ECLI:NL:TNORARL:2021:65 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/382297 KL RK 21-6

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:65
Datum uitspraak: 21-06-2021
Datum publicatie: 03-03-2022
Zaaknummer(s): C/05/382297 KL RK 21-6
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De oud-notaris heeft op geen enkele manier inzichtelijk of aannemelijk kunnen maken dat hij op een zodanig laat moment in dit dossier van het vermogen in de VS wist dat van hem op geen enkel - uit tuchtrechtelijk oogpunt relevant - moment in de afwikkeling van de nalatenschap in redelijkheid verwacht kon worden dat hij klager (nader) zou informeren over de erfrechtelijke en fiscale gevolgen daarvan, met name met het oog op de legitieme aanspraken van klagers’ onterfde broer. In zoverre klacht gegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/382297 / KL RK 21-6

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.]

wonende te […]

klager,

gemachtigde: mr. E.J. Lievense,

tegen

[N.],

oud-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

de klacht, met bijlagen, van 8 januari 2021

het verweer van de notaris van 18 februari 2021

de brief met bijlagen van mr. Lievense van 1 april 2021

de ongedateerde brief van de oud-notaris in reactie op voornoemde brief van mr. Lievense

de spreekaantekeningen van mr. Lievense

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 12 april 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klager per skype, bijgestaan door zijn - wel ter zitting verschenen - advocaten (te weten m. E.J. Lievense en mr. S.H. van Os) enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 10 februari 2010 hebben [M.] (hierna: erflaatster) en [V.] (hierna: erflater) over hun nalatenschap beschikt. Zij hebben daartoe ieder een testament opgesteld in de staat [F.] (VS), waar zij, hoewel afkomstig uit Nederland, al 25 jaar hun gewone verblijfplaats hadden en een bloemenexportbedrijf exploiteerden.

2.2 Erflaters zijn de ouders van klager en zijn broer [B.] Klager en zijn broer zijn opgegroeid in de VS en wonen daar op dit moment ook nog.

2.3 Bij voornoemd testament is de broer van klager onterfd en is klager tot enig erfgenaam benoemd.

2.4 Medio 2010 zijn erflaters naar Nederland teruggekeerd. Klagers hebben zich in die periode tot de thans oud-notaris gewend.

2.5 Op 2 augustus 2010 zijn door de oud-notaris voor erflaters twee nieuwe testamenten gepasseerd, waarbij alle voorgaande testamenten zijn herroepen en Nederlands recht op de afwikkeling van de nalatenschap van toepassing is verklaard. Voorts is bij deze testamenten de broer van klager als erfgenaam uitgesloten en zijn in deze testamenten ook tweetrapsmakingen opgenomen.

2.6 Op 22 februari 2015 is erflaatster overleden en op 12 januari 2018 is erflater overleden.

2.7 Op 15 januari 2018 heeft de oud-notaris een verklaring van erfrecht gepasseerd waarin is bepaald dat klager als enig erfgenaam de nalatenschap van erflaters zuiver heeft aanvaard.

2.8 Klager heeft op 9 februari 2018 in reactie op een vraag de volgende e-mail van de oud-notaris ontvangen:

“(…) Ook het Amerikaanse bezit komt geheel aan u toe. Voor zover ik weet bestaat er in Amerika geen legitieme portie.(…)”

2.9 Hierop reageert klager bij e-mail van 11 februari 2018 als volgt: “(…) Dat dacht ik ook maar ik wou u eventjes vragen. Nog een vraag. Dus de “mortgage” die mijn vader hier heeft in Amerika wordt niet bij op geteld met zijn vermogen/bezittingen in Nederland? Ik dacht het niet want zoals u weet, mijn vader heeft ook een laatste will en testament in Amerika.(…) “

2.10 De notaris reageert hierop als volgt: “(…) Dat is juist . (…)”.

2.11 De broer van klager heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie. Hierover is tussen klager en zijn broer een procedure aanhangig bij de rechtbank Noord - Nederland.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris onzorgvuldig handelen. De klacht valt in drie onderdelen uiteen.

Klachtonderdeel 1) De oud-notaris is onzorgvuldig te werk gegaan bij het voorbereiden en opstellen van de testamenten van erflaters

Klachtonderdeel 2) De oud-notaris heeft klager onvolledig en onjuist geïnformeerd over het bereik en de omvang van de aangifte erfbelasting

Klachtonderdeel 3) De oud-notaris heeft klager onvolledig en onjuist geïnformeerd over de gevolgen van zuivere aanvaarding van de nalatenschap

3.2 Op het verweer van de oud-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 17 Wna bepaalt dat de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en dat de notaris de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

4.3 Artikel 43 Wna, voor zover hier van belang, bepaalt dat de notaris alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, de verschijnende personen mededeling doet van de zakelijke inhoud daarvan en daarop een toelichting geeft. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien.

4.4.1 Klachtonderdeel 1) De oud-notaris is onzorgvuldig te werk gegaan bij het voorbereiden en opstellen van de testamenten van erflaters.

De kamer overweegt dat bij de uiteenlopende lezingen die klager enerzijds en de oud-notaris anderzijds over de gang van zaken op dit punt geven, hier niet kan worden vastgesteld hoe een en ander destijds precies is gelopen. Niet kan dus worden vastgesteld dat de oud-notaris de ouders van klager onvoldoende heeft bevraagd en/of naar aanleiding van door hen verstrekte informatie hen onjuist heeft geïnformeerd.

Feiten of omstandigheden op grond waarvan de oud-notaris gehouden was zijn werkwijze in dit verband te documenteren en/of dergelijke documentatie naar aanleiding van deze klacht te delen, zijn niet gesteld en niet gebleken. De kamer is daarom van oordeel dat het verwijt dat klager de oud-notaris hier maakt feitelijk niet aannemelijk is geworden. De klacht wordt daarom op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.4.2 Klachtonderdelen 2) en 3) De oud-notaris heeft klager onvolledig en onjuist geïnformeerd over het bereik en de omvang van de aangifte erfbelasting en over de gevolgen van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap

De kamer ziet aanleiding de klachtonderdelen 2 en 3) gezamenlijk te bespreken aangezien deze beiden berusten op het verwijt dat de oud-notaris klager onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd.

4.4.2.1 Klager baseert dit verwijt op het standpunt dat de oud-notaris wist of had kunnen of behoren te weten van het vermogen van erflaters in de Verenigde Staten (VS) en van de gevolgen van deze omstandigheden voor zowel het bereik en de omvang van de erfbelasting als voor de omvang van de aanspraken van de onterfde broer van klager bij een zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Klager verwijst in dit verband naar de e-mail-correspondentie met de notaris op 9 en 12 februari 2018. Hieruit blijkt volgens klager dat klager de notaris wel degelijk van het vermogen in de VS in kennis heeft gesteld en dat de notaris wist van klagers’ veronderstelling dat het vermogen in de VS niet in de Nederlandse aangifte erfbelasting betrokken behoefde te worden.

4.4.2.2 De notaris stelt zich op het standpunt dat bij gebrek aan wetenschap van het vermogen in de VS en bij de aanvankelijke bevestiging door klager van afwezigheid van vermogen in de VS en van de juistheid van de opstelling van het vermogen als omschreven in bijlage I bij het verweerschrift, hij klager in redelijkheid heeft kunnen adviseren de nalatenschap zuiver te aanvaarden. De notaris benadrukt dat hij pas na afgifte van de verklaring van 15 januari 2018 door klager van het vermogen van erflaters in de VS in kennis is gesteld. De e-mail correspondentie waar klager zijn verwijt op baseert dateert van na de verklaring van erfrecht van 15 januari 2018.

Daarnaast stelt de notaris dat de e-mail-correspondentie zoals door klager overgelegd niet volledig is. De e-mails geven daardoor een onjuist beeld van hetgeen de notaris klager geadviseerd zou hebben. Hoe de e-mail-correspondentie wel precies is verlopen kan de notaris (op dit moment) niet zeggen.

4.4.2.3 De kamer overweegt dat ook hier de lezingen van partijen op essentiële punten van elkaar verschillen. Niet kan worden vastgesteld of althans op welk moment de notaris - ook al was hij al langere tijd de huisnotaris van erflaters - over het nagelaten vermogen in de VS is geïnformeerd. Duidelijk is evenwel dat de notaris op enig moment in de afwikkeling van deze zaak wel van het bestaan van dit vermogen in de VS op de hoogte is geraakt.

Vaststaat bovendien dat de oud-notaris vanaf het begin af aan op de hoogte was van de legitieme aanspraken van de onterfde broer ingevolge het Nederlandse testament.

Zodra de notaris op de hoogte geraakte van het vermogen in de VS, was hij dus ook op de hoogte van de uitbreiding van de omvang van de aanspraken van de onterfde broer. Vanaf het moment dat de oud-notaris hiervan wist, mocht de oud-notaris bovendien bekend worden verondersteld met de gevolgen van een en ander voor de aangifte erfbelasting.

De oud-notaris heeft echter op geen enkele manier inzichtelijk of aannemelijk kunnen maken dat hij op een zodanig laat moment in dit dossier van het vermogen in de VS wist dat van hem op geen enkel - uit tuchtrechtelijk oogpunt relevant - moment in de afwikkeling van de nalatenschap in redelijkheid verwacht kon worden dat hij klager (nader) over de erfrechtelijke en fiscale gevolgen daarvan zou informeren. Of in ieder geval overleg met klager zou zoeken om de ontstane situatie te bespreken uitgebreider dan voordien het geval was blijkens de overgelegde zeer summiere e-mails van 9 februari 2018 en 12 februari 2018.

Het verwijt dat klager de oud-notaris in deze klachtonderdelen maakt, is daarom naar het oordeel van de kamer terecht. De klachtonderdelen 2) en 3) worden daarom gegrond verklaard.

4.5 Maatregel

Gezien de aard en de ernst van het verwijt dat de notaris hier gemaakt moet worden, is de oplegging van de maatregel van waarschuwing naar het oordeel van de kamer passend.

4.6 Kostenveroordeling en terugbetaling griffierecht

4.6.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de oud-notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

4.6.2 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;

4.6.3 De kamer ziet voorts gelet op bovengenoemde regelgeving aanleiding klager een vergoeding toe te kennen in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarvoor worden in dit geval 2 punten à € 525,00 met een wegingsfactor 1, derhalve een bedrag van € 1.050,00, toegekend. Eén voor het indienen van de klacht en één voor het bijwonen van de zitting. Voor het feit dat niet alleen de tuchtrechtadvocaat van klager maar ook de advocaat van klager in de civiele procedure de zitting heeft bijgewoond, worden geen extra punten toegekend.

4.6.4 De oud-notaris moet het griffierecht en de kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de oud-notaris.

4.6.5 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en

sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.7 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart klachtonderdeel 1) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel 2) en 3) gegrond;

- bepaalt dat de oud-notaris een waarschuwing bij wijze van tuchtmaatregel krijgt opgelegd;

- bepaalt dat de oud-notaris klager het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 en de gemaakte forfaitaire kosten van € 50,00, alsmede de vergoeding kosten rechtsbijstand van

€ 1.050,00 vergoedt op de wijze als bepaald onder 4.6.4;

- bepaalt dat de notaris de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,00 betaalt op de wijze als bepaald onder 4.6.5.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. F.E.J. Goffin,

mr. G. Venema, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.