ECLI:NL:TNORARL:2021:75 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/ 356395 KL RK 19 - 98

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:75
Datum uitspraak: 01-07-2021
Datum publicatie: 01-09-2022
Zaaknummer(s): C/05/ 356395 KL RK 19 - 98
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De voorzitter overweegt dat de door (de gemachtigde van) klaagster overgelegde getuigenverhoren uitsluitend zien op feiten en omstandigheden die ten tijde van de indiening van de oorspronkelijke klacht van klaagster reeds bekend waren en deze feiten en omstandigheden zijn ook aan de oorspronkelijke klacht ten grondslag gelegd en bij de beoordeling daarvan meegenomen.Het enkele gegeven dat bedoelde feiten en omstandigheden nadien door de getuigenverhoren nader zijn ingekleurd brengt in het voorgaande in beginsel geen verandering. Bedoelde feiten en omstandigheden waren bovendien bij (de gemachtigde van) klaagster en de tuchtrechter bekend voorafgaand aan en ten tijde van de uitspraak. Er is dus geen grond om aan te nemen dat de tuchtrechter op grond van de door de getuigenverhoren nader ingekleurde feiten en omstandigheden tot een andere uitspraak zou zijn gekomen. Geen grond daarom voor herzieningsverzoek en vanwege ne-bis-in-idem beginsel ook niet voor indiening nieuwe klacht. Voorzitter verklaart klager niet-ontvankelijk althans klacht /herzieningsverzoek kennelijk ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerknummer: C/05/356395 KL RK 19 - 98

Beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op het herzieningsverzoek en de klacht van

1) wijlen [V.],

laatstelijk wonende te […],

2) mr. P.H.M. Essink,

advocaat te Ooij,

gemachtigde van klaagster sub 1),

tegen

[N.],

notaris te […],

gemachtigde: mr. A.M.T. Weersink,

advocaat te Nijmegen.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster, de gemachtigde en de notaris genoemd.

 

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de klacht en het herzieningsverzoek van 12 juli 2019;
  • de aanhoudingsbeslissing van de voorzitter van de Kamer voor het Notariaat van 25 september 2019;
  • de nadere stukken van de gemachtigde van klaagster van 11 maart 2020;
  • de niet-ontvankelijk verklaring van klaagster en haar gemachtigde in het ingestelde hoger beroep van voornoemde aanhoudingsbeslissing van de voorzitter door de beslissing van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 9 juni 2020;
  • de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 12 augustus 2020;
  • de nadere stukken van de gemachtigde van klaagster van 1 januari 2021;
  • de e-mail van de secretaris van de kamer van 22 maart 2021;
  • de schriftelijke pleitnotities van de gemachtigde van klaagster 23 maart 2021;
  • de pleitnotities van de gemachtigde van de notaris van 29 april 2021.

2. De feiten

2.1 Op 27 februari 2014 is de partner van klaagster, [P.]  (hierna: erflater), overleden. Erflater leed aan de ziekte van Parkinson.

2.2 Op 15 december 2003 hebben klaagster en erflater samen een akte partnerschapsvoorwaarden en ieder een testament laten verlijden voor oud-notaris [Nn.]. Erflater heeft klaagster tot zijn enig erfgename benoemd en zijn kinderen onterfd.

2.3 Erflater heeft nadien bij testament van 2 december 2013 over zijn nalatenschap beschikt. 

2.4 Daaraan voorafgaand heeft oud-notaris [Nn.], voormalig kantoorgenoot van de notaris, op 25 november 2013 op het kantoor van de notaris een voorbespreking gevoerd met erflater.

2.5 Dezelfde dag nog, dus op 25 november 2013 heeft kandidaat-notaris [Nnn.] op het kantoor van de notaris (hierna: de kandidaat-notaris) - het concept-testament opgesteld en met erflater besproken. Daartoe heeft hij erflater opgezocht in de verpleeginstelling waar erflater op dat moment al geruime tijd verbleef.

2.6 Op 2 december 2013 is het testament ten kantore van de notaris, in aanwezigheid van erflater, van de notaris en van de kandidaat-notaris besproken en gepasseerd.

2.7 Bij dit testament heeft erflater zijn eerdere testament herroepen en zijn neef [H.] als enig erfgenaam benoemd. Het testament hield hierdoor een onterving van klaagster in.

2.8 Op 14 april 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris onder meer omdat de notaris bij het opmaken en passeren van het testament de wilsbekwaamheid van erflater onvoldoende zorgvuldig zou hebben onderzocht.

2.9 Op 27 januari 2015 heeft de kamer deze klacht ongegrond verklaard. Klaagster heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de notaris en gerechts- en deurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam.

2.10 Op 22 september 2015 heeft genoemde kamer van het gerechtshof Amsterdam de beslissing van de kamer bevestigd.

2.11 In de uitspraak van het gerechtshof van 8 december 2020 in de civiele procedure overweegt het gerechtshof onder meer:

“(…) Het hof komt al met al tot liet oordeel dat Vermeulen niet erin is geslaagd te

bewijzen dat [P.] op 2 december 2013 leed aan een geestelijke stoornis die een redelijke

waardering van de bij zijn uiterste wilsbeschikkingen betrokken belangen van zijn

geregistreerde partner belette.

2.20 Het hof acht het thans niet meer zinvol een onderzoek door een deskundige daarnaar

te bevelen. Dat zou wellicht wel zinvol kunnen zijn geweest als er naar aanleiding van de

getuigenverklaringen en de bewijsmiddelen in het dossier nog steeds gerede twijfel zou zijn

over de wilsbekwaamheid van [P.]. Het zou dan ook nodig zijn geweest dat er

betrouwbare en bruikbare medische informatie voorhanden zou zijn die het voor de

deskundige mogelijk maakt een reconstructie te maken van de situatie van [P.] op 2

december 2013, ook al zijn een persoonlijk gesprek en onderzoek van [P.] op die datum

niet meer mogelijk. Die gerede twijfel is er niet; betrouwbare medische informatie ontbreekt

als gezegd nog steeds. Het is, anders dan [V.] voorstelt, niet mogelijk dat het hof in

deze zaak bepaalt dat de deskundige het medisch dossier van de Stichting ZZG in Groesbeek

of van de huisarts van [P.] kan krijgen of inzien.”

3. De klacht en het verweer

3.1 In de voorliggende klacht en het daaraan gekoppelde herzieningsverzoek voert de gemachtigde van klager het volgende aan.

De gemachtigde stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat hij ondanks het overlijden van klaagster als door hem aan de kamer medegedeeld bij e-mail van 12 augustus 2020 de klacht en herzieningsprocedure op eigen titel kan voortzetten, omdat hij daar inmiddels ook een zelfstandig eigenbelang bij heeft.

Verder stelt de gemachtigde van klaagster dat de uitspraken van de kamer van 27 januari 2015 en van het hof van 22 september 2015 nietig zijn en dat reeds daarom de klacht opnieuw behandeld moet worden.

Een reden voor herziening tenslotte is gelegen in de getuigenverhoren in de civiele zaak. Deze verhoren hebben nieuwe feiten en omstandigheden opgeleverd die herziening van de uitspraak van de kamer van 22 september 2015 tot gevolg dienen te hebben, in die zin dat de klacht tegen de notaris alsnog gegrond zou moeten worden verklaard omdat de notaris de wilsbekwaamheid van erflater niet voldoende zorgvuldig heeft onderzocht.

3.2 De notaris heeft de klacht gemotiveerd betwist en stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van nietigheid van de kameruitspraak en dat (de gemachtigde van) klaagster niet in het herzieningsverzoek en of de klacht kan worden ontvangen, dan wel dat deze ongegrond dienen te worden verklaard. Op het verweer, voor zover hier van belang, wordt hierna ingegaan.

4. De beoordeling

Norm

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 99 lid 1 Wna, voor zover hier van belang, bepaalt dat klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen kunnen worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang.

4.3 Het begrip belanghebbende wordt door de vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2017:8) uitgelegd met het oog ook op de wetsgeschiedenis uit als volgt.

 “Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat.”

4.4 Over de herziening van tuchtrechtelijke beslissingen bevat de Wna geen bepalingen. Op grond van vaste rechtspraak (ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6394, ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2559 en ECLI:NL:GHAMS:2016:5292) is herziening van tuchtrechtelijke beslissingen aanvaard, maar met het oog op de rechtszekerheid dienen aan dit rechtsmiddel zware eisen te worden gesteld. Herziening kan immers leiden tot aantasting van onherroepelijke uitspraken van de notariële tuchtrechter. Op verzoek van een partij kan een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:

1) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;

2) bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;

3) ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.

4.5 De voorzitter kan op grond van artikel 99 lid 5 Wna een klacht na een summier onderzoek, zo nodig na de klager en de betrokken notaris te hebben gehoord, onmiddellijk met een gemotiveerde beslissing afwijzen als hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.

Toetsing

4.6  De voorzitter is van oordeel dat zich hier een situatie voordoet als bedoeld in

artikel 99 lid 5 Wna aangezien klaagster en haar gemachtigde om meerdere redenen kennelijk niet in het herzieningsverzoek dan wel de klacht kunnen worden ontvangen, dan wel dat deze kennelijk ongegrond verklaard dienen te worden. Ter toelichting het volgende.

4.7 De voorzitter stelt voorop dat (de gemachtigde van) klaagster de stelling dat de uitspraken van de kamer van 27 januari 2015 en van het hof van 22 september 2015 nietig zijn, feitelijk noch juridisch heeft onderbouwd. Van nietigheid van bedoelde uitspraken is ook overigens niet gebleken. Voor zover klager doelt op de onbevoegdheid van één van de leden van de kamer voor het notariaat die destijds de beslissing heeft genomen, geldt dat het gerechtshof Amsterdam heet geoordeeld dat die onbevoegdheid de beslissing niet non-existent maakt (ECLI:NL:GHAMS:2017:1928). In de onderhavige zaak is de klacht bovendien in hoger beroep aan volledige herbeoordeling onderworpen door het hof. Dit klachtonderdeel kan daarom geen aanleiding tot hernieuwde behandeling van de klacht vormen. Het oordeel van kamer en hof in deze zaak, behoudens het hierna te bespreken beroep op herziening, zijn dus een gegeven. Daarop stuit de hernieuwde klacht, met dezelfde inhoud, af (ne bis in idem).

4.8 Voor wat betreft de uitkomsten van de door (de gemachtigde van) klaagster overgelegde getuigenverhoren geldt dat deze uitsluitend zien op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan vóór de uitspraak van de kamer van 27 januari 2015 waarvan hier herziening wordt gevraagd. De getuigenverhoren zien uitsluitend op feiten en omstandigheden die ten tijde van de indiening van de oorspronkelijke klacht van klaagster reeds bekend waren en deze feiten en omstandigheden zijn ook aan de oorspronkelijke klacht ten grondslag gelegd en bij de beoordeling daarvan meegenomen.

Het enkele gegeven dat bedoelde feiten en omstandigheden nadien door de getuigenverhoren nader zijn ingekleurd brengt in het voorgaande in beginsel geen verandering. Bedoelde feiten en omstandigheden waren bovendien bij (de gemachtigde van) klaagster en de tuchtrechter bekend voorafgaand aan en ten tijde van de uitspraak. Er is dus geen grond om aan te nemen dat de tuchtrechter op grond van de door de getuigenverhoren nader ingekleurde feiten en omstandigheden tot een andere uitspraak zou zijn gekomen.

Aan de maatstaven voor herziening van de uitspraak van de kamer als hierboven omschreven onder 4.4 wordt dus niet voldaan. Dit geldt te meer nu uit de uitspraak van 8 december 2020 (zie 2.10) volgt dat het gerechtshof van oordeel is dat uit de getuigenverhoren geen gerede twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater voortvloeit. De kamer zou dus, alles wetende wat er bij gelegenheid van de getuigenverhoren is verklaard, niet tot een ander oordeel zijn gekomen.

4.9 Tegen de achtergrond van het voorgaande zijn er naar het oordeel van de voorzitter in de feiten en de omstandigheden van de voorliggende zaak zelf geen aanknopingspunten om te komen tot een (hernieuwde) behandeling van de (hernieuwde) klacht en/of het herzieningsverzoek dan wel (de gemachtigde van) klaagster in de klacht en/of het herzieningsverzoek van 12 juli 2019 te ontvangen. De voorzitter laat daarom onbesproken de vraag of, gegeven het feit dat klaagster inmiddels is overleden, de gemachtigde als zelfstandig belanghebbende in deze zaak kan worden ontvangen.

4.10 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

  • verklaart (de gemachtigde van) klaagster kennelijk niet ontvankelijk in de klacht en het herzieningsverzoek en verklaart de klacht en het herzieningsverzoek kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, op 1 juli 2021.

 
           
       
   

Tegen deze beslissing van de voorzitter kan klager binnen veertien dagen na de datum van de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Postadres: postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Klager dient daarbij gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen van de voorzitter hij zich niet kan verenigen.