ECLI:NL:TNORARL:2021:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/376381 / KL RK 20-110

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:24
Datum uitspraak: 07-06-2021
Datum publicatie: 17-06-2021
Zaaknummer(s): C/05/376381 / KL RK 20-110
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft in deze zaak niet opgetreden als boedelnotaris en op dit punt ook geen misverstand laten bestaan. Klacht op dit punt ongegrond. Ook heeft de notaris, anders dan klager stelt, voldoende voortvarend en zorgvuldig gecommuniceerd. Klacht ook op dit punt ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:          C/05/376381 / KL RK 20-110

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam klager],

wonende te Utrecht,

klager,

tegen

[naam notaris],

notaris te Nieuwegein.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klacht, met bijlagen, van 11 september 2020

-        het verweer van de notaris van 16 oktober 2020

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 29 januari 2020 behandeld, waarbij de notaris is verschenen. Klager is (zonder bericht van verhindering) niet verschenen.

2. De feiten

2.1 In oktober 2015 heeft [E.], moeder van klager, bij de notaris een testament opgemaakt. In dit testament heeft erflaatster haar kinderen tot erfgenaam benoemd en heeft zij de broer van klager, [B.], tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd.

2.2 In juli 2017 is [E.] (hierna: erflaatster) overleden.

2.3 Op 9 augustus 2017 heeft de notaris aan alle kinderen van erflaatster een brief gestuurd met als bijlage een kopie van het testament. De notaris heeft in deze brief gevraagd of zij middels de bij bedoelde brief gevoegde verklaring van aanvaarding, willen aangeven of en hoe zij de nalatenschap van hun moeder willen aanvaarden. Ook is in deze brief vermeld dat de broer van klager tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder is benoemd en dat hij de bevoegdheid heeft geheel zelfstandig over de nalatenschap te beschikken en de nalatenschap te verdelen.

2.4 Op 11 augustus 2017 heeft de notaris een verklaring van executele afgegeven. In deze verklaring is bepaald dat voor zover één van de erfgenamen de nalatenschap beneficiair zou aanvaarden, de nalatenschap niet vereffend behoeft te worden, omdat de zogenaamde ruimschootsverklaring is afgegeven.

2.5 Op 30 augustus 2017 heeft de notaris klager een herinnering gestuurd voor wat betreft een reactie op de brief van 9 augustus 2017.

2.6 Op 6 september 2017 laat de executeur zijn broers en zussen per e-mail weten dat hij voornemens is tot verdeling van de boedel over te gaan. Bij deze e-mail is een inboedellijst gevoegd. Deze e-mail is in afschrift aan de notaris gestuurd.

2.7 Op 18 september 2017 heeft klager de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.8 Op 22 september 2017 laat de executeur de erfgenamen per e-mail weten dat met het oog op de boedelverdeling een bijeenkomst plaatsvindt in het ouderlijk huis op

24 september 2017. In deze e-mail herinnert de executeur de erfgenamen eraan uiterlijk

22 september 2017 hun voorkeuren voor toebedeling op te geven. Deze e-mail is in afschrift aan de notaris gestuurd.

2.9 Eveneens op 22 september 2017 schrijft klager een brief aan de notaris waarin hij (onder meer opmerkt dat de voorgenomen opruiming en ontruiming onrechtmatig is.

2.10 Op 23 september 2017 laat de executeur de notaris weten klager op 6 september 2017 per e-mail en op 22 september 2017 persoonlijk over de werkwijze met betrekking tot de verdeling te hebben geïnformeerd.

2.11 Bij brief van 25 september 2017 heeft de notaris de brief van klager van

22 september 2017 beantwoord en is onder meer ingegaan op de gevolgen van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap:

(…) Onder het huidige recht verliest een executeur, na beneficiaire aanvaarding, zijn bevoegdheden tenzij hij een verklaring aflegt dat de nalatenschap ruimschoots positief is.

Deze verklaring heeft uw broer, […], die in het testament van uw moeder tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder is benoemd, reeds afgelegd. Op grond hiervan behoudt uw broer zijn bevoegdheden als executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

Als afwikkelingsbewindvoerder is uw broer onder meer bevoegd om zelfstandig (zonder medewerking van de andere erfgenamen) te beschikken over de goederen van de nalatenschap van uw moeder. Tot de bevoegdheid tot beschikken behoort ook het verdelen van de nalatenschap. (…)

2.12 Bij brief van 6 oktober 2017 heeft de notaris alle erfgenamen een afschrift van de verklaring van erfrecht.

2.13 Bij brief van 21 februari 2018 laat klager de notaris weten dat hij bezwaar maakt tegen de wijze waarop de notaris zijn taken als boedelnotaris uitoefent.

2.14 Bij brief van 22 februari 2018 laat de notaris klager weten:

“(…) In de nalatenschap van uw moeder treed ik op als betrokken notaris . Uw broer heeft mij in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder verzocht een verklaring van erfrecht op te maken. Daarnaast breng ik op zijn verzoek advies aan hem uit in verband met de door hem, in zijn genoemde hoedanigheid, te verrichten werkzaamheden. In die zin handel ik dan ook niet als boedelnotaris (…)”

2.15 Op 23 februari 2018 zendt klager een brief aan de notaris, die de notaris onder verwijzing naar zijn brief van 22 februari 2018 op 7 maart 2018 beantwoordt.

2.16 Op 9 maart 2018 en op 16 maart 2018 heeft klager nogmaals brieven aan de notaris gestuurd, waarop de notaris bij brief van 22 maart 2018 gereageerd heeft. De notaris heeft klager daarbij nogmaals gewezen op het feit dat hij niet als boedelnotaris van de nalatenschap optreedt. Verder merkt de notaris op dat klager zijn vragen dient te stellen aan zijn broer die als executeur/afwikkelingsbewindvoerder is benoemd.

2.17 Bij brief van 23 maart 2018 heeft klager de notaris nog een brief gestuurd met daarin een aantal opmerkingen over de gang van zaken in de afwikkeling.

2.18 Bij brief van 21 februari 2019 verzoekt klager de notaris om toezending van verschillende afschriften van documenten in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap, zoals het testament en de verklaring voor erfrecht.

Verder spreekt klager de notaris opnieuw aan op een aantal ontwikkelingen in de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris laat klager daarop bij brief van 22 februari 2019 weten dat hij klager de gevraagde afschriften al eerder heeft toegestuurd en dat klager zich verder met zijn vragen over de afwikkeling moet richten tot zijn broer, die de executeur is

van de nalatenschap.

2.19 Op 1 maart 2019 schrijft klager de notaris opnieuw een brief waarin hij dezelfde onderwerpen aan de orde stelt als in zijn eerdere correspondentie. De notaris laat klager daarop bij brief van 5 maart 2019 weten dat klager zich met zijn vragen moet richten tot de executeur van de nalatenschap. Verder laat de notaris klager weten dat hij niet meer zal reageren op correspondentie van klager over hetzelfde onderwerp.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager maakt de notaris verschillende verwijten over zijn rol en opstelling bij de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster. De notaris heeft volgens klager onvoldoende gecommuniceerd over bedoelde afhandeling en is daarbij onvoldoende voortvarend te werk gegaan. Ook is er volgens klager sprake van onzorgvuldige dossiervorming.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De kamer is van oordeel dat de handelwijze van de notaris in de zaak die klager aan de orde stelt geen verwijtbare gedraging(en) in de zin van de hierboven genoemde bepaling oplevert.

4.3 De kamer baseert dit oordeel op hetgeen volgt uit de stukken die in deze procedure over en weer zijn ingebracht.

4.3.1 Uit deze stukken blijkt in de eerste plaats dat de notaris in deze zaak niet heeft opgetreden als boedelnotaris.

De notaris heeft op dit punt ook geen misverstand laten bestaan. In zijn eerste brief aan de erfgenamen op 9 augustus 2017 heeft de notaris duidelijk zijn werkzaamheden in deze zaak omschreven en tevens duidelijk gemaakt wat de taken zijn van de bij testament benoemde executeur en afwikkelingsbewindvoerder. In het verdere verloop van de correspondentie met klager heeft de notaris klager herhaalde malen op consequente wijze gewezen op de eerder beschreven taken van de executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Voor het verwijt van klager dat de notaris zich onduidelijk zou hebben opgesteld voor wat betreft zijn rol bij de afhandeling van de nalatenschap is daarom naar het oordeel van de kamer geen plaats.

4.3.2 Hetzelfde geldt voor het verwijt dat de notaris onvoldoende zou hebben gecommuniceerd of onvoldoende voortvarend te werk zou zijn gegaan. Uit de stukken volgt immers dat de notaris alle brieven van klager inhoudelijk helder en binnen enkele dagen, dus voldoende vlot, heeft beantwoord. Weliswaar heeft de notaris op enkele brieven van klager niet rechtstreeks gereageerd, echter de notaris heeft daarvoor in zijn toelichting op de correspondentie als verwoord in zijn verweerschrift een afdoende verklaring gegeven. De notaris is nu eenmaal niet gehouden telkens opnieuw in te gaan op vragen en opmerkingen waarop hij in een eerder stadium reeds gereageerd heeft.

4.3.3 Voor het verwijt tenslotte dat de notaris een onzorgvuldig dossier zou hebben gevoerd wordt in de stukken geen aanknopingspunt gevonden. De door de notaris overgelegde stukken schetsen immers een chronologisch en ook verder overzichtelijk beeld van het verloop van de zaak.

4.4 De klacht wordt daarom op alle punten ongegrond verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. R.C.C. van Leest,

mr. H-J.T. Vos, mr. H.R. Grievink en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 7 april 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.