ECLI:NL:TNORARL:2021:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/378778/KL RK 20-128

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:19
Datum uitspraak: 26-05-2021
Datum publicatie: 08-06-2021
Zaaknummer(s): C/05/378778/KL RK 20-128
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht met betrekking tot de rol van de kandidaat-notaris die als partijnotaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager betrokken was. De kamer heeft de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:          C/05/378778 / KL RK 20-128

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ],

wonende te [ woonplaats klager ],

klager,

tegen

[ naam kandidaat-notaris ] ,

kandidaat-notaris te [ vestigingsplaats kandidaat-notaris ],

gemachtigde: mr. A.J.C.M. van Acht, advocaat te Oosterbeek.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de kandidaat-notaris genoemd.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht, met bijlagen, van 25 oktober 2020;

-        het verweer, met bijlage, van de kandidaat-notaris van 7 december 2020;

-        de aanvullende stukken van klager van 8 februari 2021;

-        de aanvullende stukken van de (gemachtigde van) de notaris van 18 februari 2021.

1.2.       De klachtzaak is ter zitting van 19 februari 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de kandidaat-notaris met zijn gemachtigde anderzijds. Allen hebben het woord gevoerd, klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen.

2.          De feiten

2.1.       Wijlen mevrouw [ naam erflaatster ] (hierna te noemen: erflaatster) had twee kinderen: klager en mevrouw [ naam van de zus ] (hierna: de zus). De zus woont in Zweden.

2.2.       Erflaatster heeft tijdens haar leven een testament opgemaakt. In het testament is klager benoemd tot enig erfgenaam en executeur van de nalatenschap. Aan de zus is een geldbedrag gelegateerd ter grootte van de helft van de waarde van de woning aan de [ adresgegevens van de woning ] (hierna: de woning), uit te keren in maandelijkse termijnen binnen vijf jaar na het overlijden van erflaatster.

2.3.       Erflaatster is op 20 juni 2019 overleden.

2.4.       Op 24 juni 2019 heeft de zus de kandidaat-notaris benaderd met het verzoek haar te adviseren over de nalatenschap van erflaatster. De zus heeft de kandidaat-notaris, althans het kantoor waaraan de kandidaat-notaris verbonden is, opdracht gegeven om haar als partijadviseur bij te staan.

2.5.       Op verzoek van klager heeft mr. [ A ], als waarnemer van mr. [ B ], een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit die verklaring blijkt dat klager de nalatenschap en de executeursbenoeming heeft aanvaard.

2.6.       De zus heeft de kantonrechter verzocht om verlenging van de driemaandstermijn van artikel 4:73 lid 1 letter c BW. Dit verzoek van de zus is toegewezen. De zus heeft binnen de verlengde termijn besloten het legaat te aanvaarden en een aanvullend beroep op haar legitieme portie te doen.

2.7.       In januari 2020 heeft de zus een onherroepelijke volmacht voor de duur van anderhalf jaar afgegeven aan (onder meer) de kandidaat-notaris om haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster.

2.8.       De uitbetaling van het geldlegaat verliep in eerste instantie via de derdengeldenrekening van het kantoor waaraan de kandidaat-notaris verbonden is.

2.9.       Namens de zus heeft de kandidaat-notaris klager verscheidene malen voorgesteld dat hij zekerheid zou geven voor de betaling van de periodieke uitkeringen. Klager heeft hier niet aan meegewerkt.

2.10.     Omdat klager volgens de zus niet alle opeisbare termijnen had voldaan, heeft de zus in augustus 2020 aan een gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om beslag te leggen op de woning en op bankrekeningen van klager.

2.11.     Klager heeft vervolgens een executiegeschil aanhangig gemaakt. De vorderingen van klager in dat geschil zijn afgewezen.

2.12.     (De advocaat van) klager heeft de zus driemaal een schikkingsvoorstel gedaan. De zus is niet akkoord gegaan met die voorstellen.

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Voor de vaststelling van de klachtonderdelen vormt het klaagschrift het uitgangspunt. Op basis van het klaagschrift valt de klacht uiteen in de volgende onderdelen:

1)     de kandidaat-notaris is onnodige gerechtelijke procedures gestart voor eigen gewin;

2)     de door de zus aan de kandidaat-notaris verstrekte onherroepelijke volmacht is onder druk verkregen;

3)     de uitbetaling van het legaat verloopt onnodig via de derdengeldenrekening van (het kantoor van) de kandidaat-notaris;

4)     de communicatie van de kandidaat-notaris is klachtwaardig;

5)     de beslaglegging is onjuist;

6)     de kandidaat-notaris heeft ten onrechte de door (de advocaat van) klager gedane schikkingsvoorstellen afgewezen.

3.2.       Op de onderbouwing van de klachtonderdelen door klager en het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.          De beoordeling

4.1.       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1

4.2.       Volgens klager start de kandidaat-notaris onnodige gerechtelijke procedures voor eigen gewin. De kandidaat-notaris heeft gedreigd klager als executeur te laten vervangen. Bovendien wilde hij zelfs het testament van erflaatster laten vernietigen, omdat erflaatster niet wilsbekwaam zou zijn geweest ten tijde van het opstellen van het testament.

4.3.       Uit de overgelegde stukken blijkt dat de kandidaat-notaris de zus heeft bijgestaan bij twee gerechtelijke procedures; de termijnverlenging op grond van artikel 4:73 juncto artikel 4:77 BW en het voeren van verweer in het door klager gestarte executiegeschil. Anders dan klager lijkt te veronderstellen, was de zus de procespartij in die procedures en niet de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft de zus slechts bijgestaan en haar standpunt verwoord. Dat hij daarbij klachtwaardig zou hebben gehandeld, is de kamer niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 2

4.4.       Ter onderbouwing voert klager aan dat de zus wordt ‘gegijzeld’ door de kandidaat-notaris. Zij is onder druk gezet en gedwongen om een onherroepelijke volmacht af te geven aan de kandidaat-notaris. Deze volmacht was niet noodzakelijk, omdat de zus volgens klager volledig in staat is om haar belangen te vertegenwoordigen. Ook heeft de zus geen financiële middelen om de kandidaat-notaris als partijnotaris te betalen. Door de volmacht kan de kandidaat-notaris doen wat hij wil en de zus op hoge kosten jagen.

4.5.       Op grond van artikel 99 lid 1 Wna kunnen klachten worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. Klager is geen partij bij de volmacht die de zus aan de kandidaat-notaris heeft afgegeven. Hij kan daarom niet worden aangemerkt als belanghebbende bij zijn klachten over (de totstandkoming en vorm van) deze volmacht. Dit klemt temeer nu klager zelf heeft verklaard dat zijn zus volledig in staat is haar eigen belangen te behartigen. De kamer zal daarom dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

Klachtonderdeel 3

4.6.       Klager stelt dat de uitbetaling van de maandelijkse termijnen van het geldlegaat via de derdengeldenrekening van het kantoor van de kandidaat-notaris onnodig is en enkel extra kosten met zich meebrengt voor de zus. Dit had efficiënter en simpeler gekund, maar is door de inzet van de kandidaat-notaris anders verlopen.

4.7.       De kamer overweegt dat klager buiten de afspraken staat die de zus met de kandidaat-notaris heeft gemaakt over de wijze van uitbetaling van het geldlegaat. Dit betreft uitsluitend de relatie tussen de zus als opdrachtgever en de kandidaat-notaris als opdrachtnemer. Klager is geen belanghebbende op dit punt. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

Klachtonderdeel 4

4.8.       Klager stelt dat de notaris klachtwaardig handelt met zijn wijze van communiceren.

Ter onderbouwing voert klager aan dat hij soms erg lang moest wachten op antwoorden van de kandidaat-notaris, bijvoorbeeld de brief van zijn advocaat van 21 april 2020 die pas na een verzoek om te antwoorden van 20 juni 2020 op 1 juli 2020 door de kandidaat-notaris werd beantwoord. Bovendien weigert de kandidaat-notaris rechtstreeks met klager te spreken en wenst hij alleen via de advocaat van klager te communiceren, waardoor klager op extra kosten wordt gejaagd. Verder stelt klager dat de kandidaat-notaris in zijn pleitnota’s in gerechtelijke procedures constant allerlei leugens over klager vertelt. Hierdoor is sprake van meineed. Tot slot voert klager aan dat de zus alle juwelen van erflaatster heeft meegenomen, een aantal sleutels van erflaatster in haar bezit heeft en onrechtmatig vermogen van de bankrekening van erflaatster heeft onttrokken. Ten onrechte heeft de kandidaat-notaris aangegeven dat voorgaande door de zus wordt ontkend en dat klager kan overwegen aangifte te doen bij de politie als volgens hem sprake zou zijn van strafbare feiten.

4.9.       De kamer overweegt dat de kandidaat-notaris onweersproken heeft aangevoerd dat hij voor de beantwoording van de brief van 21 april 2020 afhankelijk was van de medewerking van de zus. Op 20 juni 2020 heeft de advocaat van klager de kandidaat-notaris verzocht om de brief (alsnog) te beantwoorden. Nu de kandidaat-notaris de brief daarna binnen anderhalve week (alsnog) heeft beantwoord, is naar het oordeel van de kamer geen sprake van een onredelijke lange termijn. De kandidaat-notaris treft dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt op dit punt.

4.10.     De kandidaat-notaris heeft toegelicht dat hij na de mondelinge behandeling van het executiegeschil contact heeft gehad met klager. In dat gesprek begon klager opnieuw over punten die in het executiegeschil thuishoorden. De kandidaat-notaris heeft klager daarom gevraagd om niet in herhaling te vallen en om kort en zakelijk tot de kern te komen. Omdat hij dat niet deed, heeft de kandidaat-notaris aangegeven dat hij het niet zinvol vond om verder op die wijze met klager te communiceren. Ook omdat daardoor de kosten voor de zus onnodig zouden oplopen. De kandidaat-notaris heeft toen per e-mail aan klager bevestigd dat hij met klager zelf enkel per e-mail wilde communiceren, maar dat hij de advocaat van klager ook telefonisch nog te woord wilde staan.

4.11.     Naar het oordeel van de kamer heeft de kandidaat-notaris met deze handelwijze niet klachtwaardig gehandeld, omdat klager per mail nog voldoende mogelijkheden had om rechtstreeks met de kandidaat-notaris te communiceren. Bovendien heeft de kandidaat-notaris voldoende toegelicht waarom hij klager niet meer telefonisch te woord wilde staan, waarbij hij terecht als partijnotaris van de zus haar belangen vooropstelde.

4.12.     Voor wat betreft de veronderstelde leugens en meineed overweegt de kamer dat de kandidaat-notaris terecht heeft aangevoerd dat hij als partijnotaris het standpunt van de zus weergaf. Als die standpunten al onjuist zouden zijn, dan kan de kandidaat-notaris daarvan naar het oordeel van de kamer geen verwijt worden gemaakt. Dat zou nog anders kunnen zijn als de kandidaat-notaris bekend zou zijn of behoren te zijn met die onjuistheid. Daarvan is de kamer niet gebleken.

Klachtonderdeel 5

4.13.     Klager stelt dat de beslagen niet op de juiste wijze zijn gelegd. Ook klopt het bedrag niet waarvoor beslag is gelegd, omdat de kandidaat-notaris volgens klager uitging van een onjuist aantal opeisbare termijnen. Doordat de kandidaat-notaris ten onrechte twee keer voor hetzelfde bedrag beslag heeft gelegd, heeft klager weer extra kosten moeten maken. Toen klager het openstaande bedrag wilde voldoen om het beslag te kunnen opheffen, werd er door de deurwaarder – in opdracht van de kandidaat-notaris – ineens € 5.200 extra in rekening gebracht. Door de beslagleggingen op de bankrekeningen van klager heeft de kandidaat-notaris klager veel schade toegebracht. De relatie van klager met ABN-AMRO en ING is volledig ontwricht. Klager staat onterecht geregistreerd als onbetrouwbaar persoon in verschillende systemen. Hierdoor is klager in zijn eer en integriteit aangetast.

4.14.     De kamer overweegt dat voor zover klager stelt dat de beslagen niet op de juiste wijze zijn gelegd, dit de kandidaat-notaris niet is aan te rekenen nu de beslagen zijn gelegd door de gerechtsdeurwaarder. Voor de overige gestelde onjuistheden heeft de kandidaat-notaris onbetwist aangevoerd dat hierover reeds in het door klager aanhangig gemaakte executiegeschil is beslist. De kandidaat-notaris heeft terecht opgemerkt dat hij er niet toe gehouden was om de zus te weerhouden van het laten leggen van beslag. De zus was bevoegd om beslag te laten leggen, en bovendien heeft de kandidaat-notaris namens de zus klager gewaarschuwd voor verdere maatregelen als klager in gebreke zou blijven bij de voldoening van de opeisbare termijnen. Verder heeft de kandidaat-notaris in zijn verweerschrift toegelicht dat het door klager genoemde bedrag van € 5.200 twee maandtermijnen zijn die in de tussentijd opeisbaar waren geworden.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat de beslagleggingen van invloed zijn geweest op zijn relatie met de ABN-AMRO en ING, overweegt de kamer dat dit de kandidaat-notaris niet kan worden aangerekend.

Gelet op voorgaande zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 6

4.15.     Klager stelt dat de kandidaat-notaris de door hem gedane schikkingsvoorstellen heeft geweigerd, omdat hij bij een schikking en uitbetaling in één keer minder zou verdienen aan de zus.

4.16.     De kamer overweegt dat het aan de zus was om te beoordelen of zij akkoord kon gaan met de gedane voorstellen. Nu zij dit kennelijk om haar moverende redenen niet wenste, kan dit de kandidaat-notaris niet worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom

4.17.     Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de kamer klachtonderdelen 2 en 3

niet-ontvankelijk zal verklaren en de overige klachtonderdelen ongegrond.

5.          De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-        verklaart klachtonderdelen 2 en 3 niet-ontvankelijk;

-        verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mr. D.T. Boks, mr. M.M.M. Oors, mr. S.V. Viveen en mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.