ECLI:NL:TNORDHA:2021:10 Kamer voor het notariaat Den Haag 20-40

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2021:10
Datum uitspraak: 21-04-2021
Datum publicatie: 22-06-2021
Zaaknummer(s): 20-40
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Eind januari 2019 heeft klaagster een afspraak gemaakt bij de notaris, omdat de man niet meewerkte aan de verdeling. Het gesprek verliep stroef en de notaris gaf klaagster weinig hoop op een goede afloop. De notaris kwam vrouwonvriendelijk over. Verder heeft hij geen enkele actie ondernomen daarna.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 21 april 2021 inzake de klacht onder nummer 20-40 van:

[klaagster],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1.     Het procesverloop

1.1             De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 8 oktober 2020.

1.2             Hoewel de notaris meerdere malen is verzocht om zijn verweerschrift in te dienen, heeft hij

daar geen gehoor aan gegeven.

1.3             De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Daarbij was klaagster

aanwezig. De notaris, hoewel deugdelijk opgeroepen, is niet verschenen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.

2.     De feiten

2.1             Klaagster was gehuwd met de heer [A] (hierna te noemen: de man).

2.2             Klaagster heeft de Nederlandse nationaliteit en de man de Duitse nationaliteit.

2.3             Klaagster heeft bij de rechtbank Den Haag het verzoek tot echtscheiding ingediend, vanwege

duurzame ontwrichting van het huwelijk.

2.4             Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 januari 2018 is de echtscheiding tussen

klaagster en de man uitgesproken.

2.5             In de beschikking is bepaald dat klaagster huurder zal zijn van de woning aan [adres en woonplaats].

2.6             Verder beveelt de rechtbank dat partijen over moeten gaan tot verdeling van hun

nalatenschap ten overstaan van een notaris. Voor het geval partijen binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris het niet eens zijn, heeft de rechtbank de notaris benoemd of diens waarnemer of opvolger.

2.7             Klaagster heeft zich eind januari 2019 tot de notaris gewend met het verzoek de verdeling

van de ontbonden huwelijksgemeenschap te begeleiden.

2.8             Op 29 april 2019 heeft de notaris de advocaat van de man, [advocaat man], een brief

gestuurd. In de brief stond het verzoek om met de man te bespreken dat bij voldoening door hem van een bedrag van € 59.415,50 de gemeenschap geheel verdeeld zou zijn, waarbij partijen elkaar kwijting verlenen en afzien van eventuele verdere vorderingen.

2.9       Op 5 juli 2020 heeft de advocaat van klaagster, [advocaat klaagster], de notaris een e-mailbericht gestuurd met het verzoek om op grond van artikel 678 lid 1 Rechtsvordering een proces-verbaal toe te sturen.

3.     De klacht en het verweer van de notaris

3.1             Eind januari 2019 heeft klaagster een afspraak gemaakt bij de notaris, omdat de man niet

meewerkte aan de verdeling. Het gesprek verliep stroef en de notaris gaf klaagster weinig hoop op een goede afloop. De notaris kwam vrouwonvriendelijk over. Verder heeft hij geen enkele actie ondernomen daarna.

3.2             Op 13 maart 2019 is klaagster bijgestaan door advocaat [advocaat klaagster]  nogmaals met

de notaris in gesprek gegaan. Tijdens het gesprek heeft de notaris zich alleen gericht tot de advocaat. Klaagster werd genegeerd. Na het gesprek heeft de advocaat van klaagster de notaris meerdere malen moeten verzoeken om over te gaan tot actie. Pas op 29 april 2019 heeft de notaris een brief naar de advocaat van de man gestuurd. Daarna heeft de notaris niets meer van zich laten horen. Ook reageerde hij niet op e-mailberichten van de advocaat van klaagster.

3.3             De ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap zit muurvast. Klaagster wil daarom

een nieuwe procedure starten bij de rechtbank, maar heeft hiervoor een proces-verbaal nodig. Nu de notaris geen gehoor geeft is klaagster radeloos en heeft zij zich tot de Kamer gewend.

3.4             De notaris heeft geen verweer gevoerd.

4.     De beoordeling van de klacht

4.1             Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm

als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

4.2       De Kamer overweegt het volgende. Nadat klaagster haar klacht had ingediend bij de Kamer heeft de griffiemedewerker de notaris per brief van 23 oktober 2020 verzocht om te reageren voor 13 november 2020. Op 27 november 2020 heeft de griffiemedewerker de notaris per e-mailbericht nogmaals verzocht om te reageren. Op 4 december 2020 mailt de notaris dat hij diezelfde dag een inhoudelijke reactie zal sturen. Bij e-mailbericht van 5 december 2020 bericht de notaris dat hij wegens enkele onverwachte spoedeisende zaken er niet aan toe is gekomen en maandag als eerste het dossier zal bekijken. Op 23 december 2020 en 4 januari 2021 stuurt de griffiemedewerker wederom een bericht dat het verweer niet is ontvangen. Op 4 januari 2021 stuurt de notaris een reactie dat het extreem druk was en dat hij de volgende dag hoopt te kunnen reageren. Op 26 februari 2021 is een aangetekende oproepbrief naar de notaris gezonden om op 17 maart 2021 om 15.15 uur ter mondelinge behandeling te verschijnen. De notaris heeft daarna niet meer gereageerd.

De Kamer gaat ervan uit dat de diverse e-mails en brieven van het secretariaat van de Kamer de notaris in goede orde hebben bereikt, nu de notaris, een aantal keren heeft gereageerd dat hij niet was toegekomen aan het schrijven van een inhoudelijke reactie.

4.3       Nu de notaris geen verweer heeft gevoerd zal de klacht als onweersproken gegrond worden verklaard. Vast is komen te staan dat de notaris eenmaal een brief heeft gestuurd naar de advocaat van de man. Daarna heeft de notaris stilgezeten. De Kamer is van oordeel, dat de notaris door het niet reageren op herhaalde verzoeken van klaagster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. Klaagster had aangegeven dat zij vast zat en niet verder kwam in de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. De notaris komt in het geheel niet in beweging. Hij laat klaagster derhalve in het ongewisse. Op het verzoek van de advocaat van klaagster tot het verstrekken van een proces-verbaal wordt ook niet gereageerd door de notaris. Het hem door klaagster terecht verweten nalaten wordt door het in het geheel niet inhoudelijk reageren op de klacht en het niet verschijnen ter mondelinge behandeling onderstreept en bevestigd. De klacht is gegrond.

5.     Concluderend

5.1             Door het tuchtrechtelijk laakbaar nalaten van de notaris is het vertrouwen van klaagster in het

notariaat ernstig geschonden en de notaris heeft door zijn nalaten de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. Hoewel de notaris ook na het indienen van de klacht op geen enkele wijze inhoudelijk heeft gereageerd en er dus geen blijk van geeft de onbetamelijkheid van zijn gedrag in te zien zal de Kamer dit keer nog volstaan met het opleggen van de maatregel van berisping.

5.2             Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde

lid, van de Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

5.3             De Kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna

en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

5.4             De notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 5.3 binnen vier weken na

het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

5.5             Verder ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van

de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,00. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris de maatregel van berisping op;

-        bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat tegen onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat, ten uitvoer zal worden gelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster van € 50,00;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500;

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes voorzitter, S.H. Poiesz en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.