ECLI:NL:TNORARL:2021:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/379278 / KL RK 20-131 C/05/379280 / KL RK 20-132

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:18
Datum uitspraak: 01-06-2021
Datum publicatie: 08-06-2021
Zaaknummer(s):
  • C/05/379278 / KL RK 20-131
  • C/05/379280 / KL RK 20-132
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht heeft betrekking op de grondslag voor de overdrachtsbelasting met betrekking tot de levering van een bepaald registergoed. De kamer heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard en hiertoe het volgende overwogen. De verwijten die klager de notarissen maakt hebben allen betrekking op de leveringsakte waarbij het registergoed door de curatoren in het faillissement van de heer [ X ] aan [ A ] B.V. is geleverd. Klager was betrokken bij de achterliggende geldlening maar niet bij de akte van levering. Alle stellingen die klager heeft ingenomen ten aanzien van de ontvankelijkheid hebben betrekking op de akte van geldlening, maar over die akte wordt niet geklaagd. Anders dan klager ter zitting heeft betoogd, wordt in de akte van levering ook niet aan hem gerefereerd als ‘betrokkene’. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat klager weliswaar was betrokken bij de zaak, maar geen partij was bij de akte die het onderwerp is van onderhavige klacht.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:          C/05/379278 / KL RK 20-131

                           C/05/379280 / KL RK 20-132

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ],

wonende te [ woonplaats klager ],

hierna te noemen: klager,

gemachtigden: [ naam gemachtigde 1 ] en de heer [ naam gemachtigde 2 ],

tegen

1.

[ naam notaris ] ,

notaris te [ vestigingsplaats notaris ],

hierna te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. P. Bergkamp,

2.

[ naam kandidaat-notaris ] ,

kandidaat-notaris te [ vestigingsplaats kandidaat-notaris ],

hierna te noemen: de kandidaat-notaris,

gemachtigde: mr. P. Bergkamp,

De notaris en de kandidaat-notaris worden hierna tezamen genoemd: de notarissen.

 

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht, met bijlagen, ingekomen op 5 november 2020;

-        het verweer, met bijlagen, van de notarissen van 11 januari 2021;

-        aanvullende stukken van de notarissen van 3 maart 2021.

1.2.       De zaak is op de zitting van 15 maart 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klager met zijn gemachtigden enerzijds en de notarissen met hun gemachtigde anderzijds.

2.          De feiten

2.1.       De heer [ X ] was eigenaar van het woonhuis met bedrijfsruimte in [ adresgegevens van het registergoed ] (hierna: het registergoed). De heer [ X ] is op 8 juli 2015 failliet verklaard. De hypotheekhouder, ABN AMRO, heeft vervolgens de executieveiling van het registergoed aangezegd.

2.2.       De heer [ X ] is daarna op eigen initiatief op zoek gegaan naar een koper voor het registergoed om in overleg met die koper in het registergoed te kunnen blijven wonen. De heer [ X ] heeft klager gevraagd behulpzaam te zijn bij het aantrekken van een nieuwe financiering voor het registergoed. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van de besloten vennootschap [ A ] B.V., met de heer [ B ] als enig (middelijk) bestuurder.

2.3.       De curatoren hebben het registergoed voor € 675.000 aan [ A ] B.V. verkocht. Klager heeft twee particulieren bereid gevonden om een financiering van in totaal € 750.000 aan [ A ] B.V. te verstrekken.

2.4.       In september 2017 is het registergoed door [ Y] B.V. getaxeerd op

€ 1.050.000 (marktwaarde leeg en onverhuurd). In het geval van gedwongen verkoop werd de waarde op € 850.000 geschat.

2.5.       Op 6 november 2017 heeft de kandidaat-notaris, als waarnemer van de notaris, zowel de akte van geldlening als de leveringsakte gepasseerd.

2.6.       In de akte van geldlening wordt klager in de considerans bij name genoemd.

2.7.       In de akte van levering staat dat de grondslag voor de overdrachtsbelasting door de kandidaat-notaris als passerend notaris op € 695.075,- wordt bepaald. Dat standpunt wordt niet door [ A ] B.V. gedeeld en uit de akte blijkt dat [ A ] B.V. voornemens was bezwaar te maken tegen de aangifte.

3.          De klacht en het verweer

3.1.       Klager stelt dat de notarissen de taxatiewaarde van het registergoed als uitgangspunt hadden moeten nemen als grondslag voor de verschuldigde overdrachtsbelasting. Doordat de notarissen een te lage grondslag hebben gehanteerd, heeft [ A ] B.V. te weinig overdrachtsbelasting betaald. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)     De notarissen hebben – willens en wetens – een lagere waarde opgenomen in de leveringsakte;

2)     De notarissen hebben in de akte van levering vastgelegd dat [ A ] B.V. aan de bedrijfsruimte en de woning waardes van respectievelijk € 215.473,25 en

€ 479.601,75 toekent, terwijl zij wisten dat [ A ] B.V. nadrukkelijk een andere mening is toegedaan;

3)     De notarissen hebben met hun handelen klager, [ A ] B.V. en de heer [ B ] mogelijk betrokken bij strafrechtelijk verwijtbaar handelen waarop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf staat.

3.2.       De notarissen hebben de klacht gemotiveerd betwist. Zij stellen dat klager niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de klacht bovendien ongegrond is. Op het verweer van de notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 99 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kan een ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Klager heeft er terecht op gewezen dat het belanghebbendebegrip ruim moet worden uitgelegd, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie.

4.2.       Volgens klager is hij belanghebbende omdat hij rechtstreeks betrokken was als adviseur van de heer [ X ]. Klager was de spil bij de voorbereiding van de transactie. Ook wijst klager erop dat hij met naam en toenaam in de akte van geldlening wordt genoemd. Bovendien wordt volgens klager in de aktes gesproken over ‘betrokkenen’ waarbij mede aan klager wordt gerefereerd.

4.3.       Verder stelt klager dat de klacht mede tot doel heeft het op voorhand vermijden van een mogelijke strafrechtelijke en fiscale vervolging, omdat hij met naam en toenaam in de akte van geldlening wordt genoemd. Gelet op zijn verleden heeft klager er belang bij om zich overal van te distantiëren om aan te kunnen tonen dat hij er alles aan heeft gedaan om een strafzaak te voorkomen.

4.4.       Naar het oordeel van de kamer kan klager niet als belanghebbende in het kader van het tuchtrecht worden aangemerkt. De kamer licht dit als volgt toe.

4.5.       De verwijten die klager de notarissen maakt hebben allen betrekking op de leveringsakte waarbij het registergoed door de curatoren in het faillissement van de heer [ X ] aan [ A ] B.V. is geleverd. Klager was betrokken bij de achterliggende geldlening maar niet bij de akte van levering. Alle stellingen die klager heeft ingenomen ten aanzien van de ontvankelijkheid hebben betrekking op de akte van geldlening, maar over die akte wordt niet geklaagd. Anders dan klager ter zitting heeft betoogd, wordt in de akte van levering ook niet aan hem gerefereerd als ‘betrokkene’. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat klager weliswaar was betrokken bij de zaak, maar geen partij was bij de akte die het onderwerp is van onderhavige klacht.

4.6.       De angst van klager om opnieuw betrokken te raken bij een strafrechtelijk onderzoek, maakt ook niet dat hij tuchtrechtelijk bezien als belanghebbende kan worden aangemerkt.

4.7.       Voorgaande leidt tot de slotsom dat klager geen redelijk belang heeft bij onderhavige klacht. Daarom zal de kamer de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

5.          De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-        verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. H.J.T. Vos en

mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.