ECLI:NL:TNORARL:2021:73 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/387513 / KL RK 21-70 C/05/387515 / KL RK 21-71

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:73
Datum uitspraak: 17-11-2021
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s):
  • C/05/387513 / KL RK 21-70
  • C/05/387515 / KL RK 21-71
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Voor zover de  gemachtigde de klacht mede namens zich zelf als klager sub 2)  heeft ingediend, is deze niet-ontvankelijk omdat de gemachtigde niet aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van de Wna. Voor het overige klacht klager sub 1) ongegrond. Onder meer vanwege het feit dat klager (hoewel begrijpelijk) ten onrechte veronderstelde dat de toegevoegd notaris is opgetreden als opvolger van toegevoegd notaris [V.].  Het had weliswaar de voorkeur verdiend dat toegevoegd notaris [V.] klager sub 1) over de afsluiting van de eerdere zaak had geïnformeerd, echter het is toegevoegd notaris [Nn.] niet te verwijten dat dit niet is gebeurd en/of dat daardoor deze onjuiste veronderstelling over de gang van zaken bij klager sub 1) is ontstaan.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/387513 / KL RK 21-70 en C/05/387515 / KL RK 21 - 71

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [K.],

wonend te […],

2. [Kk.],

kantoorhoudend te […],

klagers,

gemachtigde: [Kk.],

tegen

1.

[N.],

notaris te […],

2.

[Nn.],

toegevoegd notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klagers, toegevoegd notaris en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 27 april 2021
  • het verweer van de notaris van 16 juni 2021
  • de e-mail van klagers van 14 september 2021
  • de e-mail van de notaris van 15 september 2021

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 20 september 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de (toegevoegd) notaris anderzijds. Klager sub 2 heeft daarbij een pleitnota voorgedragen.

1.3 De kamer heeft bij aanvang van de behandeling ter zitting beslist dat de e-mail van klager van 14 september 2021, gelet op het feit dat de inhoud van de bijlagen bij deze e-mail bij de (toegevoegd) notaris bekend mag worden verondersteld, bij de behandeling te betrekken.

2. De feiten

2.1 Op 13 maart 2019 hebben klagers een bespreking gevoerd op het kantoor van de (toegevoegd) notaris, met [V.], toegevoegd notaris. De bespreking ging over de verdeling van de nalatenschap van de moeder van klager sub 1) waarin hij erfgenaam is samen met zijn zus [Z.] en met [O. en T.].

2.2 In het gesprek van 13 maart 2019 is afgesproken op welke wijze uitvoering zou worden gegeven aan het vonnis in kort geding van 7 februari 2019 waarbij de zus van klager sub 1)  is veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van een tot de nalatenschap behorende woning aan haar broer, klager sub 1).

2.3 In het gesprek van 13 maart 2019 is tevens afgesproken dat toegevoegd notaris [V.] namens klager sub 1) en zijn zus aan [O. en T.] een brief zal schrijven om te vragen om medewerking bij de verdere afhandeling van de nalatenschap.

2.4 Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft toegevoegd notaris [V.] een verslag toegestuurd van het gesprek van 13 maart 2019. Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft klager sub 2 mede namens klager sub 1 met dit gespreksverslag ingestemd.

2.5 Op 14 mei 2019 zijn de afspraken over de verdeling van de woning uitgevoerd.

2.6 Op 24 mei 2019 is de hierboven bedoelde brief door toegevoegd notaris [V.] aan [O. en T.] gestuurd. Daarop hebben [O. en T.] laten weten de gevraagde medewerking niet te verlenen.

2.7 Om bedoelde medewerking alsnog te verkrijgen heeft de zus van klager begin 2020 juridische bijstand gevraagd aan advocaat [A.] werkzaam op het kantoor van de (toegevoegd) notaris. De werkzaamheden van de advocaat waren gericht op een procedure om de bedoelde medewerking te bewerkstelligen.

2.8 Met het oog op de procedure tegen [O. en T.], die gevoerd zou worden door klager sub 1) en zijn zus, heeft de advocaat medewerking gevraagd aan de toegevoegd notaris. De toegevoegd notaris werd gevraagd een volmacht op te stellen waarbij klager sub 1) en zijn zus de Stichting [N.] Executele en Bewind (hierna: de stichting) machtigden om namens hen gezamenlijk op te treden. Deze volmacht was in de optiek van de advocaat [A.] noodzakelijk omdat klager sub1) en zijn zus weliswaar samen eisende partij waren, echter vanwege hun meningsverschillen wensten zij in persoon niet gezamenlijk op te trekken.

2.9 De toegevoegd notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de stichting als gevolmachtigde zou kunnen optreden wanneer klager sub 1) en zijn zus deze zouden machtigen met de door het kantoor in zaken als deze standaard gehanteerde volmacht en akkoord zouden gaan met een opdrachtbevestiging. Bedoelde volmacht bevat een vrijwaringsclausule.

2.10 Bij e-mail van 11 november 2020 gericht aan de afdeling notariaat en met afschrift aan de advocaat, heeft klager sub 2) laten weten bezwaar te maken tegen het optreden van de advocaat en tegen de vrijwaringsclausule.

2.11 Bij brief van 26 november 2021 heeft de notaris op de e-mail van klager sub 1) gereageerd.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de (toegevoegd) notaris:

1. Een advocaat van hetzelfde kantoor treedt op als advocaat van de wederpartij van klager, terwijl klager sub 1) eerder klant was van het notariaat.

2. De toegevoegd notaris is niet voorgesteld aan klagers toen hij met de zaak begon.

4. De toegevoegd notaris heeft voorbarig contact gelegd met de wederpartij van klager sub 1).

7. De volmacht(en) die de toegevoegd notaris gebruikt zijn opgesteld door de advocaat in plaats van de notaris.

11. De opdracht tot het opstellen en uitvoeren van de volmacht bevat een onredelijk bezwarend vrijwaringsbeding.

3.2 Op het verweer van de (toegevoegd) notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de (toegevoegd) notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 99 lid 1 Wna bepaalt dat klachten tegen een notaris, een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris kunnen worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang.

4.3 Artikel 18 lid 2 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels 2011 (VBG) bepaalt dat de notaris geen akten passeert bij de totstandkoming waarvan hij of een kantoorgenoot als partijadviseur van een van de partijen betrokken is geweest, tenzij alle betrokkenen daarmee instemmen op grond van aan hen vooraf verstrekte informatie.

4.4 Ontvankelijkheid klager sub 2)

De kamer overweegt dat het belanghebbende begrip volgens de (toelichting op) de Wna en de vaste rechtspraak op dit punt weliswaar ruim is, maar niet zodanig dat klager sub 2) in dit geval in deze klacht kan worden ontvangen. Klagers sub 2) heeft als advocaat van klager sub 1) immers geen eigen persoonlijkbelang bij de behandeling van de voorliggende klacht en dit is, gelet op eerder genoemde rechtspraak, een minimum vereiste. Dit is slechts anders indien men opkomt voor het algemeen belang, maar ook dit is in het geval van klager sub 2) in deze zaak niet gesteld en niet gebleken. De klacht voor zover ingediend door klager sub2) wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard en de verdere inhoudelijke behandeling van deze zaak ziet dus uitsluitend op de klacht voor zover ingediend door klager sub 1).

4.5 De klacht tegen de notaris

De notaris is eerst bij de voorliggende zaak betrokken geraakt bij gelegenheid van de klacht die klager op 11 november 2020 over deze zaak bij zijn kantoor heeft ingediend.

De notaris heeft bij brief van 26 november 2020 op de klacht van klager gereageerd, maar in de onderhavige kwestie verder feitelijk geen werkzaamheden verricht.

Afgezien van het feit dat klagers het oneens zijn met de inhoud en de strekking van de brief van 26 november 2020 hebben klagers niet gesteld of onderbouwd welk doen of laten zij de notaris in deze zaak specifiek verwijten. De klacht tegen de notaris moet daarom ongegrond verklaard worden.

4.6 De klacht tegen de toegevoegd notaris

Deze klacht moet ongegrond verklaard worden. Ter toelichting het volgende.

4.6.1 Klachtonderdeel 1) Een advocaat van hetzelfde kantoor treedt op als advocaat van de wederpartij van klager sub 1), terwijl klager sub 1) eerder klant was van het notariaat.

Klager sub 1) stelt weliswaar dat door de gevolgde werkwijze de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de toegevoegd notaris is geschonden, echter deze stelling heeft hij feitelijk niet nader onderbouwd. Ook is uit de stukken en de toelichting ter zitting niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan partijdigheid of afhankelijkheid van de toegevoegd notaris moet worden aangenomen. De enkele omstandigheid dat de toegevoegd notaris en de advocaat beiden werkzaam zijn voor hetzelfde samenwerkingsverband, rechtvaardigt het verwijt dat klager sub 1) de toegevoegd notaris hier maakt niet.

De werkwijze die de toegevoegd notaris hier ten opzichte van de advocaat gevolgd heeft blijft bovendien binnen de grenzen die de VBG  stelt aan dit soort interdisciplinaire samenwerking binnen kantoorverband. De klacht op dit punt wordt daarom ongegrond verklaard.

4.6.2 Klachtonderdeel 2) De toegevoegd notaris is niet voorgesteld aan klagers toen hij met de zaak begon.

Aan dit verwijt ligt de veronderstelling ten grondslag dat de toegevoegd notaris in deze zaak is opgetreden als opvolger van toegevoegd notaris [V.] in een doorlopende opdracht. Echter uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting volgt dat toegevoegd notaris [V.] destijds uitsluitend betrokken was bij de werkzaamheden als omschreven in het gespreksverslag van de bijeenkomst op 13 maart 2019. Nadat [O. en T.] destijds lieten weten hun medewerking niet te verlenen heeft toegevoegd notaris [V.] zijn bemoeienis met deze zaak gestaakt. Intern is het dossier afgesloten. Hiervan is echter door toegevoegd notaris [V.] geen mededeling gedaan aan klager sub 1), hetgeen beter ware geweest. Dit valt echter de toegevoegd notaris [Nn.]niet te verwijten.

Van overdracht van werkzaamheden door toegevoegd notaris [V.] aan de toegevoegd notaris [Nn.] is destijds geen sprake geweest aangezien er destijds in deze zaak ook geen werkzaamheden meer te verrichten waren. De toegevoegd notaris [Nn.] heeft op dat punt, zo is niet in geschil, ook geen werkzaamheden verricht.

De vraag van de advocaat over de volmacht, die bovendien eerst een jaar later aan de orde is gekomen, heeft dus ook niet geleid tot heropening van het eerdere dossier van klager sub 1) en evenmin tot opvolging van toegevoegd notaris [V.] door de toegevoegd notaris [Nn.].

De veronderstelling van klager sub 1) dat de toegevoegd notaris is opgetreden als opvolger van toegevoegd notaris [V.] is dus weliswaar begrijpelijk door de voor hem niet kenbare sluiting van het dossier, maar onjuist. Hoewel het, zoals gezegd, de voorkeur had verdiend dat toegevoegd notaris [V.] klager sub 1) over de afsluiting van de eerdere zaak had geïnformeerd, is het de toegevoegd notaris [Nn.] niet te verwijten dat dit niet is gebeurd en/of dat daardoor deze onjuiste veronderstelling over de gang van zaken bij klager sub 1) is ontstaan. De klacht op dit punt treft daarom geen doel.

4.6.3 Klachtonderdeel 3 ) De toegevoegd notaris heeft voorbarig contact gelegd met de wederpartij van klager sub 1).

Uit de toelichting volgt dat klager sub 1) de zus van klager sub 1) aanmerken als de wederpartij van klager sub 1). Echter in het geval van de volmacht waarvoor de advocaat contact zocht met de toegevoegd notaris kan de zus van klager sub 1) niet worden aangemerkt als de wederpartij van klager sub 1). De volmacht was namelijk juist bedoeld om klager sub 1) en zijn zus gezamenlijk te laten optreden tegenover [O. en T.] in de procedure tot medewerking bij de afhandeling van de nalatenschap.

Tegen de achtergrond van dit gegeven ontbeert dit klachtonderdeel feitelijke grondslag, dan wel een juiste onderbouwing daarvan mankeert. Dit geldt te meer nu uit de stukken niet valt op te maken dat de toegevoegd notaris degene is geweest die met klager sub 1) dan wel de zus van klager sub 1) over de concept-volmacht gesproken heeft. De klacht is daarom ook op dit onderdeel ongegrond.

4.6.4 Klachtonderdeel 4) De volmacht(en) die de toegevoegd notaris gebruikt zijn opgesteld door de advocaat in plaats van de notaris.

Bij gebrek aan feitelijke onderbouwing van dit verwijt en betwisting daarvan door de toegevoegd notaris moet ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaard worden.

 

4.6.5 Klachtonderdeel 5) De opdracht tot het opstellen en uitvoeren van de volmacht bevat een onredelijk bezwarend vrijwaringsbeding.

De kamer overweegt ten eerste dat de toegevoegd notaris dit verwijt gemotiveerd heeft betwist. Tegenover deze gemotiveerde betwisting door de toegevoegd notaris hebben klagers hun verwijt dat sprake is van een uitzonderlijk beding dat onredelijk bezwarend is op dit punt niet nader onderbouwd, waarbij ook geldt dat klager sub 1) niet gehouden was de volmacht aan de stichting te geven indien de daaraan gekoppelde voorwaarden voor hem niet acceptabel waren.

Daarbij komt dat toetsing van de redelijkheid van een beding in de opdrachtvoorwaarden in beginsel is voorbehouden aan de civiele rechter. Het ontbreekt hier dus al met al aan aanknopingspunten op grond waarvan in dit verband tot schending van het notariële tuchtrecht geconcludeerd zou kunnen worden. Dit betekent dat de klacht ook op dit onderdeel ongegrond verklaard moet worden.

4.7 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart klager sub 2) niet-ontvankelijk in zijn klacht;

- verklaart de klacht voor zover ingediend door klager sub 1) op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter,

mr. J.A.H. Bruggemann en mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

17 november 2021.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.