ECLI:NL:TNORDHA:2021:5 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-48 en 20-49

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:5
Datum uitspraak: 17-02-2021
Datum publicatie: 21-05-2021
Zaaknummer(s): 20-48 en 20-49
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek leden kamer voor het notariaat.

beslissing

Kamer voor het Notariaat in het ressort Den Haag

Wrakingskamer

Datum beslissing: 17 februari 2021.

Klachtnummer 20-48 en 20-49

Beslissing op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 100 van de Wet op het notarisambt in de klacht van:

[verzoeker],

wonende te [plaatsnaam],

(verder te noemen: verzoeker)

tegen

mr. [naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

strekkende tot wraking van:

mr. J.H.L.M. Snijders,

plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (20-48),

(verder te noemen: mr. Snijders),

en

mr. L.J.M. Teunissen

notarislid van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (20-49),

(verder te noemen: mr. Teunissen).

1.         Het procesverloop

1.1.      Bij beslissing van 5 november 2020 is de behandeling van twee wrakingsverzoeken van verzoeker (tegen mrs. J.H.L.M. Snijders en L.J.M. Teunissen) door het Hof aan de Kamer Den Haag doorverwezen. Het Hof heeft overwogen dat is gebleken dat mr. Snijders door verzoeker is gewraakt, er een aantal verschoningen lopen in verband met het feit dat de Kamer al meerdere klachten van verzoeker tegen dezelfde notaris heeft lopen, er een langdurig ziektegeval speelt en de Kamer thans geen (plaatsvervangend) voorzitter beschikbaar heeft om het wrakingsverzoek te behandelen.

1.2       Op 20 januari 2021 zijn de twee wrakingsverzoeken ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Zowel mr. Snijders als notaris mr. Teunissen hebben hun standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt en hebben op voorhand aangegeven niet te zullen verschijnen.

2.         Het standpunt van verzoeker

2.1.      Op 7 september 2014 heeft verzoeker een tuchtklacht ingediend tegen notaris mr. [naam notaris]. Op 16 maart 2015 vond de mondelinge behandeling plaats bij de Kamer voor het notariaat te ’s-Hertogenbosch. Tijdens de zitting wordt de afspraak gemaakt dat de klacht wordt aangehouden, tot het moment dat er overleg met de Rabobank zou hebben plaatsgevonden.

Op 29 mei 2015 en 14 juli 2015 heeft verzoeker de Kamer gevraagd om de klacht voort te zetten.

Op 21 september 2015 ontvangt verzoeker per e-mail een niet ondertekend Word-document dat lijkt op een beslissing van de Kamer. Dit document was opgesteld door de griffier van de Kamer. In de tekst onder 2.3 staat het volgende:

“Vaststaat dat klager ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kan worden beschouwd indien de Rabobank instemt met een verkrijging door hem van de woning die onderdeel uitmaakt van deze nalatenschap”.

Op grond hiervan wordt klager niet-ontvankelijk verklaard en is de klacht inhoudelijk niet behandeld.

Op diezelfde dag betwist klager dat hij de betreffende klacht zou hebben ingetrokken.

Op 15 december 2016 ontvangt verzoeker het proces-verbaal dat hij op 13 december 2016 had opgevraagd van de zitting van 16 maart 2015. Verzoeker heeft naar aanleiding van dat proces-verbaal een correctie gestuurd. Mr. Snijders was een van de leden van de Kamer die betrokken was bij de behandeling van de klacht en het opstellen van het proces-verbaal in 2015.

Verzoeker voert aan dat hij drie klachten heeft lopen bij de Kamer in ’s-Hertogenbosch. Deze klachten zijn afgedaan bij voorzittersbeslissing. Verzoeker heeft daartegen verzet ingesteld. Bij brieven van 13 augustus 2020 is verzoeker opgeroepen voor de behandeling van het verzet in deze drie klachten. Uit de oproepbrieven blijkt dat mrs. Snijders en Teunissen deel zullen uitmaken van de Kamer die de verzet-procedures zal behandelen.

Verzoeker verwijt mrs. Teunissen en Snijders dat zij valsheid in geschrifte hebben gepleegd. Zij hebben opzettelijk, in strijd met de waarheid een (veel later) en (gedeeltelijk) valselijk opgemaakt proces-verbaal verstuurd van een zitting op 16 maart 2015. Daarnaast hebben zij in de beslissing van 21 september 2015 in strijd met de waarheid opgenomen dat klager de klacht zou hebben ingetrokken mede gebaseerd op het valselijk opgemaakte proces-verbaal.

2.2       Mr. Teunissen heeft aangevoerd dat zijn termijn als lid van de Kamer per 31 december 2020 is beëindigd. Hij had de hoop dat de wrakingsverzoeken nog in 2020 behandeld zouden worden. Nu dit niet het geval is, dient het wrakingsverzoek jegens hem kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.3       Mr. Snijders heeft aangevoerd dat verzoeker voor de derde maal een poging doet om haar te wraken. De enkele omstandigheid dat zij eerder heeft geoordeeld over een door verzoeker ingediende klacht tegen notaris [naam] kan op zichzelf niet rechtvaardigen dat vrees bestaat omtrent mogelijke vooringenomenheid jegens verzoeker op het moment dat hij wederom een klacht indient tegen notaris [naam]. Tegen de eerdere beslissing(en) stond hoger beroep open. Dat verzoeker het niet eens is met de destijds genomen beslissing(en) door de Kamer voor het notariaat en de beslissing(en) in hoger beroep door het Gerechtshof, is onvoldoende om in de nieuwe klachtzaken bekend onder SHE 2020/53, 2002/54 en 2020/55 de vooringenomenheid van mr. Snijders in deze nieuwe klachtzaken te reconstrueren.

Bijzondere omstandigheden zouden tot een andersluidende conclusie kunnen leiden.

Van bijzondere omstandigheden is evenwel geen sprake. Mr. Snijders verzoekt het niet onderbouwde verzoek tot wraking ongegrond te verklaren en te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking door verzoeker van mr. Snijders of één van de leden van de Kamer voor het notariaat op vergelijkbare gronden niet in behandeling wordt genomen nu er sprake is van misbruik van recht.

3.         De beoordeling

3.1.      Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter - met wie een lid van de Kamer voor het Notariaat in dit verband gelijk kan worden gesteld - in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.2.      Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.

3.3.      De wrakingskamer overweegt ten aanzien van de wraking van mr. Teunissen het volgende. Verzoeker verwijt mr. Teunissen dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Op het moment van wraking was mr. Teunissen nog als lid aan de Kamer ’s-Hertogenbosch verbonden. Inmiddels in de benoemingstermijn van mr. Teunissen verstreken (per 1 januari 2021). Nu mr. Teunissen geen lid meer is van de Kamer ’s-Hertogenbosch kan hij niet meer oordelen over het door verzoeker ingestelde verzet. Dat brengt met zich dat verzoeker geen belang meer heeft bij zijn verzoek, zodat het reeds daarom niet toewijsbaar is.

3.4.      Het verzoek tot wraking van mr. Teunissen wordt daarom ongegrond verklaard.

3.5.      De wrakingskamer overweegt ten aanzien van het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Snijders het volgende.

De wrakingskamer constateert dat zowel in de beslissing als in het proces-verbaal was opgenomen dat verzoeker de klacht (expliciet) had ingetrokken.

Voor zover het de beslissing betreft: daarin kan een fout zijn opgenomen. Indien verzoeker het met de beslissing niet eens was kon hij in hoger beroep gaan. Het middel van de wraking is daarvoor niet bedoeld.

3.6       Voor wat betreft het opgemaakte proces-verbaal het volgende. Niet is gebleken dat mr. Snijders enige bemoeienis heeft gehad met het opstellen van het proces-verbaal. Van enig opzettelijk handelen is reeds daarom niet gebleken, laat staan van valsheid in geschrifte, (waarvan de beoordeling overigens aan de strafrechter zou zijn).

3.7           Het feit dat mr. Snijders geoordeeld heeft in een eerdere klachtzaak van verzoeker, waarbij een klacht van verzoeker niet gegrond is verklaard, rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid c.q. schijn van partijdigheid. Van feiten die een andere conclusie zouden kunnen dragen is de Kamer niet gebleken.

3.8       Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking van mr. Snijders ongegrond is. 

4.         De beslissing

De wrakingskamer :

-        wijst het verzoek tot wraking van mr. Teunissen af als ongegrond;

-        wijst het verzoek tot wraking van mr. Snijders af als ongegrond;

-     beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:

-        verzoeker, [naam],

-        mrs. J.H.L.M. Snijders en L.J.M. Teunissen.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, O. van der Burg en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, in tegenwoordigheid van mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.