ECLI:NL:TNORARL:2021:71 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/382616 KL RK 21-7 C/05/382617 KL RK 21-8

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:71
Datum uitspraak: 27-12-2021
Datum publicatie: 31-03-2022
Zaaknummer(s):
  • C/05/382616 KL RK 21-7
  • C/05/382617 KL RK 21-8
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft de feiten en omstandigheden die de (kandidaat-)notaris in dit verband aandraagt niet betwist en (h)erkent deze deels ook. Klaagster echter stelt zich op het standpunt dat bedoelde feiten en omstandigheden anders geïnterpreteerd dienen te worden omdat zij gezien moeten worden als een verschijningsvorm of gevolg van de persoonlijkheidsstoornis van moeder.Echter naar het oordeel van de kamer geen grond voor een tuchtrechtelijk verwijt (kandidaat-)notaris voor passeren testament ed.De (kandidaat-)notaris heeft moeder vele malen bezocht, telkens dezelfde ordelijke toestand aangetroffen en telkens dezelfde consistente, beredeneerde wensen voor wat betreft het testament van moeder vernomen. Niet is gesteld of gebleken dat de door klaagster aangevoerde feiten en omstandigheden voor de notaris redelijkerwijze kenbaar waren en als zij al kenbaar waren, of dat voor de (kandidaat-)notaris een reden had moeten zijn af te zien van het passeren van het testament. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/382616 / KL RK 21-7 en C/05/382617 KL  RK 21-8

tussenbeslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.]

wonende te […],

gemachtigde: mr. P.C.A. van Baaren,

tegen

1.

[N.]

notaris te […],

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg,

2.

[Nn],

kandidaat-notaris te […]

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de (kandidaat-) notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 8 januari 2021
  • het verweer van de notaris van 18 februari 2021
  • de e-mail van het secretariaat aan partijen van 24 juni 2021
  • de e-mail van de gemachtigde van klaagster met bijlagen van 28 juli 2021
  • de e-mail van de gemachtigde van de notaris van 29 juli 2021

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 28 mei 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde enerzijds en de notaris en de kandidaat-notaris, bijgestaan door hun gemachtigde, anderzijds.

1.3.1 Ter zitting is vastgesteld dat klaagster haar klacht heeft ingediend omdat zij veel vragen heeft over onder meer de betrokkenheid van de (kandidaat-) notaris bij het opstellen van de verklaring van executele en de verklaring van erfrecht met betrekking tot het overlijden van de vader van klaagster, de gang van zaken rondom de onderbewindstelling van haar broer en het opstellen van het levenstestament van haar broer en haar moeder.

1.3.2 Partijen hebben afgesproken dat klaagster deze vragen zou voorleggen aan notaris [B.] te […] en daarna de kamer zou laten weten of zij haar klacht zou intrekken en zo niet op welke punten klaagster haar klacht alsnog door de kamer beoordeeld wenst te zien.

1.4 Klaagster heeft in haar e-mail van 28 juli 2021 laten weten haar klacht te handhaven en medegedeeld op welke punten zij alsnog een uitspraak van de kamer wenst. Op 29 juli 2021 heeft de notaris op bedoelde mededeling van klaagster gereageerd.

2. De feiten

2.1 Op 4 juni 2011 is overleden de vader van klaagster [V.], echtgenoot van mevrouw [M.], de moeder van klaagster.

2.2 Op 8 juli 2011 is met betrekking tot de nalatenschap van de vader van klaagster door notaris [O.] een verklaring van erfrecht afgegeven. Daarin is onder meer bepaald:

“(…) De erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. De zuivere aanvaarding blijkt uit drie onderhandse verklaringen van aanvaarding die aan de akte zijn gehecht. (…) Mitsdien is erflaters voornoemde echtgenote blijkens voormelde boedelverdeling, enig eigenares geworden van alle goederen, behorende tot voormelde huwelijksgemeenschap en de daarin begrepen nalatenschap van erflater. Erflaters echtgenote is derhalve bevoegd de goederen behorende tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de daarin begrepen nalatenschap van erflater te beheren en daarover te beschikken.”

2.3 Op 28 september 2017 is met betrekking tot de nalatenschap van de vader van klaagster door de notaris een verklaring van executele afgegeven die dezelfde dag is toegestuurd aan de moeder van klaagster.

2.4 Op 20 februari 2018 heeft de notaris voor de moeder van klaagster een levenstestament gepasseerd waarin [G.] en [Gg.] als gevolmachtigden zijn aangewezen.

2.5 Bij e-mail van 22 maart 2018 informeert klaagster, met een afschrift aan de notaris, bij het kantoor van notaris [O.] voornoemd waarom de indertijd door haar getekende verklaring van zuivere aanvaarding bij het kantoor van [O.] niet gevonden kon worden en waarom er na al die jaren een andere notaris is benaderd om na vele jaren de erfenis af te ronden.

2.6 Op 23 maart 2018 is hierop door een medewerker van [O.] notarissen gereageerd per e-mail met een afschrift aan de notaris met de mededeling: “Het enige wat ik kan bevestigen, is dat wij inzake de nalatenschap van uw vader destijds uw moeder van dienst zijn geweest met het opmaken van de verklaring van erfrecht en het verzorgen van de aangifte erfbelasting. Of en waarom er een andere notaris zou zijn benaderd, is ons niet bekend.”

2.7 Op 9 april 2018 heeft de notaris ook voor de broer van klaagster, [B.], een levenstestament gepasseerd. Daarin is onder meer bepaald dat [G.] en [Gg] als gevolmachtigden zullen optreden.

2.8 Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 20 juni 2018 is de broer van klaagster door de kantonrechter onder bewind gesteld. Bij deze beschikking zijn [G.] en [Gg.]  voornoemd als bewindvoerders aangesteld.

2.9 Op 6 augustus 2019 heeft klaagster [Gg.] medegedeeld dat zij in verband met de ziekenhuisopname van haar broer vanuit Frankrijk naar Nederland zal reizen met het oog op de oplossingen die nu voor moeder gezocht en gevonden dienen te worden.

2.10 Op 19 augustus 2019 is klaagster met haar moeder afgereisd naar Frankrijk. Sedert eind maart 2020 woont klaagster in Nederland, samen met haar moeder voor wie zij zorgt.

2.11 Op 5 september 2019 hebben [G.] en [Gg.] een verzoek tot onderbewindstelling van de moeder van klaagster bij de rechtbank Gelderland ingediend. In die procedure heeft de advocaat van de moeder van klaagster bij brief van 5 november 2019 verzocht om [H.] als bewindvoerder te benoemen in plaats van [G.] en [Gg.] die zichzelf als bewindvoerders hadden voorgesteld.

Aan dit verzoek ligt ten grondslag dat de moeder van klaagster zich onder druk gezet voelt door [G.] en [Gg.] en dat zij om die reden ook afstand neemt van het levenstestament waarbij [G.] en [Gg.]  als haar gevolmachtigden zijn aangewezen.

2.12 Bij brief van 26 november 2019 hebben [G.] en [Gg.], onder verwijzing naar de zitting van 15 november 2019 waarop het verzoek tot onderbewindstelling van 5 september 2019 is behandeld, (de moeder van) klaagster en de notaris meegedeeld dat zij hun aanwijzing als gevolmachtigden door het levenstestament van de moeder van klaagster van 20 februari 2018 per direct opzeggen.

2.13 Op 9 februari 2020 is de broer van klaagster overleden.

2.14 Op 23 maart 2020 verzoekt de moeder van klaagster de notaris middels een aangetekende brief om een kopie van haar testament.

2.15 Bij e-mail van 11 mei 2020 deelt de notaris klaagster mee dat het opvragen van het testament door de moeder van klaagster zelf moet worden gedaan. “Ze moet daarvoor wel in staat zijn. Het is inmiddels even geleden dat we haar gesproken hebben. Ik zal haar deze week nogmaals bellen”.

2.16 Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft klaagster de notaris laten weten de totstandkoming van het levenstestament van haar moeder in twijfel te trekken. In ditzelfde bericht vraagt klaagster de kandidaat-notaris om een kopie van het levenstestament van haar broer.

2.17 Bij e-mail van 12 mei 2020 deelt de notaris klaagster het volgende mee: “Bij de uitoefening van mijn werkzaamheden moet ik mij houden aan mijn beroeps- en gedragsregels. Dat betekent dat ik niet zomaar een testament mag opsturen. Als de situatie van uw moeder op dit moment zodanig is dat zij zelfstandig in staat is het testament op te vragen, kan en zal ik aan een dergelijk verzoek onmiddellijk gehoor geven. Indien uw moeder niet zelfstandig daartoe in staat is, of ik daar over gerede twijfels heb, kan en mag ik dat niet doen. Voor een eventueel levenstestament geldt hetzelfde.”

2.18 Op 17 juni 2020 is op verzoek van notaris [B.], kandidaat-notaris te […] door [A.], de wilsbekwaamheid van de moeder van klaagster beoordeeld. Genoemde arts komt tot de conclusie dat de geestelijke toestand van de moeder van klaagster in aanmerking genomen, zij niet meer in staat is haar wil zelfstandig naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien ten aanzien van het opstellen of wijzigen van haar testament of levenstestament.

2.19 Op 2 juli 2020 heeft klaagster de notaris aangetekend een kopie van de verklaring van erfrecht van haar broer gedateerd 19 juni 2020 toegestuurd en nogmaals gevraagd om afgifte van een kopie van zijn levenstestament.

2.20 Op 14 juli 2020 heeft de notaris klaagster een kopie van het levenstestament van haar broer toegestuurd.

3. De klacht en het verweer

3.1 De kamer gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de brief van 26 juli 2021 waarin klaagster conform de instructie bij aanhouding haar resterende klachtonderdelen heeft omschreven. Deze klachtonderdelen kunnen als volgt worden samengevat:

1) Klaagster zet vraagtekens bij de gang van zaken omtrent de onderbewindstelling van haar broer en verwijt de (kandidaat-)notaris betrokkenheid bij de onderbewindstelling;

2) Klaagster verwijt de (kandidaat-)notaris geen duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de wilsbekwaamheid van haar moeder is getoetst bij het opstellen van het testament;

3) De notaris heeft klaagster geen kopie van de verklaring van erfrecht 2017 toegestuurd;

4) Klaagster wil de jaarlijkse rekening en verantwoordingen van de bankrekening van haar moeder van de notaris ontvangen.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Norm

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de (kandidaat-)notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 99 lid 21 Wna bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.


Toetsing

4.3.1 De kamer stelt voorop dat klaagster haar klacht heeft ingediend tegen de notaris en de kandidaat-notaris tezamen en geen onderscheid heeft gemaakt tussen hun rol in de behandeling van de zaak. De (kandidaat-) notaris heeft in het gezamenlijk ingediend verweer evenmin onderscheid gemaakt voor wat betreft de rol die de notaris enerzijds en de kandidaat-notaris anderzijds in de werkzaamheden in deze zaak heeft vervuld.

De kamer zal de klacht daarom behandelen als volledig gericht tegen zowel de notaris als tegen de kandidaat-notaris.

4.3.2 De kamer ziet aanleiding de klachtonderdelen in aangepaste volgorde te bespreken.

Klachtonderdeel 4) Klaagster wil de jaarlijkse rekening en verantwoordingen van de bankrekening van haar moeder van de notaris ontvangen.

Klaagster heeft dit punt eerst na aanhouding aangevoerd. Een dergelijke uitbreiding komt echter in dit stadium van behandeling van de klacht niet voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking. Dit betekent dat klaagster op dit punt niet in haar klacht kan worden ontvangen.

4.3.3 Klachtonderdeel 1) Klaagster verwijt de (kandidaat-)notaris betrokkenheid onderbewindstelling broer

Klaagster is ervan overtuigd dat haar broer zelf niet onder bewind gesteld wilde worden. Uit de gang van zaken rondom de onderbewindstelling moet naar haar mening worden afgeleid dat de (kandidaat-)notaris het verzoek tot onderbewindstelling heeft ingediend.

Klaagster neemt het de (kandidaat-) notaris kwalijk dat hij daarover geen duidelijkheid geeft en ook dat de (kandidaat-)notaris er niet voor heeft gezorgd dat klaagster voorafgaand aan de beslissing tot onderbewindstelling werd gehoord.

De kamer overweegt dat niet is gesteld of gebleken dat de (kandidaat-)notaris het initiatief heeft genomen tot onderbewindstelling van de broer van klaagster. Bovendien, zelfs al zou zijn komen vast te staan dat de (kandidaat-) notaris een dergelijk initiatief genomen heeft, dan nog zou daarmee op zichzelf beschouwd geen sprake zijn van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Feiten of omstandigheden op grond waarvan een dergelijk verwijt in dit verband niettemin gemaakt zou moeten worden, zijn niet gesteld of gebleken.

Wat betreft de procedure die geleid heeft tot de onderbewindstelling overweegt de kamer dat deze procedure is gevoerd bij de rechtbank Gelderland en dat de gevolgde procedure niet onder de verantwoordelijkheid van de (kandidaat-) notaris valt. De klacht zal daarom op dit punt ongegrond verklaard worden.

4.3.4 Klachtonderdeel 2) Klaagster verwijt de (kandidaat-)notaris onduidelijkheid over toetsing wilsbekwaamheid moeder bij opstellen van het testament

De kamer overweegt dat de (kandidaat-) notaris vanwege zijn geheimhoudingsplicht de inhoud en de aanleiding (voor cliënte voor het opmaken) van het testament weliswaar niet mag delen, maar dat klaagster wel een redelijk belang heeft bij informatie over de werkwijze van de (kandidaat-) notaris bij de totstandkoming van het testament, in het bijzonder voor wat betreft de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de moeder van klaagster.

De (kandidaat-) notaris wordt daarom bij deze tussenbeslissing in staat gesteld zich, met in achtneming van zijn geheimhoudingsplicht op dit punt, zo gedetailleerd als mogelijk uit te laten.

4.3.5 Klachtonderdeel 3) De notaris heeft klaagster geen kopie van de verklaring van erfrecht 2017 toegestuurd

De kamer overweegt dat klaagster in haar brief van 26 juli 2021 vermeldt dat haar klacht ziet op het niet afgeven van een afschrift van de verklaring van erfrecht, maar dat aangenomen wordt dat zij de verklaring van executele bedoelt. In de inleidende klacht wordt een klacht ingediend met betrekking tot de gang van zaken rondom de door de notaris opgestelde verklaring van executele, terwijl het de kamer niet gebleken is dat naast de verklaring van executele ook een verklaring van erfrecht is opgesteld door de notaris.

Uitgaande van de klacht zoals klaagster die thans formuleert, overweegt de kamer dat klaagster ook dit punt eerst na aanhouding heeft aangevoerd. Een dergelijke uitbreiding c.q. wijziging van de klacht komt echter in dit stadium van behandeling van de klacht niet voor inhoudelijke beoordeling in aanmerking. Dit betekent dat klaagster op dit punt niet in haar klacht kan worden ontvangen.

4.3.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. De tussenbeslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- stelt de (kandidaat-)notaris in de gelegenheid zich binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van deze beslissing uit te laten over zijn werkwijze bij de totstandkoming van het testament van de moeder van klaagster als bedoeld onder 4.3.4 ;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. G.J. Meijer,

mr. S.V. Viveen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.

De secretaris

 

De voorzitter

   

Van deze tussenbeslissing is geen apart hoger beroep mogelijk. Dit kan eventueel gezamenlijk met de eindbeslissing.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

 

Kenmerk:         C/05/382616 / KL RK 21-7 en C/05/382617 KL  RK 21-8

eindbeslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

gemachtigde: mr. P.C.A. van Baaren,

tegen

1.

[N.],

notaris te […],

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg,

2.

[Nn.],

kandidaat-notaris te […],

gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de (kandidaat-) notaris genoemd.

1. Het verdere verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

de tussenuitspraak van 12 oktober 2021

de e-mail van de gemachtigde van de notaris van 8 november 2021

de e-mail van klaagster van 12 november 2021.

1.2.      Bij tussenbeslissing van 12 oktober 2021 heeft de kamer, met aanhouding van de beslissing op de overige klachtonderdelen, de notaris in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over zijn werkwijze bij totstandkoming van het testament van de moeder van klaagster. Klaagster heeft op bedoelde uitlating van de notaris gereageerd.

2. De verdere beoordeling

2.1 De kamer neemt over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde tussenuitspraak.

2.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2 (klaagster verwijt de (kandidaat-)notaris onduidelijkheid over toetsing wilsbekwaamheid moeder bij opstellen van het testament) heeft de (kandidaat-)notaris in zijn nadere reactie een beschrijving gegeven van de werkwijze die gevolgd is bij het opstellen van het testament. De (kandidaat-)notaris heeft daarbij vermeld in de periode van 2 juni 2017 tot en met 9 april 2018 in totaal zes maal bij moeder op huis bezoek te zijn geweest en daarbij de grote woning altijd opgeruimd en de tuin ook goed onderhouden te hebben aangetroffen. Moeder heeft de (kandidaat-)notaris daarbij altijd op montere wijze openhartig te woord gestaan en daarbij voor wat betreft haar testament in de gesprekken van 29 januari 2018, 20 februari 2018, 13 maart 2018 en 9 april 2018  telkens ook op open vragen duidelijk beredeneerd haar consistente wensen voor wat betreft de inhoud van haar testament verwoord. De (kandidaat-)notaris heeft daarom niet getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van moeder.

2.3 Klaagster heeft de feiten en omstandigheden die de (kandidaat-)notaris in dit verband aandraagt niet betwist, echter zij stelt zich op het standpunt dat deze feiten en omstandigheden anders geïnterpreteerd dienen te worden omdat zij gezien moeten worden als een verschijningsvorm of gevolg van de persoonlijkheidsstoornis van moeder.

Klaagster heeft in haar nadere reactie van 12 november 2021 beschreven waarop zij deze visie baseert. Daarbij vermeldt zij onder meer niet te betwijfelen dat moeder gewild heeft dat klaagster onterfd zou worden en dat het feit dat klaagster via Den Hartog van haar onterving op de hoogte is geraakt, mede illustreert dat de (kandidaat-)notaris in deze zaak en zeker ook bij het bepalen van de wil van moeder, niet zorgvuldig te werk is gegaan.

2.4 De kamer overweegt dat de (kandidaat-)notaris bij de beoordeling van de vraag of moeder wilsbekwaam was om haar testament op te maken, in eerste instantie mag afgaan op de eigen waarneming. Daarbij komt de (kandidaat-)notaris een redelijke beoordelingsvrijheid toe. Deze beoordelingsvrijheid dient de (kandidaat-)notaris op zorgvuldige wijze in te vullen. Vervolgens gaat het om de vraag of de (kandidaat-)notaris redelijkerwijze tot de overtuiging is gekomen dat er sprake was van (voldoende) wilsbekwaamheid. Hierbij kan getoetst worden aan de indicatoren die volgen uit het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid.

2.5 De handelwijze van de (kandidaat-)notaris in deze zaak - die op zichzelf beschouwd door klaagster niet is betwist en daarmee als vaststaand mag worden aangenomen - is naar het oordeel van de kamer, voldoende zorgvuldig te noemen.

De (kandidaat-)notaris heeft moeder vele malen bezocht, telkens dezelfde ordelijke toestand aangetroffen en telkens dezelfde consistente, beredeneerde wensen voor wat betreft het testament van moeder vernomen. Het feit dat klaagster zich vanwege de door haar gestelde feiten en omstandigheden op het standpunt stelt dat de kandidaat-notaris de situatie anders had moeten beoordelen, brengt in het voorgaande geen verandering, aangezien juist niet is gesteld of gebleken dat bedoelde feiten en omstandigheden voor de notaris redelijkerwijze kenbaar waren. Klaagster zegt immers met zoveel woorden het beeld dat de (kandidaat-)notaris van moeder schetst, te herkennen.

Overigens, zelfs al zou de (kandidaat-)notaris van de door klaagster gestelde feiten en omstandigheden op de hoogte zijn geweest, dan nog is de vraag of de (kandidaat-) notaris om die reden tot juridische wilsonbekwaamheid van moeder had moeten concluderen en om die reden van het passeren van het testament had moeten afzien.

2.6 De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard.

2.7 Het voorgaande en hetgeen reeds is overwogen en beslist in voormelde tussenuitspraak leidt tot de volgende beslissing.

3. De eindbeslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor wat betreft de klachtonderdeel 3)  en 4)

verklaart de klacht op de onderdelen 1) en 2) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. G.J. Meijer,

mr. S.V. Viveen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 27 december 2021.

De secretaris                                                      De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.