ECLI:NL:TNORARL:2021:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/374474 KL RK 20-100

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:16
Datum uitspraak: 23-02-2021
Datum publicatie: 04-06-2021
Zaaknummer(s): C/05/374474 KL RK 20-100
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Vaststaat dat de notaris klaagster heeft aangeschreven en telefonisch contact heeft gezocht met klaagster en haar voorafgaand aan de afgifte van de verklaring van erfrecht heeft proberen te horen. Dat dit niet tijdig is gelukt, kan de notaris gegeven ook de verdere omstandigheden in deze zaak, niet aangerekend worden. De notaris heeft gedaan hetgeen in dit geval redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. Verder  begrijpt de kamer dat klaagster bezwaar heeft tegen het feit dat zij erfgenaam aan de verklaring van erfrecht heeft meebetaald. Deze omstandigheid echter ziet op de onderlinge verhouding tussen de erfgenamen en kan de notaris niet tuchtrechtelijk verweten worden

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/374474 / KL RK 20-100

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

tegen

[N.],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 29 juli 2020

-          het verweer van de notaris van 4 september 2020.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 8 januari 2020 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 30 april 2020 is overleden [E.], moeder van klaagster en van de broer en zus van klaagster.

2.2 De notaris heeft op verzoek van de broer van klaagster een verklaring van erfrecht afgegeven.

2.3 Voorafgaand aan de afgifte van de verklaring van erfrecht heeft de notaris op 14 mei 2020 een e-mail gestuurd aan klaagster. Daarin schrijft de notaris onder meer: “(…) Uw zuster (…) benaderde mij in verband met de nalatenschap van uw moeder. Bij controle blijkt uw moeder op 2 februari 1979 een testament te hebben gemaakt. Graag verneem ik van u of u dit testament hebt of dat ik het dien op te vragen in het centraal depot. De nalatenschap zal dienen te worden afgewikkeld en een verklaring van erfrecht opgemaakt. Graag verneem ik van u of u daarmee instemt en samen met de overige erfgenamen aan mij opdracht verleent om dit te doen. (…) “

2.4 Op 8 juni 2020 heeft klaagster een e-mail verzonden aan de notaris. Deze e-mail luidt als volgt: “(…) Tot mijn grote verbazing kreeg ik van de […]bank te horen dat er geld is overgemaakt naar uw rekening. Ik wil hier graag meer over weten. Want volgens mij heeft u geen actieve rol in het behandelen van de erfenis van mijn moeder. (…) “

2.5 De notaris laat klaagster daarop bij e-mail van 8 juni 2020, 09.47 uur weten: “(…) Op verzoek van uw zuster heb ik het opmaken van een verklaring van erfrecht ter hand genomen. Daartoe heb ik u op 14 mei jl om 08.28 u een e-mail gestuurd.

Op deze mail, waarvan de inhoud voor zich spreekt, kreeg ik geen antwoord.

Uw stelling als zou ik geen actieve rol hebben in de afhandeling deel ik derhalve niet. Voor verdere vragen en/of opmerkingen graag contact opnemen met uw broer en/of zuster. (…)”

2.6 Klaagster reageert nog dezelfde dag, om 19.18 uur op deze e-mail : “(…) Graag zou ik van u de verklaring van erfrecht willen ontvangen van [E.]. Aangezien ik hier niet voor heb getekend. En ook de specificaties van de factuur. (…)”

2.7 De notaris antwoordt eveneens op 8 juni 2020, 22.24 uur ’s avonds: “(…) Op verzoek van uw zuster en broer heb ik deze afgegeven aan uw broer. Graag u tot hem richten. In de verklaring van erfrecht heb ik melding gemaakt van het testament en geconcludeerd wie de erfgenamen zijn van uw moeder. Aangezien er haast was geboden en het gegeven dat u niet reageerde, heb ik de verklaring van erfrecht op verzoek van uw broer afgegeven.(…)”.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij heeft gehandeld in strijd met de eer en waardigheid en in strijd met de voorschriften te werk is gegaan. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1) Notaris had klaagster moeten horen op verzoek afgifte verklaring van erfrecht

Klachtonderdeel 2) De notaris heeft klaagster geen afschrift van de verklaring van erfrecht gegeven

Klachtonderdeel 3) Notaris heeft zijn werkzaamheden voor rekening nalatenschap verricht.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klachtonderdeel 1) Notaris had klaagster moeten horen op verzoek afgifte verklaring van erfrecht

4.2.1 Klaagster stelt dat zij aanvankelijk niet bekend was met de e-mail van 14 mei 2020 en deze pas na haar e-mail wisseling met de notaris van 8 juni 2020 in haar spambox terugvond. Klaagster erkent dus dat zij de e-mail van 14 mei 2020 - op een later tijdstip -  heeft ontvangen. Klaagster vindt dat de notaris, ook omdat zijn kantoor niet ver van haar huis is, al voordat klaagster op 8 juni 2020 bij hem informeerde, zelf meer moeite had kunnen en moeten doen om te verifiëren of het bericht van 14 mei 2020 klaagster wel bereikt had.

Klaagster verwijt dat hij zijn werkzaamheden na 14 mei 2020 zo snel zonder een reactie, laat staan instemming van haar kant, heeft voortgezet.

 4.2.2 De notaris stelt zich op het standpunt dat hij met de e-mail van 14 mei 2020 alsmede een vergeefse poging tot telefonisch contact heeft gedaan wat hij moest doen en daar ook niet meer tijd aan kon besteden door klaagster bijvoorbeeld nog een rappel te sturen. Dit laatste ook omdat er volgens de broer en zus haast bij de afgifte van de door hen gevraagde verklaring van erfrecht geboden was, omdat er sprake zou zijn van verduistering van gelden uit de nalatenschap. Bovendien had de zus van klaagster de notaris laten weten dat zij en haar broer ook geen contact kregen met klaagster, zodat de notaris klaagster dus ook langs die weg niet kon bereiken.

4.2.3 De kamer overweegt als volgt. Vaststaat dat de notaris klaagster heeft aangeschreven en telefonisch contact heeft gezocht met klaagster en haar voorafgaand aan de afgifte van de verklaring van erfrecht heeft proberen te horen. Dat dit niet tijdig is gelukt, kan de notaris gegeven ook de verdere omstandigheden in deze zaak, niet aangerekend worden. De notaris heeft gedaan hetgeen in dit geval redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. De klacht treft daarom op dit onderdeel geen doel.

4.3 Klachtonderdeel 2) De notaris heeft klaagster geen afschrift van de verklaring van erfrecht  gegeven

Uit het bovenstaande volgt dat de klacht ook op dit onderdeel geen doel treft. De notaris heeft van klaagster immers in eerste instantie geen reactie ontvangen op de vraag of zij toestemming zou geven of (mede) opdracht zou verlenen om de verklaring van erfrecht af te geven. Vervolgens heeft de notaris ook uitgelegd waarom hij klaagster geen (afschrift van de) verklaring heeft gestuurd en dat klaagster deze bij haar broer of zus zou kunnen opvragen. De omstandigheid dat dit voor klaagster geen (aantrekkelijke) optie was vanwege het gebrek aan contact met haar broer en zus, is een privé-omstandigheid waarvan de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

4.4 Klachtonderdeel 3) De notaris heeft zijn werkzaamheden voor rekening van de nalatenschap verricht

Uit de stukken volgt dat de notaris zijn factuur heeft gestuurd aan de broer van klaagster. Niet is gebleken dat de notaris heeft gefactureerd ten laste van de nalatenschap of er anderszins op heeft gestuurd dat hij voldaan zou worden uit de nalatenschap. De kamer begrijpt dit klachtonderdeel daarom zo dat klaagster het oneens is met het feit dat zij, doordat de factuur van de notaris uit de nalatenschap is betaald, als erfgenaam aan de verklaring van erfrecht heeft meebetaald. Deze omstandigheid echter ziet op de onderlinge verhouding tussen de erfgenamen en kan de notaris niet tuchtrechtelijk verweten worden. De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.5 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht (op alle onderdelen) ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mrs. M.C.J. Heessels en G. Venema, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter mr. M.J.C. van Leeuwen ondertekend en in het openbaar uitgesproken op

23 februari 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.