 1

            standpunt van klaagster

4.2.       Klaagster verwijt de notaris dat zij partijdig heeft gehandeld na het overlijden van tante. Op 5 juni 2019 werden klaagster en de andere neven en nichten van tante telefonisch en per mail benaderd door de nicht. Volgens klaagster is de betreffende e-mail opgesteld door de notaris. Tot 5 juni 2019 wist klaagster niet van het bestaan van de nicht. De nicht vertelde in het telefoongesprek dat zij in overleg met de notaris handelde, dat alles al was geregeld en dat tantes erfgenamen binnen een dag moesten beslissen of zij de nicht volmacht wilden geven om tantes nalatenschap af te wikkelen. Door de oom zou zijn vastgelegd dat de notaris tantes nalatenschap moest afhandelen. Volgens klaagster heeft de nicht ook aangegeven dat ze haar kosten aan tantes erfgenamen zou doorberekenen en dat de erfgenamen op een bepaalde dag mochten langskomen in het verzorgingstehuis om een aandenken aan tante uit te zoeken. Klaagster heeft de nicht te kennen gegeven dat tantes erfgenamen zelf wilden beslissen welke notaris de nalatenschap zou afwikkelen en dat zij tantes inboedel uit het verzorgingstehuis in opslag zouden nemen, zodat zij meer tijd zouden hebben om de spullen uit te zoeken. De nicht heeft vervolgens de verbinding verbroken. Na overleg met de notaris heeft de nicht klaagster teruggebeld en meegedeeld dat zij geen toestemming gaf om de inboedel op te slaan. Tantes erfgenamen werden geacht vóór de ontruiming van tantes voormalige appartement naar het verzorgingstehuis te komen om de spullen uit te zoeken. Verder heeft de nicht aan klaagster te kennen gegeven dat tantes erfgenamen de brieven van de notaris moesten afwachten.

Op 13 juni 2019 heeft klaagster met het kantoor van de notaris gebeld. De notaris was niet bereikbaar en aan klaagster is gevraagd om een e-mail te sturen. Dat heeft klaagster gedaan. Volgens klaagster is haar toegezegd dat ze op 14 juni of uiterlijk 17 juni 2019 (zijnde de dag waarop klaagster met de nicht had afgesproken in het verzorgingstehuis) zou worden teruggebeld, maar dat is niet gebeurd.

Op 17 juni 2019 hoorde klaagster van de nicht dat zij in de tussentijd wel contact met de notaris had gehad en dat zij nu toch toestemming gaf voor opslag van de inboedel. De nicht adviseerde klaagster wederom om de brieven van de notaris af te wachten.

Op 18 juni 2019 heeft klaagster nogmaals gebeld met het notariskantoor met de vraag om een afspraak met de notaris in te plannen. Een medewerkster heeft klaagster meegedeeld dat er in de agenda van de notaris geen plaats was voor een afspraak, maar dat zij dezelfde dag zou worden teruggebeld door de notaris. Klaagster is echter niet teruggebeld.

Op 19 juni 2019 heeft een nicht van klaagster met het notariskantoor gebeld en is ook haar beloofd dat ze zou worden teruggebeld, hetgeen niet is gebeurd. Op 20 juni 2019 heeft klaagster weer een e-mail gestuurd naar de notaris. Naar aanleiding van deze e-mail heeft een medewerkster van de notaris klaagster gebeld en aangegeven dat de e-mail niet in behandeling kon worden genomen, omdat er al brieven naar tantes erfgenamen waren verstuurd. Tantes erfgenamen hebben deze brieven nooit ontvangen.

Op 28 juni 2019 heeft klaagster een e-mail gestuurd naar de notaris, maar op deze e-mail heeft zij geen reactie ontvangen. Ten slotte heeft een neef van klaagster op 2 juli 2019 een e-mail gestuurd naar de notaris. Op deze e-mail heeft de notaris wel gereageerd. Volgens de notaris had zij enkel contact onderhouden met de nicht en zou de nicht tantes erfgenamen informeren. De notaris heeft de e-mail van 2 juli 2019 doorgestuurd naar de nicht, die vervolgens telefonisch contact heeft opgenomen met klaagsters neef. De nicht heeft in dat gesprek geprobeerd hem ervan te overtuigen dat tantes erfgenamen niet om de notaris heen konden.

Klaagster concludeert dat de nicht telkens kon rekenen op het advies van de notaris, maar dat de notaris onbereikbaar was voor tantes erfgenamen, onder wie klaagster. De notaris wilde pas contact met tantes erfgenamen na het krijgen van een opdracht. En dat terwijl er voor klaagster en de andere erfgenamen naar aanleiding van de door de notaris opgestelde, maar door de nicht verzonden e-mail van 5 juni 2019 veel onduidelijkheid bestond over onder meer tantes testament, de rol van de nicht, de samenstelling van de nalatenschap en de wijze van aanvaarding van de nalatenschap. Naar de mening van klaagster heeft de notaris daarmee gehandeld als een partijdige notaris en als persoonlijk adviseur van de nicht.

              standpunt van de notaris

4.3.       De notaris heeft hiertegen het volgende verweer gevoerd. Na het overlijden van oom heeft de nicht opdracht gegeven aan het kantoor van de notaris om een verklaring van executele op te maken. Na het overlijden van tante heeft de nicht wederom contact opgenomen met het kantoor van de notaris met de vraag door wie en hoe tantes nalatenschap moest worden afgewikkeld, aangezien tantes appartement in het verzorgingstehuis snel moest worden ontruimd. De vragen die de nicht aan de notaris heeft gesteld, kwamen vooral voort uit haar positie als (opschortende) erfgename in de nalatenschap van oom. Volgens de notaris heeft zij de nicht verteld dat er onderzoek naar de erfgenamen moest worden gedaan en dat de notaris opdracht moest krijgen van/namens tantes erfgenamen als het de bedoeling was dat zij werkzaamheden voor hen moest verrichten. De notaris heeft in opdracht van de nicht niet meer dan praktische adviezen gegeven (over onder meer het verkrijgen van duidelijkheid over de vraag wie als gevolmachtigde van de erfgenamen zou kunnen optreden), die aan iedere notaris zouden kunnen worden gevraagd.

Vervolgens heeft de nicht aangegeven dat zij zelf contact wilde zoeken en onderhouden met tantes erfgenamen. De notaris mocht daarop vertrouwen heeft daarom in eerste instantie niet gereageerd op de e-mail van klaagster van 13 juni 2019. Op een gegeven moment heeft de nicht de notaris meegedeeld dat tantes erfgenamen overwogen om een andere notaris aan te wijzen.

Naar aanleiding van de e-mail van klaagster van 20 juni 2019 heeft een medewerkster van de notaris telefonisch contact opgenomen met klaagster en haar aangegeven dat er nog brieven naar tantes erfgenamen verzonden zouden worden. Volgens de notaris heeft de medewerkster niet meegedeeld dat de brieven (die al wel waren voorbereid door de notaris) waren verzonden. De brieven zijn uiteindelijk niet verzonden, omdat klaagster in hetzelfde telefoongesprek de inhoud van de e-mail van 20 juni 2019 heeft herhaald; namelijk dat tantes erfgenamen een andere notaris wilden inschakelen. Tantes erfgenamen hebben de notaris dus geen opdracht gegeven om hun zaken te behartigen.

Klaagster heeft zelf voor ruis gezorgd door aan de ene kant mee te delen dat tantes erfgenamen een andere notaris zouden aanwijzen en aan de andere kant van de notaris te verlangen om tantes erfgenamen alsnog brieven toe te zenden.

Verder voert de notaris aan dat het merendeel van de verwijten zich richt op uitlatingen van de nicht. Voor haar handelen is de notaris niet verantwoordelijk.

            oordeel van de kamer

4.4.       De kamer overweegt het volgende. Vast staat dat de nicht na het overlijden van tante contact heeft opgenomen met de notaris. Zij was verwachter van hetgeen tante uit de nalatenschap van oom onverteerd had achtergelaten. In de periode tussen [overlijdensdatum tante] en 2 juli 2019 heeft de notaris als adviseur van de nicht opgetreden. In opdracht van de nicht heeft de notaris haar advies gegeven over het opstarten van de afwikkeling van tantes nalatenschap. Gesteld noch gebleken is dat de notaris nog een taak had inzake de nalatenschap van oom en vast staat dat zij in ieder geval nog geen taak had inzake de nalatenschap van tante. Er bestond dan ook geen enkel beletsel voor de notaris om de nicht, zijnde de verwachter, te adviseren. Dit stond haar vrij.

Wel kan aan klaagster worden toegegeven dat de communicatie met haar beter had gekund. De notaris heeft immers niet weersproken dat klaagster meerdere keren zowel telefonisch als per mail contact heeft gezocht met het notariskantoor en dat klaagster meerdere keren niet is teruggebeld en/of een reactie heeft gekregen. Zo heeft de notaris niet betwist dat op 13 en 18 juni 2019 door een medewerkster van de notaris telefonisch is beloofd dat klaagster zou worden teruggebeld, hetgeen vervolgens niet is gebeurd en dat haar e-mails van 13 en 28 juni 2019 niet zijn beantwoord.

Los van de vraag of de medewerkster van de notaris klaagster op 20 juni 2019 telefonisch te kennen heeft gegeven dat er brieven naar tantes erfgenamen zouden zijn verstuurd of zouden worden verstuurd (hierover verschillen partijen van mening), staat vast dat de brieven niet zijn verzonden. Gesteld noch gebleken is dat aan klaagster telefonisch of per mail is uitgelegd dat de aangekondigde brieven ook niet meer zouden worden verzonden. Dit is pas gebeurd, nadat op 2 juli 2019 een andere erfgenaam van tante een e-mail had gestuurd naar de notaris.

Het had de notaris gesierd, indien zij haar eigen rol als adviseur van de nicht, de rol van de nicht als opdrachtgever en de tussen hen gemaakte afspraak over de communicatie met tantes erfgenamen aan klaagster had uitgelegd, nadat klaagster op 13 juni 2019 voor het eerst zowel telefonisch als per mail contact had opgenomen met de notaris. Dat de notaris dit niet heeft gedaan getuigt naar het oordeel van de kamer echter niet van de door klaagster gestelde verwijtbare partijdigheid. De kamer zal klachtonderdeel 1 daarom ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2

4.5.       De vraag is aan de orde of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van oom en of zij voldoende heeft gewaarborgd dat oom zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van de nicht - aan de notaris heeft kunnen overbrengen.

Bij de beoordeling van deze vraag stelt de kamer voorop dat als uitgangspunt geldt dat een ieder aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd rechtshandelingen kan verrichten, zoals het maken van een testament. Een notaris moet in beginsel zijn/haar ministerie (dienst) verlenen en moet op verzoek van de betrokken cliënt doen wat nodig is om bijvoorbeeld een testament in een akte vast te leggen. Zoals bij elke akte rust daarbij op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de rechtshandelingen die in de akte zijn opgenomen. In dat kader moet een notaris onder meer nagaan of de betrokken cliënt in staat is zich een op een rechtsgevolg gerichte wil te vormen in de zin van het bepaalde bij artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen akte daarmee in overeenstemming zijn.

4.6.       Een notaris moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de betrokken cliënt primair uitgaan van zijn/haar eigen waarneming als niet bekend is, en er ook geen aanwijzingen zijn, dat de cliënt lijdt aan een ziekte die de wilsbekwaamheid kan beïnvloeden. Daarbij heeft een notaris een zekere mate van beoordelingsvrijheid. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van de cliënt en/of als aanleiding bestaat om te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden, is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) biedt hiervoor een handreiking. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen vormen voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij/zij kennis van het bestaan van één of meerdere indicatoren - geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft het Stappenplan niet te worden gevolgd. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die een notaris met de cliënt voert, als de wijze waarop de cliënt zich daarbij presenteert.

4.7.       De kamer merkt op dat het in deze tuchtprocedure niet gaat om de vraag of oom ten tijde van het passeren van het testament op 5 juli 2018 wilsbekwaam was en/of onder invloed stond van de nicht, maar om de vraag of de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van oom en of zij voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van oom door direct belanghebbenden. Daarbij gaat het erom welke indruk de notaris van oom heeft gekregen tijdens haar contacten met hem.

           standpunt van klaagster

4.8.       Klaagster verwijt de notaris (kort gezegd) dat zij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van oom toen zij op 5 juli 2018 zijn testament passeerde. Volgens klaagster waren er destijds meerdere indicatoren aanwezig, genoemd in het Stappenplan, die voor de notaris aanleiding hadden moeten vormen om eerst het Stappenplan te volgen en de wilsbekwaamheid van oom te (laten) beoordelen. Ook heeft de notaris onvoldoende gewaarborgd dat oom zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van de nicht - aan de notaris heeft kunnen overbrengen. Klaagster wijst op de volgende indicatoren.

a.      Oom kwakkelde al jaren met zijn gezondheid (prostaatproblemen, blaasproblemen, Parkinson).

b.     Oom was al gedurende lange tijd zeer slechthorend en had problemen met zijn ogen, waardoor hij fysiek niet in staat is geweest om te begrijpen waarvoor hij tekende.

c.      Pas in het laatste jaar voor zijn dood heeft oom ineens meer contact gekregen met de nicht.

d.     Oom was ten tijde van het passeren van het testament 93 jaar en stervende en kan dus niet zelf de notaris hebben ingeschakeld. Klaagster vermoedt dat de nicht de afspraak voor het passeren heeft gemaakt. Voor een angstig iemand als oom kan het niet anders dan bedreigend zijn geweest dat er ineens een notaris aan zijn sterfbed stond.

e.      Oom had nooit eerder een testament gemaakt, omdat hij tegen het opmaken van een testament was. Een paar dagen na het passeren van het testament is hij overleden.

f.      Het uiteindelijk gepasseerde testament wijkt ingrijpend af van het eerder door de notaris opgemaakte concept-testament. Bij het passeren van het testament is met pen in de kantlijn een tweetrapsmaking vermeld, waarbij de nicht is aangewezen als verwachter.

Volgens klaagster bezat oom niet meer het vermogen om informatie te begrijpen. Onder verwijzing naar de door haar overgelegde kopieën van ooms agenda, wijst klaagster er op dat oom alle afspraken altijd nauwkeurig bijhield in zijn agenda, maar dat hij de laatste drie weken van zijn leven niets heeft genoteerd in zijn agenda. Zij twijfelt of oom zijn handtekening zelf onder het testament heeft gezet.

            standpunt van de notaris

4.9.       De notaris heeft aangevoerd dat de nicht op verzoek van oom op 5 februari 2018 telefonisch contact heeft opgenomen met het notariskantoor met het verzoek om een levenstestament voor oom op te maken. Op 6 februari 2018 heeft de notaris oom en tante thuis bezocht. Oom had een hoge leeftijd, maar deed zijn eigen administratie. Oom heeft tijdens het gesprek bedachtzaam en heel duidelijk te kennen gegeven wat hij wilde regelen. Daarbij was alles gericht op de verzorging van tante. Zo heeft oom meegedeeld dat hij thuis wilde blijven wonen en geen verbod op reanimatie wilde, omdat tante verzorgd moest worden. Tante was vanwege dementie niet meer in staat om een (levens)testament op te maken. Oom wenste de nicht, zijnde de dochter van zijn vooroverleden broer, als gevolmachtigde te benoemen. Volgens oom regelde de nicht al veel voor hem en tante en vertrouwde hij de nicht volledig. Verder heeft de oom aangegeven dat hij niets had aan zijn eigen familie en de familie van tante. De notaris heeft aangevoerd dat zij met oom niet alleen over een levenstestament heeft gesproken, maar ook over een testament, omdat het levenstestament zou eindigen bij ooms overlijden. Oom heeft aangegeven dat hij nog geen testament had, maar dat de focus op dat moment op het levenstestament lag. Op 22 februari 2018 heeft de notaris een concept van het testament en een concept van het levenstestament per post aan oom toegezonden. In het concept-testament is alleen de benoeming van de nicht tot executeur opgenomen. Op 26 februari 2018 heeft de notaris oom en tante wederom thuis bezocht en heeft zij het levenstestament van oom gepasseerd. Oom heeft het testament toen niet getekend, omdat hij zich vanwege zijn leeftijd eerst op het levenstestament wilde richten. Wel heeft hij toen aangegeven dat de nicht alles moest regelen na zijn overlijden en de touwtjes in handen moest houden. Oom wilde dat tante na zijn overlijden verzorgd en bijgestaan zou worden door de nicht.

Op 8 maart 2018 heeft de notaris oom een herinnering per post gestuurd en hem gewezen op de noodzaak om een testament te maken. Op 5 juli 2018 heeft de ondertekening van het testament plaatsgevonden bij oom thuis. Zijn gezondheid was toen verslechterd, maar de notaris betwist dat oom stervende was. Oom zat op dezelfde manier op de bank als de voorgaande keren en maakte niet de indruk angstig te zijn of de aanwezigheid van de notaris als bedreigend te ervaren. De notaris heeft het Stappenplan doorlopen en zij had geen enkele twijfel over de wilsbekwaamheid van oom. Indien de notaris had getwijfeld, had ze zich naar eigen zeggen laten bijstaan door deskundigen en/of getuigen/kantoorgenoten, maar daarvan was in dit geval dus geen sprake. Oom sprak zeer weloverwogen en zeer langzaam, omdat hij geen fouten wilde maken en voor ‘vol’ aangezien wilde worden. Daarom heeft de notaris veel tijd uitgetrokken voor de bespreking en de ondertekening van het testament. Bij de bespreking was naast tante ook een maatschappelijk werker aanwezig in verband met ooms gezondheid. Volgens de notaris heeft oom meerdere keren herhaald dat hij niets had aan zijn (schoon)familie. Ook heeft oom aangegeven dat tante alles van hem moest erven, zodat zij na zijn overlijden verzorgd zou achterblijven en dat na haar overlijden het resterende deel van zijn nalatenschap naar de nicht mocht gaan. Na uitleg van de notaris realiseerde oom zich dat het vermogen van tante bij haar overlijden naar haar wettelijke erfgenamen zou gaan. Oom wilde niet dat ook zijn vermogen daar uiteindelijk zou belanden. Op initiatief van oom heeft de notaris daarom het testament ter plekke door middel van een renvooi aangevuld met een tweetrapsmaking. Dat een cliënt de term “tweetrapsmaking” niet kent, is volgens de notaris niet van belang. Met deze term heeft de notaris de duidelijk door oom uitgesproken wens in zijn testament verwoord. Oom begreep de uitwerking van de tweetrapsmaking en hij stemde daarmee nadrukkelijk in. Oom heeft zijn testament zelf ondertekend en voorzien van een paraaf.

Dat sprake zou zijn geweest van beïnvloeding van oom door de nicht heeft de notaris niet vastgesteld. Zij was bij geen van de besprekingen met oom aanwezig.

            oordeel van de kamer

4.10.      De kamer overweegt het volgende. Vast staat dat oom niet onder curatele stond en dat zijn vermogen niet onder bewind gesteld was, z odat hij in beginsel wilsbekwaam mocht worden geacht. Hoewel oom destijds op leeftijd was en het fysiek niet goed met hem ging, ziet de kamer geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris, die zegt dat zij oom wilsbekwaam achtte. De notaris heeft met zoveel woorden erkend dat er enkele indicatoren, genoemd in het Stappenplan, aanwezig waren, maar zij heeft verklaard dat zij tijdens de drie gesprekken met oom geen moment heeft getwijfeld aan zijn wilsbekwaamheid. De notaris heeft voldoende naar voren gebracht om aan te nemen dat zij bijzondere zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van oom en het verlijden van ooms testament en dat de aanwezige indicatoren geen aanleiding vormden voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid.

4.11.      De kamer gaat daarom uit van de hiervoor door de notaris omschreven feiten en omstandigheden, op basis waarvan de kamer van oordeel is dat de notaris in de gegeven situatie voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van oom. Dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet gebleken. Klaagster heeft het gemotiveerde verweer van de notaris niet kunnen weerleggen. De door klaagster aangehaalde omstandigheden, wat daar ook van zij, sluiten niet uit dat oom zijn wil kon bepalen. Naar het oordeel van de kamer kon en mocht de notaris concluderen dat oom wilsbekwaam was om op 5 juli 2018 bij testament over zijn nalatenschap te beschikken.

De civielrechtelijke vraag of oom zijn handtekening al of niet onder het testament zou hebben geplaatst, kan in deze tuchtprocedure niet worden beantwoord maar is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.12.      In verband met de vraag of de notaris (ook) voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van oom door de nicht, overweegt de kamer dat het tot de kernverantwoordelijkheid van een notaris behoort om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt. Een notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Een notaris heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij/zij uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid. Mede gelet op het hiervoor in 4.10. en 4.11.  overwogene is de kamer van oordeel dat de notaris voldoende zorgvuldig te werk is gegaan bij de totstandkoming van het testament van oom. Bij dit oordeel neemt de kamer met name het volgende in aanmerking.

-        De notaris heeft erop gewezen dat oom weloverwogen en bedachtzaam duidelijk heeft gemaakt wat hij wilde regelen en waarom hij dat wilde regelen.

-        De nicht is niet aanwezig geweest bij de gesprekken over ooms testament en bij het passeren van ooms testament.

-        Klaagster stelt dat uit de telefoongeschiedenis van oom zal blijken dat hij wel degelijk veelvuldig contact had met de familie van tante. Anders dan klaagster meent, kan de kamer de telefoongeschiedenis van oom niet inzien. Los hiervan is gesteld noch gebleken dat de notaris bekend was met de door klaagster gestelde contacten. En mocht zij hiermee al bekend zijn geweest, dan vloeit hieruit niet voort dat oom bij het vormen en uiten van zijn wil op ongewenste wijze moet zijn beïnvloed door de nicht.

Onder deze omstandigheden heeft de notaris naar het oordeel van de kamer een voldoende zorgvuldige invulling gegeven aan haar taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van oom.

4.13.      Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 2 ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3

            standpunt van klaagster

4.14.      Klaagster vermoedt dat de notaris de nicht en/of het verzorgingstehuis waar tante verbleef, heeft geadviseerd om in strijd met de wet te handelen. Klaagster wijst daarbij op het volgende.

a)     De nicht had als executeur in de nalatenschap van oom een boedelbeschrijving moeten opstellen en zij had als administrateur het bezwaarde vermogen gescheiden moeten administreren van het eigen vermogen van tante. Dat heeft de nicht niet gedaan, omdat ze naar eigen zeggen niet op de hoogte was van die verplichtingen. De nicht is ook niet in staat gebleken om inzage te verlenen in de administratie van tante. Zij heeft enkel de banksaldi ten tijde van het overlijden van oom en ten tijde van het overlijden van tante doorgestuurd. Klaagster vermoedt dat de nicht de wettelijke verplichtingen op advies van de notaris negeert.

b)     Het verzorgingstehuis waar tante verbleef, heeft na tantes overlijden om onduidelijke redenen een bedrag van € 19.385,-- overgeboekt op de bankrekening van tante. Het verzorgingstehuis weigert echter toegang te verlenen tot de administratie van tante en verwijst klaagster naar de nicht die als gevolmachtigde van tante alle gegevens zou hebben. Klaagster vermoedt dat de notaris het verzorgingstehuis hierin heeft geadviseerd.

c)     Aangezien het verzorgingstehuis heeft aangegeven dat de nicht de gevolmachtigde van tante was, vraagt klaagster zich af of deze volmacht notarieel was vastgelegd of dat de nicht op advies van de notaris bij het verzorgingstehuis enkel de schijn van een volmacht heeft opgeworpen.   

            standpunt van de notaris

4.15.      De notaris heeft betwist dat zij de hiervoor opgesomde adviezen zou hebben gegeven. Verder heeft zij aangevoerd dat haar geen verwijten kunnen worden gemaakt over het handelen van derden, zoals de nicht en het verzorgingstehuis. Bovendien heeft de notaris aangegeven dat de taken van de executeur duidelijk staan omschreven in ooms testament. Daarnaast heeft de notaris de nicht naar eigen zeggen wel degelijk geïnformeerd over de afwikkeling van een testament met een tweetrapsmaking. Na ooms overlijden heeft de notaris de nicht onder meer een tekstfragment gezonden waarin alle plichten en rechten zijn opgenomen en een voorbeeld voor het opstellen van een overzicht van activa en passiva.

            oordeel van de kamer

4.16.      De kamer volgt de notaris in haar verweer dat het handelen van een derde in beginsel niet aan haar kan worden toegerekend. Dat dat in dit geval anders zou zijn, is niet gebleken. Bij dit oordeel speelt met name een rol dat klaagster slechts vermoedens heeft geuit en de notaris (gemotiveerd) heeft betwist dat zij de hiervoor opgesomde adviezen aan de nicht/het verzorgingstehuis zou hebben gegeven. Tegen deze achtergrond heeft de kamer geen informatie/aanknopingspunten, waarbij het op de weg van klaagster ligt deze aanknopingspunten aan te dragen, om tot het oordeel te komen dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel 3 zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders,  plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. G. Herwig, notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2021 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

mr. A.R. Jansen-Castelein, secretaris                            mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter

buiten staat

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.