ECLI:NL:TNORARL:2021:26 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/380877 / KL RK 20-151

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:26
Datum uitspraak: 14-06-2021
Datum publicatie: 17-06-2021
Zaaknummer(s): C/05/380877 / KL RK 20-151
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft bij het doorgeven van voorstellen over de verdeling van de nalatenschap, klager niet onder druk gezet of meegewerkt aan het scheppen van rechtsongelijkheid ten nadele van klager. De klacht is ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:          C/05/380877 / KL RK 20-151

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[klager]

wonende te [woonplaats]

klager

tegen

[notaris]

notaris te [vestigingsplaats notaris]

gemachtigde: mr. B.R. Buwalda.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht, met bijlagen, van 14 december 2020;

-        het verweer van de notaris van 29 januari 2021;

-        de brief met producties van klager van 6 april 2021.

1.2.       De klachtzaak is ter zitting van 23 april 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris bijgestaan door zijn gemachtigde anderzijds. Allen hebben het woord gevoerd, klager en de gemachtigde aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen.

2.          De feiten

2.1.       Op [2016] is overleden de moeder van klager, [erflaatster].

2.2.       De erfgenamen zijn klager en zijn twee zussen, [zus A] en [zus B] (de laatste hierna: zus van klager). Tot de nalatenschap behoorde een onroerende zaak, banktegoeden en een aantal roerende zaken waaronder een 17de-eeuwse serpentijnstenen beker (hierna: de beker). De beker valt voor 2/3e deel in de nalatenschap van erflaatster.

2.3.       In mei 2016 is de verklaring van erfrecht opgesteld door de notaris waarin klager en de zus van klager als gemachtigden zijn aangewezen. Daarna is er een bespreking geweest tussen de notaris, klager en de zus van klager. De onroerende zaak is in 2016 verkocht en geleverd aan een derde. De banktegoeden zijn verdeeld. Een aantal waardevolle roerende zaken die klager en zijn andere zus onder zich hadden zijn bij de notaris in de kluis in bewaring gebracht. Die bevinden zich daar nu nog steeds.

2.4.       Klager en de zus van klager verschillen van mening over hoe de nalatenschap moet worden afgewikkeld, waarbij met name de beker een strijdpunt is. De notaris heeft vanaf 2016 vele brieven verzonden  naar klager en de zus van klager waarin de voorstellen van hen over onder andere de beker zijn opgenomen.

2.5.       In mei 2019 heeft de notaris aan klager aangegeven zijn werkzaamheden te beĆ«indigen en heeft hij klager geadviseerd om een raadsman te zoeken om de verdeling (via een gerechtelijke procedure) af te dwingen. Op 18 mei 2020 heeft de notaris aan klager weer een brief gezonden nadat hij een bericht had ontvangen van de zus van klager. In die brief staat een voorstel van de zus van klager en de brief eindigt met de vraag of klager zich daarin kan vinden. Na deze brief zijn er weer verschillende brieven tussen klager en de notaris gewisseld, waaronder een brief van 9 oktober 2020, tot het moment dat klager de klacht heeft ingediend.

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Klager verwijt de notaris dat hij partijdig heeft gehandeld en het bedrog van de zus van klager heeft gefaciliteerd. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

-        de notaris heeft in 2016 gehandeld ten gunste van de zus van klager door zijn voorstel tot het inleveren van goederen niet bij haar te effectueren;

-        de notaris heeft in 2016 bij de verkoop van de onroerende zaak de erfgenamen tegen elkaar uitgespeeld om te beletten dat klager een garantie zou krijgen ter voorkoming van onoorbaar gedrag van de zus van klager;

-        de notaris heeft gedurende drie jaar onjuiste beschuldigingen van de zus van klager overgebracht;

-        de notaris heeft gedurende ruim een jaar onjuiste voorwendsels van de zus van klager om de beker aan een museum te schenken overgebracht;

-        de notaris heeft gedurende drie jaar ontkenningen van de zus van klager over door haar verduisterde goederen overgebracht;

-        de notaris heeft gedurende vier jaar kennis gehad van het feit dat de zus van klager er alles aan deed om de door haar ontvreemde goederen buiten de erfenis te houden;

-        de notaris heeft in een brief van 9 oktober 2020 een voorstel van de zus van klager overgebracht waarvan hij wist of althans behoorde te weten, dat dat voorstel enkel gericht was op een stap in een verduisteringsproces.

3.2.       Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.          De beoordeling

4.1.       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.       Artikel 99 lid 21 Wna bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.

De vervaltermijn neemt een aanvang zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is.

4.3.       De kamer overweegt dat voor zover de klacht ziet op handelen van de notaris in 2016 klager daarin niet ontvankelijk is. Zoals klager ter zitting ook heeft erkend is de vervaltermijn van drie jaar als bedoeld in artikel 99 lid 21 Wna verstreken.

4.4.       Klager heeft nog wel aangegeven dat dit handelen in 2016 kan dienen als illustratie voor het latere handelen van de notaris. Daaromtrent geldt het volgende. De kamer overweegt dat de rol van de notaris bij de afwikkeling van de onderhavige nalatenschap enkel faciliterend is. Daarbij moet hij de belangen van alle erfgenamen behartigen. Het is aan de erfgenamen zelf om te komen tot een verdeling van de nalatenschap. De notaris is hierin onpartijdig en kan de verdeling niet afdwingen. Indien erfgenamen niet tot overeenstemming komen over de verdeling van de nalatenschap dan heeft de civiele rechter de bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen op verzoek van een van de erfgenamen.

4.5.       In deze zaak heeft de verdeling van de nalatenschap van erflaatster inmiddels gedeeltelijk plaatsgevonden. De onroerende zaak en de banktegoeden zijn door de erfgenamen verdeeld. Een aantal roerende zaken is geveild, waarna de opbrengst ook is verdeeld. Andere roerende zaken, waaronder de beker, zijn nog niet verdeeld. Met het oog op die (deels nog te realiseren) verdeling heeft de notaris in de afgelopen jaren voorstellen van klager en de zus van klager over en weer doorgegeven. Hij heeft zich daarbij niet inhoudelijk uitgelaten over de voorstellen. Het overbrengen van de voorstellen over en weer was er op gericht om het overleg op gang te houden en om te trachten een oplossing te vinden die de goedkeuring van alle erfgenamen zou krijgen. Uit niets blijkt dat hij geprobeerd zou hebben om klager onder druk te zetten of dat hij heeft meegewerkt aan het scheppen van rechtsongelijkheid ten nadele van klager, zoals klager stelt. In zoverre kan dan ook niet worden geconcludeerd dat hij partijdig is geweest.  

4.6.       Klager heeft in het bijzonder nog twee brieven genoemd waaruit de partijdigheid van de notaris zou blijken, namelijk de brief van 18 mei 2020 en de brief van 9 oktober 2020. In de brief van 18 mei 2020 geeft de notaris het voorstel van de zus van klager om de beker te schenken aan een museum aan klager door. In de brief van 9 oktober 2020 geeft de notaris een voorstel door van de zus van klager om alle goederen die zich op het kantoor bij de notaris bevinden, alsmede de prentbriefkaarten en de postzegelverzameling, te laten veilen. Verder raadt hij klager aan om een advocaat in te schakelen. Volgens klager zou hij door het accepteren van dit voorstel worden bedrogen en zouden er goederen worden verduisterd. De notaris had dit voorstel daarom niet mogen doorgeven. Uit niets blijkt echter dat er sprake is van bedrog of verduistering. Klager en de zus van klager verschillen van mening over wat er met de beker moet gebeuren en daar zagen die voorstellen op. Het was uitstek de taak van de notaris om die voorstellen door te geven. Dat heeft hij gedaan. Het was niet aan hem om daar een keuze in te maken. Van klachtwaardig handelen is geen sprake.  

4.7.       Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht ongegrond verklaren.

5.          De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        - verklaart de klacht ongegrond.

-

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. G.J. Meijer en mr. J.A.H. Bruggemann, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.